Methoden en Technieken Kwalitatief Organisatieonderzoek
COLLEGE 1 –
Saunders et al. hoofdstuk 4,6,9
ONTOLOGIE: ZIJNSLEER, STUDIE NAAR DE AARD EN DE MOGELIJKHEID VAN DE
DINGEN; AARD VAN DE WERKELIJKHEID
EPISTEMOLOGIE: STUDIE VAN AARD VAN KENNIS EN DE BESTE MANIER OM
KENNIS OVER DE WERKELIJKHEID TE VERKRIJGEN
Ontologie
• Objectivisme: sociale fenomenen als externe feiten die buiten de invloed van sociale actoren
liggen;
• Subjectivisme: mensen zijn sociale actoren, die in sociale interactie betekenis toekennen aan de
werkelijkheid en op die manier sociale fenomenen en sociale categorieën produceren en herzien
Epistemologie
• Positivisme: de sociale realiteit kan men alleen bestuderen en proberen te verklaren door middel
van de methodologie uit de natuurwetenschap;
• Interpretivisme: de sociale werkelijkheid wordt door sociale actoren gecreëerd; onderzoekers
kunnen de werkelijkheid van sociale actoren alleen maar leren kennen door middel van onderzoek
van uitspraken en handelingen van deze actoren, van activiteiten van betekenisgeving.
Paradigma: “a way of examining social phenomena from which particular understandings of these
phenomena can be gained and explanations attempted” (Saunders 2009: 18)
Kwalitatief onderzoek als een naturalistische (niet/experimenteel, mensen in hun eigen niet
gemanipuleerde setting), interpretatieve benadering die zich richt op het begrijpen van de
betekenissen die mensen toekennen aan fenomenen (handelingen, beslissingen, waarden,
geloofspraktijken etc.) in hun sociale wereld.
Doel van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek werpt licht op: wat denken „mensen‟ erover, de mensen zelf!
- processen
- mechanismen
- beleving/ betekenisgeving (interpretaties)
- minder: causaliteit
Nadruk in deze cursus ligt op interpretatieve stroming (paradigma)
Kwalitatief onderzoek als een naturalistische(niet/experimenteel, mensen in hun eigen niet
gemanipuleerde setting), interpretatieve benadering die zich richt op het begrijpen van de
betekenissen die mensen toekennen aan fenomenen (handelingen, beslissingen, waarden,
geloofspraktijken etc.) in hun sociale wereld.
Uitgangspunten
- onderzoeker en sociale werkelijkheid beïnvloeden elkaar
- resultaten worden onvermijdelijk beïnvloed door perspectief en waarden van onderzoeker.
(minimaliseer dit)
, - Natuurwetenschappelijke methoden ongeschikt voor sociaalwetenschappelijk onderzoek
vanuit een interpretatief kader; het gaat erom wat mensen zeggen
- De onderzoeker legt zich toe op exploreren
Beschrijvend: geven van een beeld van personen, gebeurtenissen, situaties; gericht op kenmerken
van een bepaald fenomeen
Verkennend (exploratief): wat is er aan de hand, nieuw inzicht krijgen; verschijnsel in een nieuw
licht willen zien
Verklarend: gericht op verbanden tussen variabelen in kwantitatief onderzoek, interpretaties als
„oorzaken‟ in kwalitatief onderzoek
Projecterend: oplossen van problemen in het nu en de toekomst
ONDERZOEKSBENADERING
Inductie
• Opbouwen van theorie dmv:
o Begrip krijgen voor „wat er gaande is‟ o Kennis genereren uit het veld
o Contextafhankelijk
o Geen/weinig gebruik van hypothesen o Niet gericht op kwantificering
Deductie
• Theorie wordt getest dmv:
o Testen van hypothese
o Gestructureerde methodologie o Kwantificatie
o Generaliseerbaarheid
ETHIEK
Normen en waarden die ons leiden in keuzes betreffende ons gedrag en onze betrekkingen met
anderen. Doet een ander niet, wat u niet gedaan wil hebben.
Het voorkomen van schade aan anderen als uitgangspunt van onderzoek ethiek
Moeten de respondenten weten dat je onderzoek doet en wat voor onderzoek?
Ethieken:
Deontologie: doel van onderzoek is nooit rechtvaardiging gebruik onethische middelen. Voorbeeld:
zeggen dat je onderzoek doet, iedereen weet het doel van het onderzoek.
Teleologie – het doel heiligt de middelen
voorbeeld: mensen krijgen niet het volledige uitgangspunt van je onderzoek te weten. Dus ze weten
bv niet dat ik een onderzoeker ben tijdens het onderzoek. (ook onderzoek fraude)
Fases onderzoeksethiek
- formulering en verduidelijking van onderzoeksonderwerp
- opzet onderzoek en toegang
- verzamelen, verwerken, opslaan en analyseren van data
- manier van schrijven en presentatie
Dit alles moet niet leiden naar bepaalde mensen (gebruik van namen)
, Informed consent = toestemming vragen aan mensen of ze mee doen aan het onderzoek. Mensen
moeten de mogelijkheid hebben om het onderzoek af te breken/ stop te zetten.
- zorgvuldigheid
- betrouwbaarheid
- controleerbaarheid
- onpartijdigheid
- onafhankelijkheid
OBSERVEREN
Systematisch waarnemen, vastleggen, beschrijven, analyseren en interpreteren van fysiek en verbaal
gedrag van mensen in een bepaalde context. Goed kijken, luisteren, ruiken, voelen, (proeven).
Levert verschillende soorten data op. Nuttig onderscheid: primaire, secundaire en ervaringsdata.
Positie observant (uitgangspunten)
- de wereld observeren en er deel van uit maken, om daar iets van de snappen en iets van te
zien
- observeren is geen techniek maar een manier van bewegen in de wereld
Kanttekeningen bij rollen
- is onderzoeker bekend bij alle onderzoeksparticipanten, bij sommigen of bij niemand?
- Wat en hoeveel weet men (wie?) van het onderzoek?
- Wat doet de onderzoeker al dan niet tijdens het veldwerk en wat betekent dit voor zijn/haar
relatie met categorieën en lidmaatschap van groepen zoals gehanteerd door de
onderzochten?
- Welk perspectief neemt de onderzoeker onbewust over; insider of outsider – going native
(totaal worden als het onderzoek- een worden met je participanten)
Etnografische Observatie
- inductief
- onderzoeker zelf onderzoeksinstrument
- natuurlijke omgeving, niet in gecontroleerde omgeving – geen experiment
- allen keuze van locatie is mogelijk, verder weinig controle!