Arthur Japin- De zwarte met het witte hart
Feitelijke gegevens
53e druk, 2010
387 pagina's
Uitgeverij: De Arbeiderspers
Flaptekst
In 1837 worden Kwasi en Kwame, twee Afrikaanse prinsjes, aan koning Willem I geschonken als
onderpand voor de illegale slavenhandel van de Nederlandse regering. In Delft worden de zwarte
jongens als Hollanders opgevoed. Terwijl Kwasi zich uit alle macht aanpast en een echte Nederlander
wil worden, vecht Kwame om zijn Afrikaanse identiteit te behouwen en op een dag te kunnen
terugkeren naar zijn volk.
Jaren later, aan het begin van de twintigste eeuw, kijkt de bejaarde prins Kwasi Boachi vanaf zijn
Javaanse theeplantage terug op hun buitengewone levens. Pas dan ontdekt hij het complot waarmee
de Nederlandse regering zijn Indische carrière heeft gedwarsboomd.
Eerste zin
De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet zwart. Ik was op veel manieren anders dan de mensen
om mij heen, maar donkerder was ik niet.
Samenvatting
De zwarte met het witte hart bestaat uit vijf delen. In deel één en twee is zowel het heden en het
verleden beschreven, in de rest van het boek gaat het enkel over het verleden. Hieronder wordt per
deel weergegeven wat het verhaal is.
Deel één
In 1900 woont Kwasi Boachi al bijna een halve eeuw op het eiland Java. Hij is dan bijna 73 jaar oud.
Hij slijt zijn dagen in het district Buitenzorg waar een van de oude slaven voor hem zorgt, namelijk
Ahim. Adeline Renselaar wil zijn jubileum vieren, maar hier ziet Kwasi tegenop. Toch wekken haar
plannen gedachten op het verleden die hij vervolgens beschrijft in zijn dagboeken. Uiteindelijk stemt
hij toch in met de plannen om zijn jubileum te vieren, ondanks dat hij het geen prettig idee vindt.
Allereerst vertelt Kwasi dat hij in Goudkust is geboren, opgevoed werd in Delft en nu op Java woont.
Daarbij leeft hij nu voor zijn drie kinderen die uit de vrouwen zijn geboren die bij hem op de plantage
werken.
Het is 1836 wanneer er een handelsdelegatie aanwezig is in de stad Kumasi, dit ligt in de Goudkust.
Kwasi en Kwame zijn dan 10 jaar oud. De prinsen zijn onafscheidelijk sinds de broers van Kwasi zijn
meegegeven aan een Engelse gazent. Van Drunen, de adjunct-commissaris van de Nederlandse
zending, beschrijft in zijn reisverslag hoeveel moeite het kost om de vader van Kwasi, namelijk Kwaku
Dua te spreken. Verveer is hierbij ook aanwezig. Er wordt hier een contract opgesteld: in ruil voor
vuurwapens voor Ashanti, krijgt Holland ieder jaar duizend mannelijke rekruten. Terwijl deze
onderhandelingen bezig zijn, vermaken de prinsjes zich met spelletjes. Al vrij snel blijkt dat Kwaku
hen naar Nederland stuurt als onderpand voor de illegale slavenhandel van de Nederlandse regering.
De opdracht is om ‘witte kennis mogen gaan vergaren’, maar zij dienen alles achter te laten. Op 24
april 1837 vertrekken Kwasi en Kwame per schip met de Hollandse handelsdelegatie naar Nederland.
Deel twee
Wanneer Kwasi en Kwame in Nederland aankomen, leven zij eerst in een kazerne te Hellevoetsluis. In
het najaar worden zij ondergebracht op de kostschool van Van Moock in Delft. Hier maken ze
intensief kennis met het Nederlandse leven en cultuur. Kwasi wil nergens voor onderdoen in
, vergelijking met zijn Nederlandse leeftijdsgenootjes. Kwame ergert zich ongelofelijk aan de
veranderingen ten opzichte van zijn thuis. Meneer Van Moock geeft de neefjes dagelijks bijles, zodat
ze gauw hun taalachterstand wegwerken. Echter is dit niet genoeg om aan de sluiten bij Kwasi’s en
Kwame’s leeftijdsgenootjes, want zij vormen een front tegenover hen. Kwasi wordt gedwongen door
klasgenoot Verheeck op de vraag ‘Wat ben je?’ te antwoorden: ‘Ik ben een domme, vieze, vuile
zwartjakker’. De enige vriend die Kwasi wel heeft, is Cornelius de Groot. Hij wil helpen om de prinsen
te verdedigen tegenover de pesterijen. Kwasi wil hier iets niets van weten, maar als hij erachter komt
dat Kwame ook wordt lastiggevallen, schakelt hij de hulp van Cornelius in.
In de tijd dat Kwasi en Kwame op de kostschool zitten, wordt er een schilderij van hen met Verveer in
het midden gemaakt, bestemd voor Kwaku. Tijdens een van de sessies, komt grootvorstin Anna
Paulowna langs samen met haar dochter Sophie. Kwasi en Kwame worden uitgenodigd voor een
Sinterklaasviering en de verjaardag van de kroonprins in Scheveningen. Het feest is echter niet echt
een succes, hoewel Kwasi en Sophie wel vrienden worden. Ook leidt het ertoe dat de jongens zich
nog meer terugtrekken vanwege jaloezie van hun klasgenoten. Kwasi wordt tevens ziek, waarna
bronchitis wordt geconstateerd.
Deel drie
De band tussen Kwasi en Kwame wordt steeds slechter, aangezien Kwame het enkel wil hebben over
hun vaderland. De prinsjes hebben nog veel contact met Sophie, die erg geïnteresseerd is in hun
verhalen. Als Sophie’s broer Willem III gaat trouwen, en haar moeder daar niet bij wilt zijn, houdt zij
haar moeder thuis gezelschap. Ze nodigt de neefjes uit, ook omdat ze dan (voor het eerst) Kwame’s
verjaardag kunnen vieren. Kwame gedraagt zich echter verschrikkelijk, waar Kwasi zich voor schaamt.
Na een bezoek aan het circus waar blijkt dat er zwarte mensen worden getoond ‘in hun natuurlijke
toestand’. Hierna zondert Kwame zich nog meer af van Kwasi (en Sophie), zeker als Kwasi accepteert
om zwarte piet te spelen op sinterklaasfeesten. Kwasi en Kwame slapen vanaf dit moment ook niet
meer samen. Kwasi ontwikkelt daarna gevoelens voor Sophie die hij tevens uit naar haar. Ze reageert
hier niet echt op, maar later blijkt dat zij is uitgehuwelijkt aan de Erfgroothertog van Saksen-Weimar.
Op 8 oktober zwaaien beide prinsen Sophie uit.
In september wordt Kwasi samen met medestudenten overvallen en ‘gegijzeld’. Hun belagers laten
ze vernederende handelingen uitvoeren. In plaats van Cornelius dat te laten doen, doet Kwasi het
voor hem. Hun band verbetert hierdoor echter niet. Wanneer Kwame een jaar na Kwasi ook wordt
toegelaten tot de Koninklijke Akademie, gaan beide prinsjes met vrienden naar een bordeel waar zij
zich niet op hun gemak voelen. Onderweg naar huis komen zij Cornelius tegen die ruzie maakt met
een prostituee en Kwasi springt tussen beide. Dit wordt hem niet in dank afgenomen, waarop enkele
dagen Kwasi op een ruwe manier wordt beroofd en mishandeld door Cornelius en zijn vrienden.
Kwame treedt uiteindelijk toe tot de Militaire Akademie tot ieders verbazing. Kwasi wordt verkozen
tot het nieuwe erelid van het dispuut De Vijf Kolommen. Met zijn speech maakt hij Kwame totaal
overstuur, aangezien Kwasi een negatief beeld van zijn oude volk schetst. Die avond krijgt Kwasi ook
zijn portret. Hij komt erachter dat er, afhankelijk van de lichtinval, twee jongemannen te zien zijn:
een blanke met een zwarte schaduw en een donkere met een witte zielenschim.
Deel vier
In dit deel wordt weergegeven dat Kwame terugkeerde naar West-Afrika. In brieven van 31 oktober
1847 tot 21 februari 1850 die hij schreef naar Kwasi, wordt duidelijk hoe zijn visie is en wat hij
meemaakt. Kwasi was op dit moment aan het studeren in de buurt van Sophie, namelijk in Freiberg
in Weimar. Kwame is ontzettend blij om terug te zijn in zijn vaderland en het liefst zou hij hebben dat
Kwasi ook terug zou keren. Kwame verblijft in hetzelfde kamertje in fort Elmina waar zij ook sliepen
op de nacht voor hun vertrek naar Nederland. Het portret van de twee prinsjes hangt in de eetzaal,