Literatuur week 1
Phillips; Hoofdstuk 1 en 2, Kloosterhuis; paragraaf 5.5
Goederen, zaken en vermogensrechten
# Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Er bestaan 2 soorten
goederen: zaken (3:2 BW) en vermogensrechten (3:6 BW).
# Een zaak moet aan 2 criteria voldoen:
1. voormenselijke beheersing vatbaar (vastpakken)
2. Een stoffelijk object (bepaald materiaal)
Vb: auto, huis, boek
# Vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde; een recht met bepaalde waarde dien in geld
is uit te drukken. Bestaat uit 3 onderdelen:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn
Vb. eigendomsrecht of vorderingsrecht
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
Vb. smartengeld (materieel voordeel te verschaffen aan de rechthebbende van dat
recht)
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
Vb. wekelijkse vergoeding voor het boodschappen van iemand die slecht ter been is
Roerende en onroerende zaken
# Onroerende zaken zijn niet verplaatsbaar (art. 3:3 lid 1 BW), de volgende categorieën:
Grond
Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen (gesteenten en mineralen met een bepaalde
gebruikswaarde)
Beplanting die met de grond zijn verenigd
Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd (kunstwerken, stellages)
Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam met
de grond zijn verenigd (zitten aan andere gebouwen vast)
Kan wel te verplaatsen zijn, hoeft niet altijd onverplaatsbaar te zijn.
# Roerende zaken zijn alle zaken niet die onroerend zijn, deze zijn verplaatsbaar. Voorbeelden: auto,
fiets, pen.
Portacabin-arrest
# Keet die vaak gebruikt wordt als tijdelijke kantoorruimte op een bouwterrein of als noodgebouw
van bijvoorbeeld een school. De centrale vraag in de uitspraak is of de portacabin een roerende of
onroerende zaak is in de zin van 3:3 BW. De HR concludeert dat de portacabin een onroerende zaak
is en stelt de Rabobank in het gelijk. (blz. 17 Phillips)
Hoofdzaak en bestanddeel
# art. 3:4 BW; bestanddeel; alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Met
‘verkeersopvatting’ wordt het maatschappelijk verkeer bedoeld, de omgang van mensen met elkaar
in de maatschappij.
# Een bestanddeel is dus iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een
andere zaak. Die andere zaak wordt daarmee de hoofdzaak.
,# Tweede omschrijving; lid 2: een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij
daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht
aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Vb. Als een ruit in een raamkozijn wordt gezet en deze wordt er uit verwijderd, dan is er
schade aan ofwel de ruit of het kozijn.
Vb. plant is een bestanddeel van de grond geworden als deze geplant is.
Registergoederen en niet-registergoederen
# Registergoederen (art. 3:10 BW); goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
Overdracht; het goed van de ene persoon overgaat op de andere. Soms ipv overdracht
vestiging.
Openbare registers; registers die voor eenieder toegankelijk zijn; iedereen kan deze registers
raadplegen. Volgens art. 3:16 BW zin er openbare registers, waarin feiten die voor de
rechtstoestand van registergoederen van belang zijn worden opgenomen.
Noodzakelijkheid; weten we doordat het in de wet is geregeld.
# Onroerende zaken zijn altijd registergoederen.
Vb. registergoederen: huis, bedrijfsgebouw, stuk grond, schepen, vliegtuigen;
gemeenschappelijk kenmerk is dat de overdracht moet worden ingeschreven in openbare
registers.
# Kadaster = de instantie die de openbare registers voor onroerende zaken bijhoudt en die ervoor
zorg draagt dat de gegevens van overdracht of vestiging worden ingeschreven.
# Niet-registergoederen; alle goederen die geen registergoed zijn.
Natuurlijke en burgerlijke vruchten, goede trouw
# Natuurlijke vruchten (art. 3:9 lid 1 BW); zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van
andere zaken worden aangemerkt. Twee vereisten:
1. Het zijn zaken
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken aangemerkt
Vb. appel en puppy
# Natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden (art.
3:9 lid 4 BW). Vb: als de appel van de appelboom valt, dan is het een zelfstandige zaak geworden / als
de puppy wordt geboren is het een zelfstandige zaak.
# Burgerlijke vruchten (art. 3:9 lid 2 BW) zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van
goederen worden aangemerkt. Twee vereisten:
1. Het zijn rechten (op geld waardeerbaar en kunnen overgedragen worden)
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt
Vb. rente over een geldbedrag dat op een spaarrekening staat.
Vb. De huuropbrengst van een woning. (recht op betaling vd huur en wordt volgens
verkeersopvatting als vrucht van een goed (woning) aangemerkt)
# Burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt (art. 3:9 lid
4 BW). Vb: als de huuropbrengst opeisbaar is (aan het eind vh kalenderjaar)
# Goede Trouw (art. 3:11 BW) van een persoon ontbreekt als:
1. iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende
, 2. iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde te
kennen
Inleiding absolute en relatieve rechten
# Absolute rechten = rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan zowel een recht op
een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn.
Geldt ten opzichte van iedereen
Geeft de rechthebbende de bevoegdheid om een bepaalde heerschappij over het
betreffende goed uit te oefenen.
# Relatieve rechten = persoonlijke rechten = rechten die slechts tegenover een bepaalde persoon
werken; gelden niet ten opzichte van eenieder.
Kenmerken absolute rechten
# Er zijn 8 absolute rechten:
Boek 3 BW
Vruchtgebruik (art. 3:201 BW), Pand (art. 3:227 BW), Hypotheek (art. 3:227 BW)
Boek 5 BW
Eigendom (art. 5:1 BW), Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW), Erfpacht (art. 5:85 BW), Opstal (art. 5:101
BW), Appartement (art. 5:106 BW)
# Zaaksgevolg – droit de suite;het absolute recht volgt het goed waarop het rust, ongeacht waar dit
goed zich bevindt.
# Prioriteitsbeginsel – droit de priorité; indien er meer dan één absoluut recht op een goed rust, gaat
het eerder gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
# Bevoorrechte positie – droit de préference; een bevoorrechte positie bij een faillissement van een
ander. Hij kan zijn goed buiten het faillissement houden.
Onderscheid volledige en beperkte rechten
# Volledig recht; eigendomsrecht (=enige): het meest omvattende recht dat een persoon op een
goed kan hebben (art. 5:1 BW). Kan alles doen met het goed waar het volledige recht op rust.
# Beperkt recht; een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard. (art. 3:8 BW)
Beperkte rechten
# Vruchtgebruik; het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken of de vruchten
van een goed van een ander in eigendom te verkrijgen. Dit wordt gevestigd of ontstaat door
verjaring. De duur van het vruchtgebruik wordt door partijen zelf bepaald.
Wanneer de vruchtgebruiker een natuurlijk persoon is, beperkt de wet de duur van het
vruchtgebruik tot de duur van diens leven.
Is de vruchtgebruiker een rechtspersoon, dan kan het recht van vruchtgebruik voor maximaal
30 jaar worden gevestigd. Op het moment dat de rechtspersoon ophoudt te bestaan, vervalt
daarmee het recht van vruchtgebruik.
# Vruchtgebruik is niet hetzelfde als bruikleen, want dat is een relatief recht en geldt dus niet ten
opzichte van eenieder, wat vruchtgebruik wel doet.
# Het recht van pand is een recht op een niet-registergoed dat bij het niet-voldoen van de
onderliggende geldvordering zekerheid biedt aan een schuldeiser.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Pebblesgrizzle. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.