Hoorcolleges Taalkunde
College week 1
Taalwetenschap is een wetenschappelijke studie die zich bezighoudt met het bestuderen van talen.
Het doel is daarbij het creëren van regels die van toepassing zijn op zo veel mogelijk talen.
Taaluniversa zijn eigenschappen die door alle natuurlijke, menselijke talen worden gedeeld.
Alle talen bestaan uit kleine elementen. In gesproken talen zijn dit klanken, en in
gebarentalen zijn dit onder meer handvormen. Uit die kleine elementen worden grotere
eenheden, woorden of gebaren, opgebouwd. Deze woorden worden gecombineerd om
zinnen te vormen.
Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers
In alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen stellen en bevelen
geven
Alle talen hebben woorden voor ZWART en WIT en DONKER en LICHT
Deze eigenschappen, die door alle talen worden gedeeld, worden wel universa genoemd. ‘Alle talen
bestaan uit kleine elementen. In gesproken talen zijn dit klanken, en in gebarentalen zijn dit onder
meer handvormen. Uit die kleine elementen worden grotere eenheden, woorden of gebaren,
opgebouwd. Deze woorden worden gecombineerd om zinnen te vormen’: het principe van
compositionaliteit. Woorden hebben elk afzonderlijk een bepaalde betekenis en ieder woord is
opgebouwd uit klanken die maken dat een woord onderscheiden kan worden van andere woorden.
Een fenomeen waarbij talige eenheden van een bepaald type eenheden van hetzelfde type bevatten
staan bekend als recursie (zinsdelen beginnen met dezelfde woordsoort).
Een voorbeeld: de banden van de wielen van de fiets van Piet van pa zijn zojuist gepasseerd en de
hond van de man met de hoed zonder veer.
Veel taalregels hebben wij geleerd toen we jong waren, maar deze regels kunnen we niet uitleggen.
Taalgebruikers hebben de kennis om taal te begrijpen en te produceren maar kunnen niet uitleggen
hoe het systeem werkt. Daarom noemen we de kennis abstract en onbewust.
Elke taal wordt gebruikt voor algemene communicatie. Mensen kunnen in een natuurlijke taal in
principe over alles communiceren wat binnen hun ervaringswereld ligt. Per onderwerp maakt men
gebruik van verschillende jargons: in een gesprek over voetbal worden hele andere woorden gebruikt
dan in een gesprek over het bestuur van Nederland. De verschillende jargons of vaktalen zijn echter
wel onderdeel van de natuurlijke taal als geheel en maken ook voor een belangrijk deel gebruik van
dezelfde grammatica.
Talen hebben een bepaalde structuur. De regels waaraan de zinnen van een taal moeten voldoen, is
de grammatica van de taal.
Talen kunnen zeer divers zijn qua structuur. Er wordt gezegd dat alle talen dezelfde grammatica
hebben, alleen dat er marginale verschillen zijn.
1
,Voorbeelden van andere talen:
Dierentaal
Computertaal
Kunsttaal: Esperanto (doel om volken dichter bij elkaar te brengen)
Non-verbale communicatie
Menselijk taalgebruik is een kwestie van samen handelen: mensen stemmen hun taalgebruik af op de
gesprekspartner, die weer reageert op de ander. Er is dus sprake van interactie. Mensentaal is ook
spontaan, mensen kunnen elk moment over van alles en nog wat praten. Mensentaal is ook
onafhankelijk van het hier en nu, wij kunnen in onze taal liegen als we willen.
Mensentaal is creatief omdat we met de regels waar we over beschikken steeds nieuwe, mogelijk
unieke zinnen kunnen maken.
Tenslotte is mensentaal grotendeels willekeurig of arbitrair wat betreft de relatie tussen vorm en
betekenis/inhoud van de boodschap.
Er zijn wel enkele uitzonderingen op de willekeurigheid in de menselijke taal, bijvoorbeeld in
onomatopeeën. Dit zijn klanknabootsende woorden zoals kuleleku, niezen, sissen, slurpen en
tsjilpen, waarvan de vorm de betekenis in zekere mate weerspiegelt.
Kenmerken van natuurlijke, menselijke taal:
Universela
Compositionaliteit
Creativiteit
Samen handelen
Spontaniteit en los van het hier en nu
Verwerving door kinderen
Arbitrair
Uitzondering hierop zijn onomatopeeën.
Talen hebben dus een gemeenschappelijke basis maar ze kunnen in veel aspecten verschillen, met
name wat betreft hun structuur.
Talen hebben een gemeenschappelijke basis maar ze kunnen in veel aspecten verschillen. Talen
kunnen we indelen in twee groepen:
Gesproken taal
Modaliteit: geuit door gebruik van tong, lippen en stembanden en gehoord door het oor
Gebarentaal
Modaliteit: visuele modaliteit, gebarentaal wordt gezien en gebaarders gebruiken hun
handen.
Taal is van wezenlijk belang voor het functioneren van de mens. Wie mensen wil begrijpen, moet ook
taal als verschijnsel begrijpen.
Grammatica
2
, Descriptieve grammatica
Beschrijft regels van alle varianten van taal, niet alleen de standaardvorm
Prescriptieve grammatica
Voorschrijft welke vormen van taal goed zijn en welke niet
Linguïstische niveaus (taalwetenschap in verschillende deelgebieden:)
Morfologie woordniveau
Syntaxis zinsniveau
Fonologie klankniveau
Semantiek betekenisniveau
Pragmatiek tekstniveau/interactie
Je hebt spraakinput, daarna het cognitieve systeem en daarna spraakoutput.
Spraakinput
Taal begrijpen
Cognitief systeem
Kennis van de wereld, mentaal lexicon (georganiseerd als netwerk, na gerelateerd woord
snelle herkenning), kennis van taal, kennis van taalgebruikssituaties. Alle kennis en vermogen
van taal.
De mate waarin woorden sneller worden herkend staat betkend als het priming effect.
Spraakoutput
Spreken
Beschadiging in het voorste deel van de hersenen: tast voornamelijk het spreken aan, terwijl het
begrijpen relatief intact blijft.
Beschadiging in het achterste deel van de hersenen: leidt tot stoornis in het begrijpen van taal. De
taalproductie is nog wel normaal, wat betreft het spreektempo en de zingslengte. Het probleem is
dat klanken of verwante betekenissen worden verwisseld.
Deze voorbeelden laten zien dat verschillend gebieden in de hersenen verbonden kunnen worden
met verschillende taalfuncties. Taalstoornissen die het gevolg zijn van hersenbeschadiging,
bijvoorbeeld door een beroerte of ongeluk, noemen we afasie.
3