100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Oud tentamen Belastingrecht I met juiste antwoorden €4,50
In winkelwagen

Tentamen (uitwerkingen)

Oud tentamen Belastingrecht I met juiste antwoorden

 468 keer bekeken  9 keer verkocht

Tentamen van 6 pagina's voor het vak Belastingrecht I aan de VU

Voorbeeld 3 van de 6  pagina's

  • 9 december 2014
  • 6
  • 2014/2015
  • Tentamen (uitwerkingen)
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (8)
avatar-seller
Yoeri
Vraag 1.
De heer Snijders heeft een eenmanszaak. Hij heeft een auto met een waarde van € 30.000 die tot het
ondernemingsvermogen behoort. De auto is gefinancierd door middel van een lening ad € 30.000.
Jaarlijks wordt hierop 7 % rente betaald. De in 2012 verschuldigde rente van € 2.100 wordt in januari
2013 betaald. De auto wordt ook voor privédoeleinden gebruikt.
a) Geef gemotiveerd aan, onder verwijzing naar de wettekst, hoe Snijders de auto en de lening
voor de inkomstenbelasting moet verantwoorden.
De auto: gegeven is dat deze tot het ondernemingsvermogen behoort. Daarom moet de auto
geactiveerd worden op de balans. Op grond van art. 3.30 lid 2 IB mag er op de auto in 5 jaar worden
afgeschreven. Dit komt dan ten laste van het resultaat waardoor de belastbare winst lager wordt. Voorts
kunnen alle overige kosten omdat sprake is van ondernemingsvermogen worden afgeschreven
(onderhoud, benzine etc.). Echter de auto wordt privé door Snijders gebruikt. Op grond van art. 3.20 IB
moet daarom een vast percentage van de waarde van de auto (afhankelijk van het bouwjaar en soort
auto) als onttrekking worden bijgeteld op de winst. Daardoor zal de winst dus hoger komen te liggen.

Lening: de auto is gefinancierd met een lening. De auto behoort tot het ondernemingsvermogen. De
lening volgt de auto. Dit is dus een kostenpost voor de onderneming. De rente volgt de lente en heeft
daarmee indirect ook met het ondernemingsvermogen te maken. De jaarlijkse rente is daarom een
aftrekpost. Dit kan van de winst worden afgetrokken waardoor de belastbare winst lager wordt.

Dit alles moet worden verantwoord als winst uit onderneming in box 1 op basis van het progressieve
tarief op grond van art. 3.1 lid 2 sub a jo. 3.10 IB.
b) Geef gemotiveerd aan, onder verwijzing naar de wettekst ( en jurisprudentie) en toegespitst op
de casus, in welk jaar Snijders de betaalde rente van € 2.100 voor de heffing van de
inkomstenbelasting moet verantwoorden .
Snijders moet de rente verantwoorden volgens het GKG op grond van art. 3.25. In de rechtspraak is het
GKG nader uitgewerkt. Op grond van het realiteitsbeginsel moeten baten en lasten worden toegerekend
aan het jaar waarop deze betrekking hebben. I.c. is de in 2012 verschuldigde rente in januari 2013
betaald. Naar moment van betaling moet op grond van het GKG en het realiteitsbeginsel echter niet
worden gekeken. Snijders moet de rente dus verantwoorden in 2012, want op dat jaar heeft de rente
betrekking.
c) Stel dat de auto niet tot het ondernemingsvermogen behoort maar tot het privé vermogen.
Geef aan of Snijders wel dan niet de autokosten ten laste van zijn winst uit onderneming kan
brengen .
Nu behoort de auto dus tot het privévermogen. Op grond van art. 3.17 lid 1 sub b IB kan daarom 0,19
cent per zakelijk gereden kilometer worden afgetrokken van de winst . De zakelijke kilometers moeten
dan wel worden bijgehouden ter verantwoording. Andere kosten zijn dus niet aftrekbaar.

Vraag 2.
De heer Snijders( zie boven ) is inmiddels 65 jaar en besluit met zijn zaak te stoppen.
De balans van zijn zaak op moment van beëindiging ( dat is 1 juli 2013) bestaat uit de navolgende
vermogensbestanddelen:
Balans in euro ‘s
Onroerende zaak 200.000 Lening auto 20.000
Auto 20.000 Herinvesteringsreserve 2.000
Voorraad 25.000 Eigen vermogen 238.000
Inventaris 8.000
Liquide middelen 7.000

, ---------- -----------
260.000 260.000

Het volgende is nog gegeven:
De heer Snijders verkoopt zijn onderneming aan de heer Lang m.u.v. de onroerende zaak en de
auto. Het volgende is nog gegeven:
- De waarde in het economisch verkeer van de voorraad is € 20.000.
- De waarde in het economisch verkeer van de inventaris bedraagt € 10.000.
- De onroerende zaak wil hij voor zelfbewoning gebruiken. Dit kan pas nadat er een
ingrijpende verbouwing heeft plaatsgevonden. De waarde in het economische verkeer van
de onroerende zaak ten tijde van beëindiging van de eenmanszaak is € 250.000.
- De auto wil hij in privé gebruiken; de waarde van de auto ten tijde van beëindiging van de
onderneming bedraagt € 28.000.

a) Geef gemotiveerd aan, onder verwijzing naar de diverse wetsartikelen, wat de gevolgen zijn
voor de inkomstenbelasting voor de heer Snijders ter zake van de beëindiging van de
eenmanszaak .
De heer Snijders stopt met zijn onderneming. Hier hebben we dus te maken met de
stakingsproblematiek. Dat heeft fiscale gevolgen. Er moet afgerekend worden over de eventuele
meerwaarde. Snijders verkoopt zijn onderneming echter m.u.v. de auto en onroerende zaak. Deze gaat
hij privé gebruiken. Dit is dus een bedrijfsvreemde uitgave/onttrekking voor de eenmanszaak. Er moet
worden afgerekend over de meerwaarde, als ware aan een willekeurige derde zou zijn verkocht. Dan
zou namelijk verkocht zijn voor de waarde in het economisch verkeer. De meerwaarde waarover moet
worden afgerekend moet bepaald worden door de waarde van het economisch verkeer te verminderen
minus de waarde van de fiscale balans.

Met bovenstaande gegevens moet de stakingswinst worden berekend.

Voorraad -/- 5000 (Verlies) (25.000 – 20.000)
Inventaris 2000 (10.000 – 8000)
Onroerende zaak (=stille reserve) 50.000 (250.000 – 200.000)
Auto (= stille reserve) 8.000 (28.000 – 20.000)
HIR 2.000 (nooit gebruikt, dus moet als opheffing van
de HIR bij de winst worden gevoegd)
Stakingswinst totaal 57.000
(2+50+8+2-5)

Op grond van art. 3.79 lid 2 IB gaat van de stakingswinst nog de stakingsaftrek van 3630 af.
57.000 minus 3630 is 53.370 euro stakingswinst waarover zal moeten worden afgerekend als winst uit
onderneming op basis van het progressieve tarief (art. 3.1 lid 2 sub a jo. 2.10 IB).

a) Geef voorts aan ,onder verwijzing naar de diverse wetsartikelen, hoe Snijders voor de heffing
van de inkomstenbelasting voor de komende jaren, na beëindiging van de onderneming, de
onroerende zaak , de auto en de lening (en de betaalde rente hierop) moet verantwoorden.
Hierbij dient U uit te gaan van de in de casus verstrekte gegevens .
Zowel de onroerende zaak als de auto behoren nu tot het privévermogen van Snijders. Op grond van art.
3.1 lid 2 sub e IB jo. 3.110 zijn de belastbare inkomsten uit eigen woning de voordelen uit eigen woning

, verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten. Op grond van art. 3.112 moet het
eigenwoningforfait berekend worden om het voordeel uit eigen woning te berekenen. Dat is 0,7% van
250.000 is 1750 euro. I.c. geen aftrekbare kosten die aftrekbaar zouden kunnen zijn op grond van art.
3.120 IB aanwezig. Dus voordeel uit eigen woning van 1750 euro wordt belast als inkomsten uit eigen
woning ingevolge art. 3.1 lid 2 sub e IB. Progressief op grond van art. 2.10 IB.

De auto valt niet onder box 3 op grond van art. 5.3 lid 1 sub c IB, want het is een roerende zaak die voor
persoonlijke doeleinden wordt gebruikt. Het is immers nu zijn privéauto. De lening en de rente volgen
de auto, want de auto gaat uit de zaak dus lening en rente ook. Ook niet aftrekbaar dus.

(nog even nader bekijken hoe het precies zit met de lening van de auto).

Vraag. 3
a) X BV heeft een nominaal geplaatst aandelenkapitaal van € 100.000 ( 100 aandelen a € 1.000 per
aandeel). De heer Kromhout heeft in 2010 7 aandelen X BV gekocht voor € 210.000 (€ 30.000 per
aandeel ). In 2012 schenkt hij aan zeer goede vriend van hem 1 aandeel X BV. De waarde van een
aandeel X BV op moment van schenking bedroeg € 40.000.
Geef gemotiveerd aan ,onder verwijzing naar diverse wetsartikelen, wat het gevolg is voor de
inkomstenbelasting voor de heer Kromhout met betrekking tot de schenking van het aandeel X BV.
De heer Kromhout heeft 7 van de 100 aandelen in X BV, oftewel 7%. Op grond van art. 4.6 sub a IB is een
aanmerkelijk belang aanwezig bij het bezit van 5% of meer van de aandelen. De heer Kromhout heeft
dus een aanmerkelijk belang. Het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt dus belast volgens het box 2
regime op basis van het tarief van art. 2.12 IB.

Wat is het gevolg van de schenking? De schenking dient te worden aangemerkt als een vervreemding,
en daarover moet worden afgerekend op grond van art. 4.12 sub b IB. Op grond van art. 4.19 lid 1 IB
wordt het vervreemdingsvoordeel gesteld op de OVP verminderd met de verkrijgingsprijs. De
verkrijgingsprijs is bekend, namelijk 30.000 euro voor 1 aandeel. De OVP is 0, want hij schenkt het
aandeel. M.a.w. er staat dus geen tegenprestatie tegenover de schenking, immers is dat de eigenschap
van een schenking. Op grond van art. 4.22 lid 1 IB moet als bij een vervreemding de tegenprestatie
ontbreekt als tegenprestatie worden aangemerkt de waarde die ten tijde van de vervreemding in het
economische verkeer aan de aandelen kan worden toegerekend, toegekend. De waarde in het
economisch verkeer is 40.000 volgens de casus, dit moet dus als tegenprestatie worden genomen. Op
grond van art. 4.19 lid 1 jo. 4.22 lid 1 IB is het vervreemdingsvoordeel dus 40.000 – 30.000 is 10.000. Dit
moet belast worden zoals aangegeven in de vorige alinea.
b) De heer Groot is enig aandeelhouder van G BV. Groot bezit in privé een pand dat hij sinds 2010
verhuurt aan G BV. De aanschafwaarde van het pand bedroeg € 200.000. De jaarlijkse zakelijke
huur bedraagt € 24.000. In 2013 verkoopt Groot het pand voor € 250.000 aan een derde.
Geef gemotiveerd aan ,onder verwijzing naar diverse wetsartikelen, wat de gevolgen zijn voor de
inkomstenbelasting voor Groot ter zake van:
1) de aanschaf van het pand en de jaarlijks te betalen huur en 2) de verkoop van het pand in 2013.
Ad. 1)
Groot verhuurt het aan zijn BV waarvan hij ingevolge art. 4.6 sub a IB AB-houder van is; immers hij is
enig aandeelhouder dus meer dan 5%. Het verhuren van zijn pand die hij in privé bezit noemen we ter
beschikking stellen. Omdat hij Ab-houder is, is art. 3.92 lid 1 sub a IB van toepassing. Dit wordt
aangemerkt als een ROW. Hiervan moet een werkzaamheidsvermogensbalans worden opgemaakt op
grond van art. 3.94 jo. 3.95 IB, het pand moet daarop worden geactiveerd. Afschrijven op het pand is
dus ook mogelijk op het pand op grond van art. 3.95 IB jo. 3.30a IB. ROW valt op grond op van art. 3.1 lid

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Yoeri. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,50. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53068 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,50  9x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd