The philosophical baby – Alison Gopnik
1. Mogelijke werelden: waarom doen kinderen alsof?
Mogelijke werelden en dingen noemen wij dromen, plannen, ficties en hypotheses. Filosofen
noemen ze counterfactuals, tegenfeitelijkheden. Het denken in counterfactuals vraagt om de
vaardigheid om de relatie te begrijpen tussen de realiteit en alle alternatieven van die realiteit, hoe
dingen hadden kunnen zijn. Zelfs hele jonge kinderen kunnen al mogelijkheden onderscheiden van
de realiteit. De hersenen van kinderen maken oorzakelijke theorieën van de wereld, kaarten van hoe
de wereld werkt. Deze theorieën zorgen ervoor dat kinderen nieuwe mogelijkheden kunnen zien en
dat ze kunnen doen alsof dingen anders zijn dan in het echt.
De kracht van counterfactuals
Omdat wij in counterfactuals kunnen denken en dus alternatieve manieren kunnen
overwegen hoe de wereld zou moeten zijn, kunnen wij de toekomst vormen. Denken in
counterfactuals laat ons nieuwe plannen maken, nieuwe materialen ontwikkelen en nieuwe
omgevingen creëren.
Tegenfeitelijkheden in kinderen: de toekomst plannen
Kinderen leren de wereld kennen door trial and error. Door verschillende acties uit te voeren
kunnen zij leren hoe dingen werken en hoe ze dingen kunnen beïnvloeden. De kinderen kunnen dus
zelf mogelijkheden creëren.
Antropologen zijn het erover eens dat het gebruiken van gereedschap en het maken van
plannen een grote rol hebben gespeeld in het evolutionaire succes van de Homo sapiens aangezien
beide vaardigheden steunen op anticiperen op de toekomst.
Het verleden reconstrueren
Kinderen kunnen niet goed counterfactuals produceren over onderwerpen waar ze weinig
van weten, maar wanneer ze wel veel over een onderwerp weten kunnen zelfs twee- en driejarige
kinderen in counterfactuals denken.
Het mogelijke verbeelden
Als kinderen doen alsof, zijn ze bezig met counterfactuals te bedenken over het nu, ze
bedenken hoe de dingen op dit moment zouden kunnen zijn. Baby's gaan onmiddellijk praten over
zowel het mogelijke als over de werkelijkheid wanneer ze leren praten. Een bal kunnen ze zomaar
een appel noemen terwijl ze het in hun mond proberen te stoppen. Het leren van taal geeft kinderen
een hele krachtige manier om te verbeelden. Wanneer kinderen 'nee' en 'uh-oh' kunnen zeggen zijn
ze in staat tot counterfactual denken en denken in mogelijkheden. 'Nee' had ook 'ja' kunnen zijn en
'uh-oh' impliceert dat iets fout is gegaan wat ook goed had kunnen aflopen. In staat zijn tot praten
over mogelijkheden helpt om die mogelijkheden te verbeelden.
Uit onderzoek is gebleken dat twee- en driejarigen erg goed zijn in verbeelding en doen alsof
te onderscheiden van de werkelijkheid. Wanneer je peuters bijvoorbeeld vadertje en moedertje ziet
spelen, zie je overdreven handgebaren, hoor je gegiechel, etc. Al deze dingen laten zien dat de
kinderen weten dat 'ze maar doen alsof'.
Verbeelding en het oorzakelijk verband
Onze vaardigheid om mogelijkheden te verbeelden is gerelateerd aan onze vaardigheid om
oorzakelijk te denken. Wanneer je weet hoe een ding oorzakelijk is verbonden aan een ander ding,
kun je voorspellen wat er gebeurt als je een van die dingen verandert. Het hebben van een
oorzakelijke theorie van de wereld maakt het mogelijk om alternatieve oplossingen voor een
probleem te overwegen en de bijbehorende consequenties voordat je ze implementeert.
Kinderen en het oorzakelijk verband
Psychologen dachten dat kinderen geen oorzakelijke relaties begrepen. Piaget bijvoorbeeld
stelde dat kinderen precausaal waren totdat ze in de schoolleeftijd kwamen. Uit onderzoek blijkt dat
kinderen juist al op jonge leeftijd een heleboel snappen over oorzakelijke verbanden. De psycholoog
Wellman concludeerde uit zijn onderzoek dat twee- en driejarigen de hele dag door causale
uitspraken doen, ook wanneer ze spelen: De arm van de teddybeer viel eraf, omdat jij hem te ver
1
,doordraaide. Jij bent de mama en ik het kind, want ik ben de kleinste. Twee- en driejarigen doen wel
de meeste causale uitspraken op psychologische grond, bijvoorbeeld: Ik ben gelijk gaan slapen, want
ik ben een lief meisje. Oorzakelijkheid geeft fantasie zijn logica.
Oorzaken en mogelijkheden
Kinderen kunnen soms falen in het counterfactual denken omdat ze niet de goede
oorzakelijke kennis hebben, terwijl ze wel in staat zijn om mogelijkheden te verbeelden. Wellman
concludeerde uit zijn onderzoek dat kinderen hun kennis gebruiken om mogelijkheden te
onderscheiden. Zelfs de jongste kinderen kunnen dat al.
Kaarten en blauwdrukken
De hersenen van een kind construeren een soort van onbewuste oorzakelijke kaart, een
accuraat plaatje van hoe de wereld werkt. Deze kaarten zijn opgeslagen in het deel van de hersenen
dat de hippocampus wordt genoemd. Een kaart kan ervoor zorgen dat je een blauwdruk maakt. Een
blauwdruk lijkt op een kaart, maar in plaats van dat de blauwdruk wordt gemaakt naar de wereld,
veranderen we de wereld om overeen te komen met de blauwdruk. Een blauwdruk is een
werktekening hoe je iets wilt hebben, bijvoorbeeld je idealen.
Oorzakelijke kaarten
Mensen construeren ook kaarten van de complexe oorzakelijke relaties tussen
gebeurtenissen, de zogenaamde causale kaarten. In de jaren negentig heeft een groep filosofen
onder leiding van Glymour geprobeerd op wiskundige wijze de kaarten in ons brein te beschrijven en
hoe we deze kaarten accuraat kunnen gebruiken om nieuwe predicties, interventies en
counterfactuals te bedenken. Deze nieuwe wiskundige beschrijvingen heten causale grafische
modellen.
Het kernidee van de cognitieve wetenschap is dat onze hersenen een soort van computer
zijn, maar dan veel krachtiger dan de echte computers. Psychologen proberen uit te vinden wat voor
'programma's' onze hersenen gebruiken en hoe onze hersenen deze programma's implementeren.
Het detecteren van blickets
Om erachter te komen of kinderen echt over causale kaarten beschikken is er een
experiment gedaan met blickets. Er was een machine die ging werken bij het indrukken van bepaalde
knoppen. Wat de kinderen niet wisten was dat er sprake was van wat we Wizard of Oss
oorzakelijkheid noemen. Er stond een man achter een gordijn die een knop indrukte om te zorgen
dat de machine ging werken.
Kinderen kunnen met nieuwe oorzakelijke informatie de goede conclusies trekken, ook als
dat conclusies zijn die in de toekomst liggen. Het geven van nieuwe oorzakelijke informatie leidt er
toe dat kinderen hun denken over bepaalde mogelijkheden veranderen en de acties die ze daarbij
zouden doen. Het hebben van kennis geeft verbeelding kracht, wat weer creativiteit mogelijk maakt.
2. Denkbeeldige vrienden: hoe vertelt fictie de waarheid?
Het is makkelijk om te zeggen waarom de waarheid zo belangrijk en behulpzaam is voor
organismes. Weten hoe de wereld is helpt je om uit te vinden hoe je moet overleven in die wereld.
Kinderen construeren ook kaarten van de psychologische wereld, de zogenaamde theories of
minds. Voor de mens als sociale soort, is het ontzettend belangrijk om te begrijpen wat mensen
kunnen doen en wat wij moeten doen om hun handelen te veranderen. Dit is zelfs belangrijker dan
het begrijpen en veranderen van de fysieke wereld. Het manipuleren van anderen wordt ook wel
Machiavelliaanse intelligentie genoemd.
Het creëren van denkbeeldige vrienden reflecteert de sociale en emotionele intelligentie van
de mens.
Dunzer en Charlie Ravioli
Kinderen van vele culturen en achtergronden hebben denkbeeldige vrienden en die zijn
verrassend resistent voor de invloed van volwassenen. Fundamentalistische christelijke moeders zijn
tegen denkbeeldige vrienden omdat zij denken dat het demonen zijn. Hindoestaanse moeders zijn
tegen denkbeeldige vrienden omdat zij denken dat de denkbeeldige vrienden de ziel van het kind
2
, overneemt. Jongens hebben vaak superdieren/mensen met enorme kracht als denkbeeldige vriend,
terwijl meisjes veelal kleine dieren bedenken als denkbeeldige vriend om voor te zorgen.
Normale gekte
Oudere en enige kinderen hadden vaker denkbeeldige vrienden dan jongere broertjes en/of
zusjes. Uitbundige kinderen hebben vaker denkbeeldige vrienden dan verlegen kinderen. Kinderen
die veel tv kijken hebben minder vaak denkbeeldige vrienden, maar dat geldt ook voor kinderen die
heel veel lezen. Kinderen die veel in andermans denkbeeldige wereld zit (door tv of boeken), creëren
minder snel zelf denkbeeldige werelden. Kinderen met denkbeeldige vrienden zijn niet per se
slimmer, creatiever, meer verlegen of gekker dan andere kinderen. Denkbeeldige vrienden zijn niet
het resultaat van stress of trauma en het zijn ook geen voorspellers van ziektes. Sommige kinderen
gebruiken hun denkbeeldige vrienden om problemen op te lossen, maar voor de meeste kinderen
zijn ze er gewoon voor de lol. Taylor concludeerde uit een onderzoek dat kinderen met denkbeeldige
vrienden perfect wisten dat het geen echte vrienden waren, net zoals dat kinderen het verschil
weten tussen werkelijkheid en fictie in het algemeen.
Paracosms zijn denkbeeldige werelden met denkbeeldige gemeenschappen van mensen, een
eigen taal, eigen geografie en een eigen geschiedenis. Paracosms zijn waarschijnlijk minder bekend
dan denkbeeldige vrienden omdat ze minder gewoon zijn en deels ook omdat ze meer privé zijn en
er minder over wordt gesproken met volwassenen.
Het maken van een kaart van het verstand
De hoogtijdagen van het hebben van denkbeeldige vrienden is tussen twee en zes jaar. Het
blijkt dat dit ook de periode is waarin kinderen een causale theory of mind ontwikkelen. Van twee tot
zes ontdekken kinderen hoe hun eigen verstand en dat van anderen werkt. Ze maken dan een
causale kaart van het verstand/ de geest. Ze beginnen de causale connecties te begrijpen tussen
wensen en overtuigingen, emoties en acties. Zelfs baby's die nog niet kunnen praten lijken al dingen
te begrijpen over de manieren waarop mensen zouden kunnen verschillen. Dit is getest met broccoli
en crackers. Baby's van veertien maanden gaven de experimentleider crackers omdat ze dat zelf
lekker vonden, zij begrepen niet dat iemand broccoli lekker kon vinden ook al had de
experimentleider kort daarvoor nog een stukje broccoli geproefd en 'hmmmm broccoli' gezegd en bij
de crackers 'ughh crackers'. Baby's van achttien maanden begrepen dit wel. Wanneer kinderen vier
zijn ontdekken ze dat ideeën van mensen en de wereld verkeerd kunnen zijn. 'De mensen dachten
dat de klokkenluider gemeen was, maar hij was heel erg aardig'.
Kinderen kunnen doordat zij kaarten hebben van het verstand ook zich zo gedragen dat ze
daarmee de gedachten van anderen veranderen. Kinderen die acties kunnen uitleggen in termen van
de theory of mind zijn meer sociaal vaardig, maar het zijn ook betere leugenaars. Liegen is een
duidelijk voorbeeld van het gebruiken van counterfactuals en het begrijpen van hoe gedachten
werken. Onze vaardigheid om anderen te bedriegen is een groot voordeel om ons complexe sociale
leven te managen. Op hetzelfde moment dat kinderen een causale kaart ontwikkelen van het
verstand, beginnen zij ook capaciteiten te ontwikkelen voor wat psychologen executieve controle
noemen. Dat is de vaardigheid om je eigen acties, gedachten en gevoelens te controleren. Dit is
getest met het marshmallow-experiment. Hierbij kregen kinderen een marshmallow voorgeschoteld,
maar als ze er tien minuten zouden wachten met eten zouden ze er nog een krijgen. De kinderen die
de verleiding konden weerstaan konden dit door in gedachten de marshmallows te veranderen in
niet-verleidelijke dingen. Zij leerden dat wanneer je je focust op iets wat je graag wilt hebben dat nog
onweerstaanbaarder wordt dan wanneer je denkt aan iets heel anders.
Denkbeeldige vrienden en psychologische kennis
Taylor ontdekte dat kinderen met denkbeeldige vrienden een verder gevorderd theory of
mind hadden dan andere kinderen, ook al waren ze over het algemeen niet slimmer. Kinderen met
denkbeeldige vrienden waren beter in het voorspellen hoe mensen zouden denken, voelen of
handelen dan kinderen zonder. Denkbeeldige vrienden zijn een teken van sociale competentie.
3