Probleem 1: Lichamelijk ongemak
Probleemstelling 1: Wanneer beslist iemand om naar de dokter te gaan?
Probleemstelling 2: Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van een ziekte?
1. Wat is ziektegedrag=illness behavior?
Kasl en Cobb (1966): ziektegedrag is de actie die ondernomen wordt door de persoon die
zich ziek voelt.
David Mechanic (1995:1208): ziektegedrag verwijst naar de verschillende manieren
waarmee mensen reageren op lichamelijke symptomen.
Ziektegedrag is het gedrag dat een persoon die zich ziek voelt vertoont om het
ziektegevoel te definiëren en verlichting in te vinden. Het is dus het gedrag dat je
vertoont als je je ziek voelt en of je wel of niet medische hulp inschakelt. Het
ziektegedrag verschilt per persoon.
Vormen van ziektegedrag
- Zelfzorg
- Raadplegen (andere mensen vragen, internet)
- Niets doen
- Professionele hulp zoeken
Verschil afwijkend gedrag en ziektegedrag
Afwijkend gedrag is gedrag dat afwijkt van de waarden, normen en verwachting van
sociale omgeving. Bij afwijkend gedrag doe je er niks eraan.
Ziektegedrag is een onderdeel van afwijkend gedrag, maar je gaat hierbij wel hulp
zoeken. Ziekte wijkt af van de normale omstandigheden (gezondheid).
2. Welke maatschappelijke en persoonsgebonden factoren beïnvloeden het
ziekte gedrag? (het hulp zoekend gedrag, wel of niet naar de dokter gaan)
- De aard van de klacht
- Kenmerken van de persoon
- Individuele opvattingen, houdingen en verwachtingen
- Algemene culturele achtergrond
- De invloed van derden op hulpzoekend gedrag
- Het stelsel van de hulpverlening
De aard van de klacht bepaalt voor een groot deel het hulpzoekend gedrag. Iedere
persoon gaat anders met klachten om. Als de klachten ernstiger lijken, langer duren
en/of ongemak veroorzaken is de kans groter dat men naar een arts of hulpverlener
gaat. Freidson (1975) zei dat er een verschil is in hoe artsen en leken klachten
interpreteren:
- Leken hebben bepaalde opvattingen over hoe hun lichaam moet functioneren,
daar beoordelen ze afwijkingen op. Ervaring met ziekte speelt ook een rol.
- Artsen beoordelen klachten vanuit hun professionele achtergrond, steeds meer op
grond van klinische standaarden en protocollen.
Men spreekt van ‘geobjectiveerde’ of ‘geprotocolleerde’ zorgbehoefte, die niet altijd
samenvalt met de subjectieve zorgbehoefte van de patiënt. Hierdoor ontstaan
communicatiestoornissen die leiden tot ontevredenheid of irritatie. Steeds vaker wordt
een ‘second opinion’ aangevraagd, niet altijd uit onvrede maar ook omdat men zekerheid
wil hebben van nog een andere arts.
,Kenmerken van de persoon. Bij medische problemen zoeken vrouwen vaker hulp dan
mannen (biologische verschillen), ouderen vaker dan jongeren en mensen uit lage
sociaal-economische milieus (leven korter, zijn door bepaalde oorzaken meer en
ernstiger ziek, leefstijl) vaker dan mensen uit hoge sociaal-economische milieus.
Individuele opvattingen, houdingen en verwachtingen. Als hulpzoekend gedrag verklaard
wordt vanuit de houding van de patiënt, gebruikt men het health belief model (Becker et
al., 1977). Hierin wordt hulpzoekend gedrag in verband gebracht met sociaal-
psychologische verschijnselen, zoals medische kennis, opvattingen en attitudes over
gezondheid, ziekte en zorg en gedragsintenties waarin de geneigdheid tot het inroepen
van hulp tot uitdrukking komt. Als je bijvoorbeeld denkt dat baarmoederhalskanker
gevaarlijk is en dat je zelf kans hebt om het te krijgen en als het met een
bevolkingsonderzoek voorkomen kan worden dan ga je sneller meedoen. Anders niet.
Over het algemeen zijn Nederlanders tevreden over de hulpverleners en de ontvangen
hulp (Visser, 1996). Deze positieve houding zorgt voor hoge verwachtingen van de
geneeskunst. Het heeft ook negatieve effecten, het kan namelijk medicalisering en
consumentisme (belangen van consumenten verdedigen) veroorzaken. Hierbij worden
niet-medische zaken in de samenleving tot de bevoegdheid van de medische professie
gerekend, waardoor het gebruik van de gezondheidszorg onnodig toeneemt.
Algemene culturele achtergrond. Opvattingen en normen binnen een cultuur over ziekte
kunnen van invloed zijn op het hulpzoekend gedrag. Dit betreft niet alleen etnische
verschillen maar ook verschillen tussen leken en artsen. Patiënten worden steeds
mondiger en er is ‘protoprofessionalisering’: leken nemen basisbegrippen van specialisten
over en daarmee denken ze bepaalde rechten op te kunnen eisen. Specialisten raken
geïrriteerd en de communicatie zal minder goed verlopen.
De invloed van derden op hulpzoekend gedrag. Mensen maken deel uit van sociale
netwerken; vrienden, familie, buren en collega’s. Mensen binnen een netwerk nemen
elkaars opvattingen en reacties op ziekte over. Klachten worden eerst binnen het
netwerk besproken, er worden adviezen gegeven en dan besluit en of er hulp gezocht
moet worden. Soms neemt iemand zelf geen besluit, maar wordt door anderen naar een
arts gestuurd, dit is ‘lay referral culture’ (Freidson, 1975).
Als je je op je gemakt voelt in een sociaal netwerk is dat positief voor je gezondheid,
doordat je meer emotionele sociale steun ontvangt. Mensen die veel sociale steun
ontvangen, praten over hun klachten maar hebben minder gezondheidsproblemen. Als je
veel sociale steun ontvangt, is de kans groter dat je als het nodig is informele zorg krijgt
van mensen in je netwerk. Men zoekt deze zorg eerder in de naaste omgeving. Pas als
familieleden of buren de zorg niet meer aankunnen, doet men een beroep op de
thuiszorg (De Boer et al., 1994).
Other defined anderen mensen zeggen dat je er ziek uit ziet, waardoor je je ook ziek
gaat voelen.
Self defined je ziet zelf dat je ziek bent.
Het stelsel van de hulpverlening. Kenmerken van het zorgaanbod zijn misschien wel van
groter belang voor het hulpzoekend gedrag dan kenmerken van de hulpvrager. In
Nederland is bijna iedereen verzekerd en heeft dus toegang tot de zorg. In de VS is dit
anders. Het aanbod van professionele zorg in Nederland is goed geordend en via de
huisarts als poortwachter goed bereikbaar. De huisarts bepaald of iemand doorverwezen
moet worden naar gespecialiseerde hulp. Er zijn tegenwoordig meer mogelijkheden; hoe
meer mogelijkheden, hoe meer vraag naar hulp.
Aanbodsgerelateerde factoren die gebruik van zorg beïnvloeden:
, - Capaciteit van voorzieningen.
- Verzekeringsstelsel.
- Organisatie van de gezondheidszorg.
- Artsgebonden factoren.
3. Welke modellen worden er gebruikt om het hulpzoekend gedrag te
verklaren?
Verschillende benaderingen ter verklaring van medische consumptie (Mootz):
1. Sociaal-demografische of structurele benadering probeert medische consumptie
vooral uit persoonskenmerken (leeftijd, etniciteit, geslacht) te verklaren.
2. Economische benadering legt de nadruk op het aanbod en de financieringswijze
van medische voorzieningen.
3. Benadering die vooral aandacht besteed aan de wijze waarop de gezondheidzorg
functioneert. (huisarts is poortwachter, informatie op internet)
4. Culturele benadering. Bij de beslissing of iemand medisch hulp gaat inroepen,
spelen algemene normen en waarden ten aanzien van gezondheid en ziekte een
rol. De algemene culturele invloeden vinden gevolgen in de attituden (houding) en
opvattingen van patiënten en van mensen in de directe omgeving.
5. Sociaal psychologische benadering. Hierbij worden verschillende verklaringswijzen
gerangschikt die gemeen hebben dat het individu als potentiële gebruiker van
medische voorzieningen centraal staat. De attituden en opvattingen van de
patiënt krijgen hierbij een functionele betekenis, want zij proberen medische
consumptie te verklaren uit iemands motivatie tot raadplegen en/of zijn medische
kennis. Bovendien kan de benadering, die medische consumptie opvat als ‘coping
behavior’ in reactie op stress op deze plaats worden genoemd. Van Der Ploeg
probeert de medische consumptie uit iemands persoonlijkheid te verklaren. Hij
zegt dat grootgebruikers andere persoonlijke eigenschappen bezitten dan
kleingebruikers. Daarnaast kan angst een rol spelen bij het inroepen van
medische hulp. Er zijn 4 modellen:
- Health belief model van Rosenstock/Becker
- General theory of help-seeking van Mechanics
- Gedragsmodel van Andersen
- Stadia van ziekte ervaring van Suchman
6. Netwerk of interactionele benadering. Deze benadering is het meest duidelijk
beschreven door Freidson, hij gaat ervan uit dat mensen deel uitmaken van
sociale netwerken die ziektegedrag beïnvloeden. Er kunnen 2 uiterste
lekennetwerken onderscheiden worden:
- Het hechte lekennetwerk (local gemeenschappen), met opvattingen over
ziekte en medische zorg, die niet of nauwelijks overeenkomen met
professionele opvattingen dienaangaande. Deze mensen gaan weinig naar
de dokter parochial denkbeeld.
- Het eveneens hechte netwerk (cosmopolitan gemeenschappen), waarin
een meer medische wetenschappelijke houding wordt aangenomen. Deze
mensen gaan vaker naar de dokter scientific denkbeeld.
Model van Andersen: gedragsmodel
Dit model bestaat uit factoren die van invloed zijn op de beslissing van iemand om
medische consumptie te doen.
Need for carefactoren die van invloed zijn op de vertaling van een klacht in een vraag
naar zorg:
- Kenmerken van de klacht of ziekte: ernst, duur, acuut-zijn.
- Ziektebeleving en klaaggedrag: tolerantie gevoelens van onwel bevinden,
ongerustheid, functie klagen op betrokkene en directe omgeving.