Literatuur week 1
Timmer/Paffen H.1 (t/m 1.13), H. 2 (muv 2.3, 2.4 en 2.6) en H3 (alleen 3.12)
Verbintenissenrecht: plaatsbepaling
# Verbintenis = iets wat je volgens het recht verplicht bent om te doen of te laten. Deze verplichting
noemen we een prestatie.
Alleen een verbintenis als het gaat om een verplichting tot prestatie die ‘geld waard is’.
o De prestatie moet op geld waardeerbaar zijn
# Altijd minimaal 2 partijen betrokken. De ene partij heeft recht op iets, waartoe de andere partij
verplicht is. De verbintenis moet nagekomen worden, kom je deze niet na, dan ben je aansprakelijk
voor de gevolgen.
# Verbintenis = een vermogensrechtelijke relatie tussen 2 (of meer) partijen, waarbij de ene partij
verplicht is tot een prestatie, waarop de andere partij recht heeft.
# Ontstaan uit de wet of uit een overeenkomst.
Verbintenissen uit overeenkomst
# Een overeenkomst is eigenlijk een afspraak tussen twee partijen.
# Komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding.
Hieruit moet blijken dat de wil van de twee partijen overeenstemt.
# Er moet sprake zijn van een wilsovereenstemming.
# Bij de meeste overeenkomsten ontstaan twee verbintenissen.
Voorbeeld met de bank:
Verbintenis 1: plicht van bank om leenbedrag ter beschikking te stellen
Verbintenis 2: plicht om geldsom terug te betalen in termijnen inclusief rente
# Tenietgaan van een verbintenis = dat een verbintenis ophoudt te bestaan als zij wordt nagekomen.
# De prestatie is het object van de verbintenis.
# De partijen, bijvoorbeeld jij en de bank, zijn rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten.
# Schuldeiser: de partij die recht heeft op een prestatie.
# Schuldenaar: de partij die de prestatie moet verrichten.
# Wanprestatie: als de verbintenis niet goed is nagekomen. Dit is een tekortkoming in de nakoming
van een verbintenis.
Het verbintenissenrecht regelt wie er aansprakelijk is voor de schade die geleden is door een
tekortkoming in de nakoming.
# Prestaties om iets te doen kunnen bestaan uit: betaling van een geldsom, levering van een goed of
het verrichten van een dienst, of een combinatie. De prestatie kan ook bestaan uit een nalaten.
Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad
# Bij een onrechtmatige daad komt meestal maar één verbintenis tot stand.
# Wanneer je iemand schade toebrengt op een manier die onrechtmatig is kan een verbintenis tot
het vergoeden van de schade ontstaan op grond van onrechtmatige daad.
# Door de schadevergoeding wordt de benadeelde zo veel mogelijk teruggebracht in de positie
waarin hij verkeerde toen de schade nog niet was ontstaan.
# Voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kun je een wa-verzekering sluiten; een verzekering
tegen wettelijke aansprakelijkheid. (de afsluiting tussen deze verzekering is wel een overeenkomst)
Hieruit ontstaat een verbintenis voor jou om de premie te betalen en voor de verzekeraar
om de schade te vergoeden wanneer een bepaald verzekerd risico zich voordoet.
,# Bij een onrechtmatige daad speelt de wil van de pleger van de daad geen rol. De verbintenis
ontstaat rechtstreeks uit de wet. Het is een feitelijke handeling, die in combinatie met de wettelijke
bepaling, de verbintenis doet ontstaan.
# Bij een onrechtmatige daad spreken we ook van een schuldeiser, schuldenaar en een prestatie.
Andere verbintenis uit de wet: rechtmatige daad
# Onverschuldigde betaling: bijvoorbeeld de verplichting om verkeerd gestort geld terug te storten.
# Zaakwaarneming: bijvoorbeeld het vervangen van een raam als je buren op vakantie zijn, dit is ter
grotere beschadiging/diefstal. De buren moeten bij terugkomst de gemaakte kosten vergoeden.
# Ongerechtvaardigde verrijking: Als je bijvoorbeeld rente krijgt over een bedrag dat niet van jou is,
moet je dit ook terug betalen. Dit bedrag heb je onrechtmatig verrijkt.
# Bij de rechtmatige daad speelt de wil ook geen rol. Het is ook hier een feitelijke handeling (of
gebeurtenis) in combinatie met de wettelijke bepaling, die de verbintenis doet ontstaan.
Privaatrecht: vermogensrecht en personenrecht
# Personenrecht: wie er in het privaatrecht dragers kunnen zijn van rechten en plichten.
Personen- en familierecht: regels die gelden voor natuurlijke personen.
Rechtspersonen: regels voor bijvoorbeeld nv, bv, stichting of vereniging.
# Vermogensrecht: regels omtrent het vermogen.
Goederenrecht: waaruit vermogen kan bestaan
Verbintenissenrecht: hoe je vermogen kunt verhandelen en wat er gebeurt als iemand
schade toebrengt aan je vermogen.
# Andere privaatrechtelijke rechtsgebieden
Faillissementsrecht
Burgerlijk procesrecht
Gelaagde opbouw van het BW
# Het BW kent een gelaagde opbouw, van algemeen naar bijzonder. Eerst wordt de algemene regel
gegeven die voor een bepaald onderwerp geldt, waarna voor een meer specifieke situatie steeds
gedetailleerdere regels worden gegeven.
Beginselen en uitgangspunten van het privaatrecht
# Contractsvrijheid = vrij zijn om overeen te komen wat zij willen, zolang dit niet expliciet verboden is
of in strijd is met de openbare orde of goede zeden.
# Pacta sunt servanda = overeenkomsten moeten worden nagekomen. ‘Belofte maakt schuld’
# Vormvrijheid = Er geldt zolang de wetgever niet expliciet anders bepaalt, geen speciale vorm
waarin handelingen moeten worden verricht.
Dwingend recht: er mag niet van worden afgeweken.
Aanvullende bepaling: Spreken ze niets af, dan vult de aanvullende rechtsregel het gat op.
Hier mag men van afwijken. (= regelend)
# Redelijkheid en billijkheid = redelijkheid (verstand/ratio) en billijkheid (rechtsgevoel), in art. 6:2
BW. De rechter bepaalt deze redelijkheid en billijkheid. Het is in enkele wetten vastgelegd, zodat de
termen niet te star worden.
Beperkende/ derogerende werking: art. 6:248 lid 2 BW. Dan pakt de situatie zo onredelijk uit
dat de redelijkheid en billijkheid de gevolgen van een overeenkomst kan beperken of
wijzigen.
, # Bijzonder gaat voor algemeen
Procederen in het privaatrecht: materieel en formeel recht
# Materieel: inhoudelijk, wie in welke situatie waarop recht heeft.
# Formeel: procedure waarmee iemand het recht kan verwezenlijken
Rechtsfeitenschema
# Obligatoire overeenkomst = een overeenkomst waardoor verbintenissen in het leven worden
geroepen.
Je hebt ook overeenkomsten waaruit geen verbintenissen voortvloeien, voorbeeld is het
huwelijk, dit is een familierechtelijke overeenkomst.
# Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij één of meer partijen jegens elkaar
verbintenissen gaan, volgens artikel 6:213 BW.
# Meerzijdige rechtshandeling = een rechtshandeling waarvoor de verklaringen van meer dan een
persoon benodigd zijn om het beoogde rechtsgevolg te doen intreden.
# Wederkerige overeenkomst = een overeenkomst waarbij beide partijen een verplichting op zich
nemen.
# Schenking = een overeenkomst tussen 2 partijen waaruit slechts één verbintenis ontstaat (= niet
wederkerige overeenkomst).
Ook hierbij is aanbod en aanvaarding noodzakelijk
# Overeenkomst is een rechtsfeit.
Overeenkomst behoort tot meerzijdige rechtshandelingen.
o Een meerzijdige rechtshandeling hoeft geen overeenkomst te zijn, namelijk als de
wilsovereenstemming niet bij iedereen is. Vb: stemming, waarbij een aantal het er
niet mee eens is.
Aan overeenkomsten zijn altijd rechtsgevolgen verbonden.
Bij obligatoire overeenkomst zijn rechtsgevolgen verbintenissen.
# Een feitelijke handeling is een rechtsfeit, want er is een rechtsgevolg aan verbonden. Er is in
tegenstelling tot bij de rechtshandeling, geen op rechtsgevolg gerichte wil voor nodig.
# Bloot rechtsfeit = een feit waaraan rechtsgevolgen zijn verbonden, zonder dat van een menselijke
handeling sprake is. (Vb. het ouderlijk gezag krijgen over je geboren kind of handelingsbekwaam
worden bij de leeftijd van 18 jaar)
Rechtshandelingen
# Een overeenkomst tussen twee partijen kun je beschouwen als een tweezijdige rechtshandeling. De
twee onderdelen hiervan zijn een aanbod en een aanvaarding.
# Rechtshandeling = 3:33 BW ; vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard.
# Een aanbod is een rechtshandeling, omdat je op het moment dat je een aanbod doet, wilt dat de
rechtspositie verandert. Als je het aanbod niet aanvaardt, komt er geen overeenkomst tot stand en
treedt het rechtsgevolg niet in.
Eenzijdig en meerzijdig, ongericht en gericht
# Eenzijdige rechtshandeling = rechtshandelingen die door de wilsuiting (verklaring) van één persoon
tot stand komen.