Uitgebreide aantekeningen van alle hoorcolleges Bedrijfseconomie I. Bij alle weken ook de antwoorden op de hoorcollegetoetsen inbegrepen, behalve bij week 1.
Geldbronnen bij het starten van een onderneming:
– Eigen vermogen
– Vreemd vermogen
Begin eigen vermogen
+ winst/-verlies
– onttrekkingen
+ stortingen
–---------------------
eind eigen vermogen
Eind eigen vermogen
– Begin eigen vermogen
= vermogen verschil
– stortingen
+ onttrekkingen
–--------------------
Winst(/verlies)
Onttrekkingen en stortingen worden ook wel rechtstreekse mutaties in het eigen vermogen genoemd.
Door de winst en de rechtstreekse mutaties verandert (vormt) het eind eigen vermogen.
Wanneer het eigen vermogen is toegenomen, moet je dan over het 'vermogen verschil' belasting betalen?
Nee, want als het eigen vermogen is gestegen omdat je het er zelf hebt ingestopt (stortingen) dan hoef je over
het deel wat je er zelf hebt in gestopt geen belasting te betalen. Over de onttrekkingen (die je voor privé uit je
bedrijf trekt) moet je wel weer belasting betalen. Na het aftrekken van stortingen en erbij tellen van
onttrekkingen krijg je de belastbare winst.
Pas als je de winst weet, weet je je eind eigen vermogen (zie bovenstaande tabellen).
Balans:
Bezit (wat heb ik?) / Hoe gefinancierd?
Activa Passiva (EV/VV)
Debet Credit
Bijvoorbeeld, waar staat geld op de balans:
Kas: 20 / EV: 20
Geld staat links, want bezit staat links. Geld is wat er daadwerkelijk in de kas zit. Aan de passiva kant is het
dan onderdeel van het eigen vermogen, of het is in de onderneming gebracht door een lening en dan is het
vreemd vermogen. Je kan 'geld' ook vervangen door 'auto'. Dan is de auto wat er in de onderneming zit, en
dit is dan weer gefinancierd door het eigen of vreemd vermogen. Dat is ook logisch, want alles wat je hebt
moet op een bepaalde manier gefinancierd zijn.
Als je al je bezittingen bij elkaar optelt (inventariseren), en je haalt daar je schulden vanaf dan krijg je het
eindvermogen. Zo kun je in het midden van het jaar de winst op dat moment berekenen.
Elk bedrijf stelt een winst- en verliesrekening op. Wat staat hierop? De opbrengsten minus de kosten =
winst/verlies. Het begrip opbrengsten moet goed onderscheiden worden van het begrip ontvangsten. Kosten
moeten goed onderscheiden worden van uitgaven.
Als je een lening afsluit komt er geld binnen, maar je wordt niet rijker, want je moet de lening weer aflossen.
Je kan ook geld uitgeven maar niet armer worden. Bijvoorbeeld als je een auto koopt, wordt je n auto rijker.
,Winst zie je op een aantal plekken terug. Winst zie je terug op de vermogensvergelijking, op de winst-
verliesrekening, en ook op de balans. Winst is onderdeel van het eigen vermogen.
Zie art. 2:373 BW achterin het boekje jaarrekening lezen, blz 244.
Op het werkcollege moet je een vermogensvergelijking maken en mutatiebalansen. Mutatiebalansen geven
aan wat er verandert in een balans. Ook moet je leren journaliseren: (de geheimtaal van accountants) paar
regels van journaliseren:
– Je hebt een balans en een resultatenrekening, die hebben allebei een debet en een credit kant.
Als iets aan de debetkant stijgt, dan moet je debiteren. Als iets aan de creditkant stijgt, dan moet je
crediteren. Als iets aan de debetkant daalt, moet je crediteren. Zo ook als iets aan de creditkant daalt, dan
moet je debiteren.
– Debiteren: geen aan ervoor
Crediteren: wel aan ervoor
– Onverdeelde winst op de balans en winst op de resultatenrekening journaliseer je alleen maar bij het
afsluiten van een periode en bij winstverdeling.
Door winst wordt een resultatenrekening in evenwicht gebracht. Daardoor is de winst-verliesrekening net als
de balans aan beide kanten gelijk.
Voorbeeld met de 3 journaliseerregels:
Balans debetkant:
Auto (stijgt)
Kas (daalt)
Auto staat op de debet kant en stijgt, dat betekent dat je moet debiteren.
Kas staat op de debet kant en daalt, dat betekent dat je moet crediteren. Dus auto aan kas (als je dit zegt ziet
een accountant de bovenstaande voorbeeldbalans) 'Auto is met de kas betaald'.
Voorbeeld:
Debet: Credit:
Kas (stijgt) / lening (stijgt)
Kas staat bij debet en dit stijgt, dus je moet debiteren, dit betekent geen aan.
Lening staat bij credit en dit stijgt, dus moet je crediteren. Dus: kas aan lening (wat eigenlijk betekent: je
hebt je kas met je lening 'betaald').
Alle posten die veranderen journaliseer je. Dit doe je zowel op de balans als op de winst-verliesrekening.
Posten die je nooit mee moet journaliseren zijn: de onverdeelde winst en de winst op de winst-
verliesrekening.
, Hoorcollege 2. Afschrijven en waarderen
Afschrijven
Je hebt twee manieren om iets te verwerken:
– activeren en
– meteen ten laste van het resultaat brengen (bank naar beneden en onverdeelde winst naar beneden).
Wanneer je activeert kun je afschrijven.
Met afschrijven verspreid je de kosten, dit is in overeenstemming met het matchingsprincipe.
Wanneer je de kosten in 1 keer neemt reken je jezelf armer. Dit is het voorzichtigheidsprincipe.
Je kunt deze principes niet tegelijk doen, je moet een keuze maken.
Een voordeel van activeren en afschrijven is dat er een beter beeld wordt gegeven van wat je hebt. Dit is qua
vermogenspresentatie beter, want als je in 1 keer ten laste van het resultaat brengt staat het gekochte niet op
de balans.
Er zijn twee dingen die je met winst kan doen: uitkeren of niet uitkeren.
Bij uitkeren:
Balans
kas (naar beneden) | onverdeelde winst (naar beneden)
Bij niet uitkeren:
Balans
onverdeelde winst (naar beneden)
reserves (omhoog)
Als je met afschrijvingen nieuwe investeringen gaat doen blijft de onderneming hetzelfde. Als je dit met
winst gaat doen, groeit de onderneming.
Waarderen
Als je iets op de balans zet, voor welke waarde zet je dit dan op de balans?
De hoofdregel staat in art. 2:384 BW: je kunt waarderen tegen de kostprijs of de actuele waarde.
De wet heeft het niet over de kostprijs, maar over de verkrijgingsprijs of de vervaardigingsprijs. De
verkrijgings- of vervaardigingsprijs staat in art. 2:388 BW: inkoopprijs en de bijkomende kosten.
Als je een koelkast koopt voor 500 euro:
Koelkast (omhoog) 500
Bank (omlaag) 500
Om deze koelkast in huis te krijgen moet je deze ook transporteren, 25 euro. Dit moet je mee-activeren.
Koelkast (omhoog) 525
Bank (omlaag) 525
(Zie art. 2:388 lid 1 BW)
De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte hulp en grondstoffen en de overige kosten
welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen
voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten. Deze kosten bestaan uit bijvoorbeeld het
toerekenen van een deel van de huur van het bedrijfspand aan het product. Voorbeeld: De rente van een
lening (ter aanschaf van de producten) mag aan de koelkast worden toegerekend.
Je krijgt dan niet:
Kas (omlaag door rente) | Onverdeelde winst (omlaag door rente)
Maar:
Koelkast (omhoog)
Kas (omlaag)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper meerjam93. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,39. Je zit daarna nergens aan vast.