Clara Asscher-Pinkhof- De danseres zonder benen
Feitelijke gegevens
1970
172 pagina’s
Uitgeverij: Kok Kampen, 1997
De droom
De Danseres zonder benen roept de droom op van lang geleden. Een droom waarin de schrijfster een
danseres zag die met haar hele wezen de dans uitdrukte, maar bij wie het belangrijkste instrument,
de benen, ontbrak.
Ze ziet zichzelf als deze danseres: toen haar man op jonge leeftijd stierf, werd haar het belangrijkste
instrument om zichzelf te uiten in haar leven ontnomen.
Haar oorspronkelijke leed wordt, in de tijd van de Tweede Wereldoorlog, verweven met het leed dat
over alle Nederlandse Joden kwam.
Met haar lotgenoten droeg ze de Jodenster, werd ze weggevoerd naar de kampen van de vijand. Als
door een wonder bevrijd, bereikte ze Israël, waar dit boek geboren is.
Een aangrijpend boek, dat in de naoorlogse literatuur op eenzame hoogte staat.
Samenvatting
Als Clara nog klein is, begint ze al met dingen opschrijven die ze niet durft te zeggen. Ze heeft ook
veel fantasie. Ze wil later onderwijzeres worden, net als Roza, haar nicht met wie ze veel optrekt. De
families van haar en Roza gaan elke Sabbath-middag naar de opa van Roza. Hij ziet er streng uit en
Clara gebruikt hem in haar fantasie als haar geweten. Kort daarna gaat ze naar het Barmitswa-feest
van haar neef. Daar ziet ze Avraham voor het eerst. Hij is de Joodse leraar van haar neef. Als haar
vader later een boek vanuit het Latijn moet vertalen en Avraham hem daarbij helpt, ontmoet ze hem
weer. Ondertussen studeert ze voor onderwijzeres. Als ze geslaagd is, wordt ze onderwijzeres in het
dorpje Deil aan de Linge in de Betuwe. Als ze in het weekend naar huis gaat, ontmoet ze Avraham
vaak in de trein. Later kan ze in Amsterdam les gaan geven. Daar zijn gevluchte Zionisten uit Belgie
(WO1) waarmee de Nederlandse Zionisten waaronder Clara, een jeugdvereniging oprichten, waarbij
ze ook les krijgen in het Hebreeuws en in het bijbelboek Jesaja. De leraar is Avraham. Hoe ze elkaar
gevonden hebben, staat niet in het boek geschreven. Tijdens hun verloving zien ze elkaar haast niet,
want zij zit in Amsterdam en hij in Groningen. Later wordt hij rabbi in een getto, waar het slecht aan
toe is. Clara en Avraham proberen er zo veel mogelijk voor te doen. Vlak voordat ze gaan trouwen,
wordt Avraham gekozen voor rav (opperrabbijn) in Groningen. In diezelfde tijd krijgt hij voor het
eerst de pijnaanvallen, waaraan hij jaren later sterft. Na hun trouwen gaan ze naar Groningen. Ze
krijgen 6 kinderen: Eli en Menachem, een tweeling, Jitschak, Meier, Roza en Fieke. Vanaf de dood van
hun burgemeester leeft Clara in angst om Avraham. Ze is bang dat hij ook sterft doordat hij te hard
werkt en daardoor weer pijnaanvallen heeft. Als Clara in verwachting is van Fieke, moet Avraham
voor onderzoek naar Amsterdam. Ze mag 1 keer in de maand naar hem toe. In hetzelfde ziekenhuis
sterft Avrhams zusje Fieke. Clara wil haar kind naar haar vernoemen. Als Avraham nog in A’dam ligt,
wordt Fieke geboren. Avrham moet naar Zwitersland om op te knappen. Daar besluiten de artsen
hem te opereren. Samen met Fieke reist Clara naar hem toe. De dag voor de operatie komen ze aan.
Clara weet dat dit de laatste keer is dat ze Avraham levend zal zien. Na de dood van Avraham wil
Clara’s familie dat ze bij hen in Amsterdam komt wonen met de kinderen. Maar Clara wil in
Groningen blijven; haar familie beknelt haar, ze wil alleen haar kinderen opvoeden, samen met de
ex-gemeente van Avraham. Nu verandert haar leven compleet. Voor haar kinderen blijft ze dezelfde,
maar als ze alleen is voelt ze de eenzaamheid en het gebrek aan iemand waar ze alles aan kwijt kan.
, Ze mist Avraham. Na een paar jaar sterft ook de moeder van Avraham. Clara ziet haar als een bode
tussen haar en Avraham. Maar als ze gestorven is, weet ze dat ze zich dit alleen maar verbeeld heeft.
Al die jaren voor de Tweede Wereldoorlog heeft ze veel boeken geschreven. In november 1939
vertrekt Roza naar Palestina om daar Hebreeuws te studeren en een verpleegstersopleiding te
volgen. Menachem studeert op het conservatorium in Amsterdam. Meier studeert Chemie in
Groningen. Dan begint de oorlog. Eli zit in het leger. Als Nederland zich overgegeven heeft, komen Eli
en Menachem weer bij Clara.
Twee jaar later hoort ze dat er gebrek is aan Joodse leraren in Amsterdam. Met Fieke vertrekt Clara
naar A’dam om daar les te geven. Daarmee breekt ze met de tastbare herinneringen aan Avraham
die ze al jaren in Groningen gekoesterd heeft. Eli en Menachem gaan trouwen. Eli met Flory en
Menachem met Tamar. Ze denken dat dit tegen deportatie helpt. Toch worden Menachem en Tamar
opgeroepen. Ze gaan. Jitschak en Meier zijn ondertussen ondergedoken. Clara gaat ’s nachts in de
Hollandse Schouwburg helpen. Daar worden de Joden die uit hun huizen zijn gehaald, heengebracht
om verder gedeporteerd te worden naar Westerbork. Dit werk beschermt haar voorlopig tegen
deportatie.
Clara is wel moe en futloos geworden. Kurt, een professor en vriend, geeft haar het laatste duwtje
om weer te gaan schrijven. Clara begint aan haar boek ‘Sterrekinderen’.
Dan duikt Fieke, die nog bij haar woonde, onder. Zelf wordt Clara bij een razzia opgepakt. Eerst gaat
ze naar Westerbork. Na een week komt ze daar als leidster in de wezenbarak terecht. Een paar
maanden later komen ook haar ouders en drie van haar broer in Westerbork. Haar vader sterft er,
haar broers worden verder getransporteerd en vergast. Op een keer komt er met een transport een
meisje van 4 jaar aan: Mindeltje. Haar ouders zitten in Palestina en hebben haar niet mee kunnen
nemen. Omdat ze alleen is, komt ze bij Clara in de wezenbarak. Clara stelt het tot haar taak om
Mindeltje veilig bij haar ouders in Palestina te brengen. Ze krijgt het voor elkaar om samen met haar
in het uitwisselingskamp Bergen-Belsen te komen. Mindeltje komt op Clara’s naam te staan. De
Duitsers hebben de Joden wijsgemaakt dat ze via Bergen-Belsen naar Palestina kunnen, maar dat is
dus niet waar. Het is er nog erger dan in Westerbork. Clara en Mindeltje komen in een barak voor
moeders met kinderen uit het Amsterdamse getto terecht. Clara’s moeder die ook meegegaan is,
komt in een andere barak. Ondertussen schrijft Clara in haar gedachten verder aan ‘Sterrekinderen’.
Het begin heeft ze, toen ze nog niet gepakt was, aan haar uitgever gegeven. In haar barak gaat het
helemaal fout met de leidster. Ze wordt afgezet en Clara en nog een andere vrouw volgen haar op.
De stemming wordt een stuk beter. Clara heeft Palestina-papieren, omdat Roza daar zit. Daarom
wordt ze genoemd voor een uitwisselingstransport naar Palestina. Ze zullen worden uitgewisseld
tegen Duitse krijgsgevangenen. Ook 2 van haar broers en 2 van haar zwagers en Mindeltje staan op
de lijst. Clara wil het ook voor elkaar krijgen dat haar moeder mee mag en dit lukt. Eerst moeten ze
nog een tijd gescheiden van degenen die niet genoemd zijn, wachten. Dan mag er een gedeelte naar
Palestina. Mindeltje zit er bij, maar Clara en haar familie niet. Een familielid van hen is een
diamantenkoning en die willen de Duitsers te pakken krijgen. Clara’s moeder mag wel mee nadat
Clara een verzoek voor haar heeft ingediend om haar toch op de lijst te zetten. Het duurt nog weken
voor ze echt weggaan. Op het allerlaatste moment mag Clara toch mee, omdat er een paar
uitgevallen zijn.
Met de trein reizen ze naar Palestina en daar komen ze weer in een kamp terecht. Na een paar dagen
mag Clara Mindeltje aan haar ouders teruggeven en mag ze zelf met een taxi naar Jeruzalem, naar
Roza. Een dag later gaat haar moeder naar haar zus in Tel Aviv. Als Clara Roza weer terugheeft en ze
samen bij mensen in huis wonen, knapt ze helemaal af. Na een paar maanden als het weer beter gaat
met haar, schrijft ze ‘Sterrekinderen’ af. Ook krijgt ze bericht dat Meier, Fieke, Eli en Flory nog leven.