Uitgewerkte leerdoelen
Inleiding staatsrecht
Gemaakt door: Lin Lindenbergh
Universiteit: Open Universiteit
Opleiding: Bachelor Rechtsgeleerdheid
Schooljaar: 2020 – 2021
Lin Lindenbergh
Inleiding staatsrecht
1
Open Universiteit
, Leerdoelen leereenheid 1: De staat
Het essentiële onderscheid tussen het publiek- en het privaatrecht uitleggen
Privaatrecht Publiekrecht
Privaatrecht Strafrecht, staats- en bestuursrecht
Houdt zich bezig met de juridische relatie van Houdt zich bezig met de verhouding tussen overheid
burgers onderling. en burgers en tussen overheidsinstanties onderling.
Privaatrechtelijke handeling overheid: meestal Rechtshandelingen zijn meestal eenzijdig bindend,
tweezijdig bindend. soms tweezijdig.
Bijv.: Uitgifte van bouwrijpe grond door een Tweezijdig: Gemeenschappelijke regeling tussen
gemeente aan een burger die daarop een huis wil gemeenten. Bijv. op gebied van jeugdzorg of sluiten
gaan bouwen. van een verdrag.
Uitleggen waarom bindende overheidsbeslissingen noodzakelijk zijn maar ook een problematisch karakter
hebben
Bindende overheidsbesluiten zijn noodzakelijk:
- Om voorzieningen te treffen die de gemeenschap reguleren.
- Omdat het in een samenleving nodig is dat er eenzijdig bindende besluiten worden opgelegd en
hiervoor is de overheid nodig.
- Om te voorkomen dat zwakkere in de samenleving de dupe worden of dat gemeenschapsbelangen
worden aangetast.
Problematische karakter van bindende overheidsbesluiten:
- Sommige bindende overheidsbesluiten zijn maatschappelijk omstreden.
- Alle eenzijdige bindende besluiten zijn problematisch, omdat eenzijdige binding inhoudt dat zij
rechtsposities beheersen onafhankelijk van de vraag of betrokkenen daar individueel mee kunnen
instemmen.
De aard van het vorstelijk gezag in Middeleeuwen beschrijven
In de middeleeuwen was er een theorie, de theocratische leer waarbij de vorst de hoogste instantie, de
soeverein, om hij in naam van God regeert. De maatschappij is een hiërarchische ordening, waarbij alle macht
en recht geconcentreerd is bij de vorst als vertegenwoordiger van God. Omdat de vorst de bron van alle macht
en recht is, staat hij boven de wet en kan daarom de wet nooit schenden.
Daar tegenover stond de visie dat de vorst slechts beperkte bevoegdheden had. Zijn bevoegdheden werden
begrensd door onveranderlijke, uit de natuur vloeiende rechtsbeginselen (natuurrecht: geheel van regels en
principes die universele geldigheid hebben en daarom voor iedereen gelden) en mochten alleen worden
toegepast voor het welzijn van de gemeenschap. Volgens John Locke en Thomas van Aquino was verzet tegen
de tiran dan ook geoorloofd omdat deze niet is gericht op algemeen welzijn, maar op privébelang van de
bestuurder.
In de praktijk was er het feodalisme. Dit stelsel werd gekenmerkt door een sterke band tussen de leenheer en
de leenman (vazal), die bestaat uit wederzijdse rechten en plichten en die als een contractuele relatie
beschouwd kan worden.
Thomas van Aquino: 1255 – 1275
Het proces van de staatsvorming na de Reformatie aanduiden
De hervorming in de 16e eeuw vernietigt de geloofseenheid, de op de waarheid van de christelijke godsdienst
gebaseerde eenheid van West-Europese volkeren (de res publica christiana) waarvan de paus en de keizer de
leiders waren. Dit leidt ertoe dat de staat (vorst & koning) zich steeds meer kan ontwikkelen tot de hoogste
macht binnen het grondgebied (interne soevereiniteit).
Lin Lindenbergh
Inleiding staatsrecht
2
Open Universiteit
, Door de hervorming ontstonden er godsdienstoorlogen in verschillende landen. De meeste politieke denkers
zien als enige remedie voor deze chaos de versterking van de macht van de vorst. Zijn hoofddoel is dan niet het
handhaven van de religieuze waarheid, maar het waarborgen van een vreedzame politieke ordening. Dit kan
alleen als de vorst aan de volgende condities voldoen:
- Hij dient van andere machten afhankelijk te zijn.
- Hij moet de bevoegdheid hebben nieuw recht te creëren (zelfs tegen het gewoonte recht in)
- Hij moet zich niet met een van de partijen identificeren, maar elk van hen een minimum aan
levensruimte gunnen.
Er kan niet meer volstaan worden met de instandhouding, verfijning en uitwerking van gewoonte recht. Het
recht wordt positief recht, het product van doelbewuste rechtsschepping.
Uitleggen wat onder het maatschappelijk verdrag wordt verstaan
Het maatschappelijk verdrag is opgericht omdat zonder een overkoepelende, centrale instantie die de
individuele vrijheidssfeer door algemene, duidelijke wetgeving omlijnt en waarborgt, conflicten zouden
escaleren omtrent de vrijheidssfeer van de een ten opzichte van die van een ander. Om dit te voorkomen is
door individuen middels een gezamenlijk contract, het maatschappelijke verdrag, opgericht. Het is een
centrale macht: de staat. Daaraan staan individuelen een deel van hun natuurlijke vrijheid af, opdat de staat
hun het rustige en ongestoorde genot van de dan resterende vrijheid garandeert en verzekert. Voldoet de staat
niet aan zijn opdracht en overtreed hij de vrijheid, dan pleegt hij contractbreuk en zijn de individuen van hun
kant niet meer aan het maatschappelijk verdrag en de daaruit voortvloeiende gehoorzaamheidsplicht
gebonden en ontstaat dus een recht op opstand.
De voornaamste kenmerken van de klassiek-liberale rechtsstaat benoemen
Het belangrijkste principe van de klassiek-liberale rechtsstaat is de vrijheid van de individu, die door het recht
beschermd moet worden. Hieruit zijn 4 principes ontwikkeld:
- Legaliteitsbeginsel: Machtsuitoefening door de staat is slechts geoorloofd wanneer deze berust op
een door de wet gegeven bevoegdheid.
- Machtsverdeling: De Trias politica, de scheiding van de machten. Waarbij de uitvoerende macht,
wetgevende macht en de rechterlijke macht gescheiden moeten zijn. De gedachte hierachter is dat
overheidsmacht gedeelde macht moet zijn om willekeur en onderdrukking te voorkomen.
- Grondrechten: De overheid dient zich zoveel mogelijk te onthouden van identificatie met een bepaald
mensbeeld, zich verre te houden van vereenzelviging met een bepaalde godsdienst of politieke
ideologie. Eind 18e eeuw kwamen er specifieke vrijheid garanties in de Grondwet (grondrechten).
o Klassieke grondrechten: het vrijheidsrecht vormt het uitgangspunt, de beperking de
uitzondering. De vrijheid vormt de hoofdregel en behoeft geen rechtvaardiging of
gelegitimeerd te worden.
o Sociale grondrechten: Opdracht aan de overheid om de basisrechten die in de grondwet
staan te realiseren voor de burgers.
- Rechterlijke controle: Iemand moet toezien of het legaliteitsbeginsel en de grondrechten worden
gehandhaafd. Daarnaast is er een neutrale derde (de rechter) nodig die aan de hand van wetten
conflicten oplost.
Uit te leggen waarom de democratische en de sociale rechtsstaat tot ontwikkeling kwamen
Bij de ontwikkeling tot een democratische rechtsstaat waren twee hoofdlijnen te bespeuren.
1. De politieke strijd was gericht op het terugdringen van de rol van de koning en het brengen van de
regeringsmacht onder de controle van het parlement. In 1848 kwam de ministeriële
verantwoordelijkheid (incl. de verantwoordelijkheid voor de daden van de onschendbare koning)
ingevoerd. In 1868 kwam de vertrouwensregel, waarbij de regering een parlementaire meerderheid
moest hebben.
2. In 1848 kwamen er directe verkiezingen op basis van de som geld die men aan belasting moest
betalen om kiesrecht te hebben. In 1887 was er een grondwetsherziening waarbij het caoutchouc-
artikel werd opgenomen, waarbij het kiesrecht werd toegekend aan diegene die voldeden aan bij de
(Kies)wet te bepalen ‘kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand’. In 1917 kwam het
Lin Lindenbergh
Inleiding staatsrecht
3
Open Universiteit
, algemene mannen kiesrecht tot stand, met het stelsel van evenredige vertegenwoordiging en in
1919 kwam het vrouwenkiesrecht. Daarmee was de democratische rechtsstaat een feit.
1848: Ministeriele verantwoordelijkheid (incl. de verantwoordelijkheid voor de daden van de onschendbare
koning).
1848: Er kwamen directe verkiezingen op basis van een som geld die betaald moest worden om kiesrecht te
krijgen.
1868: Vertrouwensregel
1887: Grondwetsherziening met caoutchouc-artikel waarbij degene die voldeden aan de (kies)wet kiesrecht
kregen.
1917: Algemene mannen kiesrecht + stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
1919: Algemene vrouwenkiesrecht
Ontwikkeling van de sociale rechtsstaat: Een klassiek-liberale rechtsstaat waarborgt alleen de individuele
vrijheid op eenzijdige wijze. Een dergelijke rechtstaat beschermt de gelijkwaardige vrije individuen maar ziet
over het hoofd dat er grote verschillen in uitgangspositie kunnen zijn en geen gelijke kansen biedt.
1. Als eerste stap was het realiseren van politieke gelijkheid middels het algemeen kiesrecht.
2. Na totstandkoming van de parlementaire democratie konden de eisen van de sociaal zwakkere
duidelijker verwoord en gehoord worden. Er konden beschermende, stimulerende en herverdelende
maatregelen komen in de sociaal-economische sfeer. Daarmee werd de kans op gelijkheid groter en
konden er materiële condities komen om ieder de mogelijkheid te bieden om daadwerkelijk van zijn
politieke vrijheidsrechten gebruik te maken.
3. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat de verzorgingsstaat, ook wel sociale rechtstaat. Deze probeert
niet alleen de vrijheden en rechten van de burger in acht te nemen en te beschermen tegen inbreuken
van derden, maar dient ook actief de omstandigheden te scheppen die het de burger daadwerkelijk
mogelijk maken aan zijn leven gestalte te geven.
4. In 1983 kwamen de sociale grondrechten in de Grondwet vast te liggen en in mensenrechten
verdragen die de overheid verplichten om een sociale, culturele en economische infrastructuur te
creëren en in stand te houden.
Uitleggen wat het verschil is tussen een confederatie, een federatie en een eenheidsstaat
Machtsverdeling in de Grondwet in een bondsstaat/federatie:
- Systeem van enumerated powers: Opsomming van de bevoegdheden van de organen van het
federale gezag. Wat overblijft aan bevoegdheden komt dan toe aan deelstaten.
o Verenigde Staten
- Limitatieve opsomming: Centrale gezag kan naar believen alle overige taken en bevoegdheden
creëren en naar zich toe trekken.
o Canada
- Systeem van gemengde competentieverdeling: Deel van de bevoegdheden is dan expliciet aan het
federaal gezag respectievelijk aan de deelstaten toegekend. Voor het overige zijn er concurrerende
bevoegdheden. Deze mogen in beginsel door de deelstaten worden uitgeoefend. Tenzij het federaal
gezag een dergelijke bevoegdheid aan zich trekt.
o Duitsland
Implied powers-theorie: De federale wetgever heeft bevoegdheden die impliciet besloten liggen in de
bevoegdheden die hij al heeft. Hierdoor kunnen alle wetten worden gemaakt die noodzakelijk zijn om de
federale bevoegdheden die in de constitutie zijn vastgelegd effectief te kunnen uitoefenen.
Lin Lindenbergh
Inleiding staatsrecht
4
Open Universiteit