100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Sociaal emotionele ontwikkeling (SEO) samenvatting van alle literatuur '14-'15 €5,49   In winkelwagen

Samenvatting

Sociaal emotionele ontwikkeling (SEO) samenvatting van alle literatuur '14-'15

 602 keer bekeken  23 keer verkocht

Samenvatting van alle te leren hoofdstukken uit The Child at School, Onderwijsleerproblemen en van de artikelen bij het vak Sociaal emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs. (pedagogische wetenschappen jr 2 & UPvA jr 3)

Voorbeeld 3 van de 25  pagina's

  • 12 december 2014
  • 25
  • 2014/2015
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (5)
avatar-seller
Lisannne

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 19 Oefenvragen
€2,99 1 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Noem het verschil tussen de kritische- en de sensitieve periode. Koppel dit verschil vervolgens aan de verschillende manieren waarop mensen naar de ontwikkeling van het kind kijken.

Antwoord: Een kritische periode is een periode waarin je een bepaalde vaardigheid MOET leren. Gebeurt dit niet, dan zal je het gedrag wat je aan had moeten leren (bijv. praten) niet meer leren. Een sensitieve periode is een periode waarin je verhoogd gevoelig bent voor het leren van bepaalde vaardigheden. Hierdoor zijn sommige momenten idealer dan andere momenten om een bepaalde vaardigheid of gedraging te leren. Ook buiten een sensitieve periode om kun je vaardigheden aanleren.

2.

Leg de twee verschillende perspectieven op de ontwikkeling van kinderen uit aan de hand van de begrippen 'kritische periode' en 'sensitieve periode'.

Antwoord: De kritische periode hangt samen met de perceptie van ontwikkeling als een continu proces, dat inferieur is aan de vaardigheden van de volwassenen. Door in de kritische periodes vaardigheden op te doen, ontwikkelt het kind zich naar de volwassenheid toe. De sensitieve periode hangt samen met de opvatting van de ontwikkeling als 'behoefte' van het kind. Niet ieder kind maakt volgens deze opvatting tegelijkertijd dezelfde ontwikkeling door, wat verklaard kan worden doordat hun sensitieve periodes op een ander moment vallen.

3.

Noem de vijf belangrijkste concepten van ontwikkeling in de kindertijd.

Antwoord: 1: kritische periodes 2: continuïteit en discontinuïteit 3: regulariteit 4: individuele verschillen 5: gebruik van specifiek gedrag om dingen gedaan te krijgen

4.

Wat kun je vertellen over het begrip 'regulariteit' in verhouding tot de ontwikkeling van kinderen?

Antwoord: De fasen van ontwikkeling vinden altijd binnen een vaste volgorde plaats: je leert eerst kruipen, dan lopen en daarna leer je pas rennen. De regulariteit geeft aan dat kinderen kunnen verschillen in timing bij het aanleren van bepaald gedrag, maar dat ze het wel allemaal in dezelfde volgorde leren.

5.

Leg het begrip 'homotypische continuïteit' uit en geef er een voorbeeld van.

Antwoord: Bij homotypische continuïteit is er sprake van een ontwikkeling die hetzelfde blijft. Dat is bijvoorbeeld zo wanneer je als kind al graag voor groepen sprak en als je als volwassene in een theater voorstellingen gaat geven. Er zit dan een logische doorgaande lijn in je ontwikkeling.

6.

Leg het begrip 'heterotypische continuïteit' uit en geef er een voorbeeld bij.

Antwoord: Heterotypische continuïteit geeft een combinatie van zowel verandering als dingen die hetzelfde blijven aan. Dit kan bijvoorbeeld wanneer je als kind zijnde depressief geweest bent. Dit wordt vaak niet gediagnosticeerd omdat depressie bij kinderen en volwassenen zich anders ontwikkelt. Als je dus later als volwassene weer depressief raakt, denk je dat het voor jou de eerste keer was, omdat je klachten uit de kindertijd niet als depressie aangemerkt werden.

7.

Hoe werkt de ecologische benadering? Geef een voorbeeld aan de hand van het NICHD-onderzoek.

Antwoord: De ecologische benadering van Bronfenbrenner gaat uit van positieve (buffer) factoren en negatieve factoren. Een positieve factor kan volgens het NICHD-onderzoek bijvoorbeeld komen vanuit een kinderopvang van goede pedagogische kwaliteit. Die kan dan bufferend werken voor een negatieve factor als een instabiele thuissituatie.

8.

Met welke verschillende opvoedingscontexten hebben kinderen dagelijks te maken?

Antwoord: Thuis, school, kinderopvang, sportclub, etc.

9.

Welke punten van kritiek kun je noemen op de NICHD-studie?

Antwoord: - De steekproef is niet volledig representatief, omdat de allerlaagste milieus van de samenleving er niet in meegneomen zijn. - Er zijn veel respondenten uitgevallen. - Er wordt alleen over non-maternal care gesproken, wat in zou houden dat de zorg van een vader voor zijn kind niet even 'goed' is als die van de moeder.

10.

Kunnen de resultaten van de NICHD-studie naar de Nederlandse samenleving gegeneraliseerd worden?

Antwoord: Nee, want de vorm van kinderopvang en de kwaliteit ervan verschilt met die in Amerika. In Nederland hebben we bijvoorbeeld bijna als enige land ter wereld verticale groepen, met kinderen van verschillende leeftijden. Ook is het aantal werkende moeders bij ons anders dan in de VS.

Oefenvragen 94 Oefenvragen
€2,99 1 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Kritische periode

Antwoord: Een periode waarin je beslist een bepaalde vaardigheid op moet doen. Gebeurt dit niet, dan treedt er onherstelbare schade op en wordt het gedrag niet meer aangeleerd.

2.

Sensitieve periode

Antwoord: Periode die meer optimaal is dan andere momenten om een bepaald gedrag aan te leren. Als je het niet binnen deze periode leert, treedt geen schade op.

3.

De ontwikkeling van een kind volgens Piaget en Vygotsky

Antwoord: De ontwikkeling verloopt als een continu proces en is een voorbereiding op de volwassenheid. Het gedrag van het kind wordt gezien als een onvolwassen versie van het gedrag van volwassenen. Piaget en Vygotsky geloven in kritische periodes in de ontwikkeling.

4.

homogene continuïteit

Antwoord: iets wat duidelijk hetzelfde blijft naarmate de tijd verstrijkt. vb: als kind speelde je graag toneel en als volwassene heb je een theatergezelschap opgericht.

5.

heterogene continuïteit

Antwoord: iets wat hetzelfde blijft, maar waar je je niet bewust van bent. de zaken zijn op het eerste gezicht niet met elkaar verbonden. vb: depressie in de kindertijd en ook weer in de volwassenheid. De beide vormen van depressie hebben heel andere symptomen, waardoor de persoon in kwestie mogelijk niet door heeft gehad dat hij als kind depressief was.

6.

ecologisch model van Bronfenbrenner

Antwoord: verschillende contexten in het leven van een kind (school, thuis, kidneropvang) kunnen zowel remediërend als modererend werken.

7.

moderatie

Antwoord: een temperend of matigend effect, bijvoorbeeld op negatieve factoren in de thuissituatie van het kind.

8.

mediatie

Antwoord: tussenkomst, dit vormt een buffer als er opvoedingsproblemen zijn.

9.

regulariteit in de ontwikkeling

Antwoord: Een zekere vorm van regelmaat. In de ontwikkeling van kinderen is de regulariteit dat bepaalde processen een vaste volgorde hebben. Dus: eerst leer je kruipen, dan ga je pas lopen.

10.

Opvoedingscontext

Antwoord: De verschillende contexten waarin een kind zich dagelijks bevindt: school, thuis, het kinderdagverblijf, een sportclub...

Sociaal-emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs
Samenvatting van de literatuur per college

College 1: The Child at School chapter 1. An introduction to the child at school.
Zoals de titel van het hoofdstuk al doet vermoeden, gaat het hier om een introductie van
het boek. De schrijvers vertellen waar ze de nadruk op leggen, namelijk de sociale
interacties die het kind gedurende de dag doormaakt. Dit wordt vanuit een psychologische
context onderzocht.

Om het onderzoek af te bakenen, wordt het begrip ontwikkeling / development
besproken. De schrijvers onderscheiden hier twee belangrijk opvattingen over:
1. Ontwikkeling als een continu proces, waarbij de ‘uitkomst’ volwassenheid is
Deze opvatting komt onder andere in het werk van Vygotsky en Piaget naar voren.
Mensen die het eens zijn met deze opvatting, zien de kindertijd als een ‘training’
die het kind moet voorbereiden op de volwassenheid. Hierbij moeten bepaalde
stappen doorlopen worden, waarbij volwassenen kunnen helpen door op de juiste
tijd de juiste materialen of prikkels aan te bieden. Men gaat dus uit van kritische
periodes in de ontwikkeling en gelooft dat als er niet aan de behoeften van het kind
voldaan wordt, er soms onherstelbare schade optreedt. Belangrijk: men bekijkt hier
het kind vanuit het perspectief van de volwassene en ziet hun interacties als de
onvolwassen versie van ons eigen gedrag.
2. Ontwikkeling met betrekking tot de kindertijd
De tweede opvatting ziet het gedrag van kinderen als reactie op de dingen die
kinderen nodig hebben in hun kindertijd. Dat betekent dat niet ieder kind tegelijk
dezelfde ontwikkeling doormaakt en dat er niet een vaste manier is waarop
kinderen zich ‘horen’ te ontwikkelen. Ook wordt het gedrag niet gezien als ‘onaf’
volwassen gedrag, wat een belangrijk verschil is met de theorie hierboven.
Beide theorieën hebben hun implicaties voor hoe men naar de kritische perioden in de
ontwikkeling van het kind kijkt. Hier wordt later in het boek op in gegaan.

De vijf belangrijkste concepten van ontwikkeling in de kindertijd:
1. Kritische periodes
Deze periodes zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het kind. Als de
periode niet doorgemaakt wordt, zal het bijbehorende gedrag waarschijnlijk niet
meer ontwikkelen. Maar: men spreekt ook wel van sensitieve periodes. Hier gaat
men ervan uit dat sommige momenten meer optimaal zijn dan anderen om bepaald
gedrag aan te leren. Het idee dat een kind bepaalde dingen nooit meer zal kunnen
ontwikkelen wordt hier verworpen.
2. Individuele verschillen
Kinderen kunnen op allerlei gebieden van elkaar verschillen. Meestal zijn deze
verschillen terug te leiden naar biologische componenten zoals het aanmaken
van bepaalde hormonen (door bijv. roken tijdens de zwangerschap). Kenmerkend is
dat de verschillen levenslang blijven.
3. Regulariteit
De stages van ontwikkeling vinden altijd binnen een vaste volgorde plaats. Het
moment waarop een kind iets leert kan verschillen, maar de vaste volgorde zal
blijven.
4. Het gebruik van specifiek gedrag
Kinderen vertonen bepaald gedrag omdat het positieve gevolgen voor ze heeft.
Lachen naar de ouder kan er voor een baby voor zorgen dat deze tegen hem praat,


Pagina 1 van 25

, het trainen van de grove motoriek zorgt ervoor dat het kind sterkere spieren krijgt
en dat het skelet juist ontwikkelt.
5. Continuïteit en discontinuïteit
In hoeverre zijn bedreigingen of positieve invloeden op de ontwikkeling blijvend?
Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of iets als intelligentie blijvend is of niet. We
onderscheiden twee vormen van continuïteit:
1. homotypische continuïteit
Als de reactie ergens op vrijwel hetzelfde blijft naarmate de tijd verstrijkt. Dit
kan voorkomen wanneer je bepaalde vaardigheden die je eerder verworven
hebt opnieuw nodig hebt.
2. heterotypische continuïteit
Hier gaat het om het ontdekken van relaties tussen zaken die op het eerste
gezicht niet met elkaar verbonden lijken te zijn. > Moeilijk, net een soort
puzzel die je op moet lossen. De verbanden liggen niet voor de hand.

College 2: Van IJzendoorn (2004). Leidt kinderopvang tot agressie? Artikel 1/2
In het Amerikaanse NICHD-onderzoek volgt men kinderen van de geboorte tot de
adolescentie. In eerste instantie begon het naar een onderzoek naar de kwaliteit van de
Amerikaanse kinderopvang, maar nu worden bredere en grotere metingen samengesteld
waarbij men onderzoekt hoe verschillende vormen van opvoeding thuis, op
kinderdagverblijven en op school van invloed zijn om de sociale-, emotionele-, cognitieve-,
taalontwikkeling en de gezondheid.

Bij het onderzoek maakt men gebruik van de ecologische benadering zoals we die van
Bronfenbrenner kennen. Bij de ecologische benadering denkt men dat bufferfactoren
negatieve invloeden kunnen remmen. In het NICHD-onderzoek ziet het model er als volgt
uit:
Demografische & gezinsfactoren




Thuis Uitkomsten:

sociaal

cognitief

gezondheid
Kinderopvang
School




Aan de hand van dit model zie je dat er sprake kan zijn van moderatie en mediatie van
bepaalde factoren, want de pijlen gaan twee kanten op. Vb. wanneer het kind op een
slechte kinderopvang zit, zal dit meer negatieve effecten hebben als de opvoeding thuis
ook te wensen overlaat. Het is dus op grond van dit model zaak om te zoeken naar
interacties tussen de verschillende opvoedingscontexten.

Stelling: kinderopvang is slecht voor de gehechtheid van kinderen.
Gepareerd door de auteur, want uit zijn onderzoek bleek dat dit alleen gold voor kinderen
waarbij de opvoeding thuis duidelijk onder de maat was. Hoe minder sensitief de ouders
Pagina 2 van 25

, van een kind zijn, hoe groter de kans op een onveilige gehechtheid en hoe groter de kans
op negatieve effecten door slechte kinderopvang is.

Stelling 2: kinderen die in de eerste levensjaren een kinderopvang bezoeken, vertonen
meer agressie in de kleuterperiode.
Deze stelling is deels waar, maar het gaat niet om een heel duidelijk effect. De mate van
agressiviteit en gedragsproblemen neemt toe wanneer kinderen meer uren op de opvang
doorbrengen. Hier is dus kwantiteit, en niet kwaliteit de bepalende factor.

Kritiek op de NICHD-studie:
- De allerlaagste milieus van de samenleving zijn niet bereikt en daarom niet in het
onderzoek meegenomen. Hierdoor is de steekproef niet volledig representatief geweest.
- Er is niet hard genoeg gewerkt aan het beperken van de uitval van respondenten.
- Men spreekt alleen over non-maternal care, wat in zou houden dat zorg van de vader
afwijkt van zorg van de moeder. Onder deze vorm van verzorging valt bijvoorbeeld ook
de leidster van een kinderdagverblijf, dus het is niet eerlijk om dat op gelijke voet met de
vaders te trekken.

Moeilijkheden qua generaliseerbaarheid NICHD-studie naar andere landen:
- Landen kunnen andere vormen (en kwaliteit) van kinderopvang hebben
- De kwantitatieve benutting van de opvang verschilt per land vanwege het wel/niet
werken van moeders


College 2: Vandell (2004). Early childcare: the known and the unknown. Artikel 2/2
Zowel de proceskwaliteit (ervaringen die kinderen hebben met verzorgers,
medeleerlingen en materialen) als de structurele kwaliteit zijn goede voorspellers van de
cognitieve-, sociale- en taalontwikkeling van kinderen. Hierbij geven vooral de
risicofactoren een duidelijke voorspeller aan. Voorbeelden van risicofactoren zijn
depressiviteit bij de ouder(s), slechte opvoeding thuis en armoede.

Het is gebleken dat kinderopvang van hoge kwaliteit kinderen die in een risicogroep vallen
zowel op de korte als op de lange termijn kan versterken. Ook hierbij gaat het met name
om de sociale ontwikkeling, academische (=cognitieve?) ontwikkeling en taalvaardigheid.


College 3: The Child at School chapter 8. Interactions in the classroom: teacher-pupil
interactions. Hoofdstuk 1/3
Volgens Arends hebben docenten drie belangrijke functies, ongeacht waar ze lesgeven:
1. Executieve functie - leiderschap uit handen geven aan de leerlingen
2. Interactieve functie - face-to-face interactie met de student
3. Organisatorische functie - samenwerken met collega’s, ouders en andere personen

Het tweede punt uit dit lijstje, de interactie, schijnt in ons onderwijs maar weinig naar voren
te komen. Kinderen werken tegenwoordig al op vroege leeftijd veel individueel in plaats
van dat ze samenwerken.

Rosenshine en Stevens hebben een aantal fundamentele functies van instructie
vastgelegd:
1. Review - het werk van de vorige dag bekijken en indien nodig opnieuw uitleggen
2. Nieuwe vaardigheden of stof aanbieden
3. Studenten begeleiden tijdens het oefenen (en kijken of ze het snappen)
Pagina 3 van 25

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lisannne. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 77254 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  23x  verkocht
  • (0)
  Kopen