ZSO’S GROEI 1
CLUSTER A
ZSO A1
Vragen:
1. In de tuba uterina. (Dag 0) begin van de tuba, bij de fimbriae
2. De zygote blijft tijdens de klievingsdelingen omhuld door de zona pellucida en wordt door het
trilhaarepitheel van de ampulla van de eileider naar de baarmoederholte getransporteerd. In de
baarmoederholte degenereert de zona pellucida o.i.v. lytische activiteit van de trofoblast en komt de
blastocyste vrij. (Dag 1-5) eenlagig trilhaarepitheel
3. Wanneer er een holte in de morula (12-16 cellen) ontstaat, spreken we van blastocyste (16-32 cellen).
(Dag 5)
4. Zie schema
Blastocyste
Trophoblast (outer cell mass) -
Embryoblast (inner cell mass) -
cellen die de innesteling en de
cellen die het embryo gaan
vorming van de placenta
vormen
initiëren en verzorgen
5. Nidatie is innesteling en deze vindt plaats in de wand van de uterus. De beschermende eiwitlaag van
de blastocyste is dan opgelost in de uterus. (Dag 7)
Hypoblast Epiblast
6. Epiblastcellen prolifereren en migreren langzaam naar de primitiefstreep. Ze gaan daar de
hypoblastcellen vervangen. De voormalige hypoblastlaag wordt nu endoderm genoemd. Het proces
van de epiblastcellen gaat door waardoor er een extra laag ontstaat: het mesoderm. Hierna wordt de
voormalige epiblastlaag ectoderm genoemd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat alle drie de
kiemlagen zich uit het epiblast zullen ontwikkelen. (Start week 3)
7. Amnionholte (Dag 8)
8. Dooierzak (Dag 8), functie: zorgt voor de eerste voedingsvoorraad voor het embryo, voedingsstoffen
worden via de dooierzak afgegeven aan het embryo. Tussen de 9 en 12 weken zwangerschap gaat de
placenta de functie van de dooierzak overnemen en gaat deze zorgen voor de voeding van het kindje.
In deze periode verdwijnt de dooierzak. Holte die embryo voedt doordat het stoffen bevat
9. De primitief streep/streek vormt zich op dag 14. Op dat moment is duidelijk wat caudaal zal zijn (kant
van de streep) en dus ook wat craniaal zal zijn. (verder: epiblast dorsaal (rugzijde) en hypoblast
ventraal (buikzijde))
10. De primitief streep. Het meest craniale deel van deze streep heet de knoop van Hensen. (Dag 14)
11. Vorming van een derde laag (de ‘tussenlaag’): het mesoderm, behalve bij de twee membranen.
Ontstaan derde kiemlaag: gastrulatie
12. Craniale membraan: membrana oropharyngea openingen voor het stomodeum (begin mondholte),
overgang van de mondholte naar de pharynx. Overgang stomodeum en pharynx
1
, Caudale membraan: membrana cloacalis vlies ter hoogte van de toekomstige uitgang van het
urogenitaalstelsel en het spijsverteringskanaal. Gebied waar openingen ontstaan van darmstelsel,
genitaalstelsel en nieren
13. Het hart en het septum transversum (centrale peesplaat van het diafragma groeit hieruit).
14. Endoderm: maag-darmkanaal hieruit groeien bijv. weer de bronchiën en afvoergangen alvleesklier
Ectoderm: centraal zenuwstelsel
Paraxiaal mesoderm: skeletstelsel, huid (eigenlijk alleen van de rugzijde), spierstelsel
Zijplaat mesoderm: bekleding holten (pleura(, peritoneum))
Intermediair mesoderm: urogenitaal stelsel
Verdieping:
A. Een ernstige vorm van een neurulatiestoornis is een complete of incomplete vorm van
holoproscencefalie, het niet of onvolledig opdelen van het proscencephalon in twee helften. Het
wordt o.a. veroorzaakt door mutaties in het SHH-geen. Het leidt tot cyclopie (één oog) of
hypotelorisme (een te geringe afstand tussen beide ogen).
Onze hersenen bestaan uit een linker- en rechter hersenhelft. Bij holoprosencefalie (HPE) scheiden de
hersenen zich tijdens de zwangerschap niet of niet helemaal in een linker- en rechter hersenhelft. HPE
is een aangeboren afwijking. De kenmerken verschillen per vorm en per persoon.
Holoprosencefalie kan verschillende oorzaken hebben. Het kan ontstaan door een
chromosoomafwijking of door een andere verandering in het DNA (erfelijk materiaal). Maar ook
suikerziekte type 1 of 2 van de moeder, een infectie, of andere schadelijke invloeden tijdens de
zwangerschap, kunnen holoprosencefalie veroorzaken. Soms is HPE een onderdeel van een syndroom.
Er zijn verschillende vormen van holoprosencefalie. Ze kunnen tot verschillende kenmerken leiden.
Soms zijn bij een baby met HPE de neus en de ogen niet, of niet helemaal goed aangelegd.
Er kunnen problemen met voeding en ademhaling zijn. Ook kan de hoofdomtrek klein zijn. Dit noemen
we microcefalie. Soms is sprake van een waterhoofd. Ook kan een kind een schisis hebben.
Soms zijn de ogen kleiner dan anders, of afwezig. In het gebit kan maar één voortand zitten in plaats
van twee. Daarnaast kan er een achterstand bij het bewegen en de verstandelijke ontwikkeling zijn.
Soms komt epilepsie voor. Sommige mensen kunnen niet ruiken (anosmie). Als holoprosencefalie
onderdeel is van een syndroom, kunnen er nog andere kenmerken zijn.
Er is een vorm van HPE waarbij het kind maar één oog heeft, en geen neus.
Bij ernstige vormen overlijdt een kind voor of kort na de geboorte.
B. Proboscis: een abnormaal gevormde slurf-achtige neus craniaal van het oog.
C. Tom Cruise
Product:
1. Centraal zenuwstelsel (voorkant neurale buis): 14
Membrana cloacale: 12
Amnionholte: 7
Dooierzak: 8
Knoop van Hensen: 10
Hartaanleg: 13
Septum transversum: 13
Mesoderm: 11
Overgang mondholte-pharynx: 12
Tuba: 1
Blastocyst: 3
Maag-darmkanaal: 14
2
, 2. Zie blokboek
3. Zie blokboek
ZSO A2
Vragen:
1. De uitgroei van het notochord naar craniaal is gerelateerd aan de reductie van de primitieve streep
naar caudaal en uiteindelijk de verdwijning van de primitieve streep. Het notochord geeft aanleiding
tot de vorming van de aanleg van het centrale zenuwstelsel. Als eerste worden de neurale buis en de
neurale lijst gevormd, dit heet neurulatie. Craniale deel embryo groeit harder dan caudale deel,
primitief streep verdwijnt op den duur
2. Zodra de gastrulatie op dag 16 in het craniale deel van de kiemschijf is voltooid, verdikt het ectoderm
zich hier tot de neurale plaat. Het overige, omgevende ectoderm is oppervlakte- of epidermale
ectoderm. De vorming van de neurale plaat in het ectoderm wordt geïnduceerd door het
onderliggende notochord en de prechordale plaat.
Neurale plaat: onder invloed van het notochord gaat het centrale deel van het ectoderm
differentiëren waardoor de neurale plaat ontstaat die het paraxiale mesoderm en het notochord
‘bedekt’. Anterior (het gebied van de toekomstige hersenen) wordt dit breder dan posterior (het
gebied waar het ruggenmerg komt te liggen).
Neurale wallen: de beide zijden lateraal van de neurale groeve worden neurale wallen genoemd
Neurale groeve: aan het begin van de vierde week ontstaat in de neurale plaat in de middenlijn een
depressie, de neurale groeve genoemd.
Neurale buis: de randen van de neurale wallen fuseren met elkaar waardoor de neurale buis ontstaat.
Neuroporus anterior/cranialis: het sluiten van de buis wordt geïnitieerd in het midden van het embryo
en spreidt zich dan uit naar anterior en posterior. Tot de vierde week blijven er echter twee openingen
bestaan (totdat er dus een geheel gesloten buis is ontstaan). Anterior wordt deze de neuroporus
cranialis genoemd. Sluit op dag 24.
Neuroporus posterior/caudalis: “. Posterior wordt deze de neuroporus caudalis genoemd. Uiteindelijk
bestaat het centrale zenuwstelsel uit een cilindrisch posterior gedeelte en een bredere buis anterior.
Sluit op dag 28.
3. Het sluiten van de neurale buis gebeurt in het midden (daar waar je toekomstige nek zich gaat
bevinden, in eerste instantie ligt dit iets meer caudaal dan craniaal). Dit proces zet zich voort naar
craniaal en caudaal. Het embryo wordt als het waren naar beide kanten ‘dichtgeritst’.
4. Neurale lijst cellen. Voor elke wervel die er ontstaat is er een somiet, bij benadering althans
5. Condensaties van paraxiaal mesoderm naast de neurale buis: somieten.
6. Laterale zijplaat mesoderm somatisch blad grenzend aan het ectoderm en laterale zijplaat mesoderm
splanchnisch blad grenzend aan het endoderm.
Kort na de vorming van het intra-embryonale mesoderm ontstaan in het zijplaatmesoderm holten die
met elkaar fuseren tot het intra-embryonale coeloom. Hierdoor wordt de zijplaat opgesplitst in een
laag mesoderm die tegen het endoderm aanligt (splanchnopleura) en een laag mesoderm die tegen
het ectoderm aanligt (somatopleura). Beide lagen bekleden het intra-embryonale coeloom. Het
viscerale blad draagt bij aan o.a. het hart en de gladde spieren en de sereuze bekleding van de
ingewanden. Het somatische blad vormt, naast bijdragen aan de lichaamswand, tevens de sereuze
bekleding van de lichaamswand.
7. Aan de ventrale zijde groeit het laterale zijplaatmesoderm om het endoderm/dooierzak heen, dat de
darm gaat vormen.
3
, 8. Het intermediaire mesoderm komt te liggen aan de dorsale zijde van de primitieve buikholte. Het
intermediaire mesoderm zal uiteindelijk uitgroeien tot het urogenitaal stelsel. Dit komt al op de goede
plek te liggen door het feit dat de amnionholte het embryo in een bepaalde vorm drukt en het het
embryo gaat omgeven.
9. De ongedifferentieerde cellen in het paraxiale mesoderm worden mesenchymcellen genoemd. Deze
cellen gaan zich specialiseren:
o Dermatoom: huid
o Myotoom: spieren van romp en extremiteiten
o Sclerotoom: skelet van romp en extremiteiten
10. De ruimte tussen de gekromde kop en de hartaanleg heet stomatodeum.
Met hechtsteel zit embryo vast aan uterus
11. Het ectomesenchym is afkomstig uit het neurale lijst weefsel (en heeft dus een ectodermale
oorsprong).
12. Afgeleid van ectomesenchymcellen:
De beenderen van de schedelbasis Nee
De beenderen van het schedeldak Ja
Het kraakbeen van Meckel in de zich Ja
ontwikkelende mandibula
Glazuur Nee
Tandbot Ja
Maxilla Ja
Parodontaal ligament Ja
13. Zie blokboek, zie pp rc
14. Zie blokboek
Verdieping:
A. Een omphalocèle is een aangeboren afwijking van de buik. Hierbij is de navelring te groot. Het
amnionvlies bekleedt wel de navelstreng en is met het chorion verkleefd. De chorionholte is
verdwenen. Hierdoor puilen de organen door de navelring uit in de navelstreng en zijn hier omgeven
door het amnionvlies.
B. Sluitings- of fusiedefecten van de neurale buis ontstaan in de vierde week van de ontwikkeling.
Spina bifida (open rug): de neurale buis is op een bepaalde plaats aan de oppervlakte van de rug
open gebleven. Men ziet dan een roze plek op de rug, de zogenaamde myelomeningocèle.
Anencephalie (open schedel): de neurale buis is craniaal niet goed gesloten. De hoofdhuid, het
schedeldak, het hersenvlies, de beide helften van de grote hersenen en de kleine hersenen zijn
dan niet ontwikkeld, in de meeste gevallen is er wel een gedeelte van de hersenstam ontwikkeld.
Het hersenweefsel dat wel ontwikkeld is, ligt open en is alleen omgeven door een dun vlies.
Als neurale buis niet goed sluit, kunnen de wervels ook geen goede kromming vormen.
Extra haargroei rekening houden met afwijkende neurulatie.
Nabespreking:
1. Intermediair mesoderm: 8
Zijplaat mesoderm: 11
Sclerotoom: 9
Dermatoom: 9
Spieren: 9
4