ZSO 1 en 2
Mannen: 1 op 2 tijdens zijn leven te maken met kanker
Vrouwen: 1 op 3 tijdens het leven te maken met kanker
Kinderen onder 15 jaar 0,6% van alle nieuwe kankerpatiënten
10% krijgt meer dan 1 vorm kanker
101.000 nieuwe gevallen (stijging ongeveer 3% per jaar)
Bij circa 20 % komt kanker vaker in familie voor.
Bij slechts 5% speelt een erfelijke aanleg een doorslaggevende rol (erfelijke kanker).
20% van de gevallen familiair
75% onbekend oorzaak van de kanker
in NL 468.939 mensen in leven die ooit kanker gehad hebben (= ca 3 % van de bevolking)
1 op de 4 personen zal overlijden aan kanker
60-70% van de patiënten sterft als gevolg van uitgezaaide ziekte
Sterfte in 2012: 43.741mensen
Doodsoorzaak nummer 1
‘Big five’:
• Borstkanker
• huidkanker (exclusief BCC)
• darmkanker
• longkanker
• prostaatkanker
Bij het ontstaan van kanker
spelen tumorsuppressor genen,
oncogenen en DNA repair genen
een rol. Door accumulatie van
mutaties kan uiteindelijk kanker ontstaan.
FAP (Familiaire adenomateuze Polyposis): APC-gen gemuteerd. Diagnose bij ten minste 100
adenomateuze poliepen.
Lynch syndroom (Hereditaire nonpolyposis colo-rectale kanker): mutaties in DNA herstel genen
Lynch syndroom geassocieerde kanker 1-15% cumulatief risico 70 jaar: maag, dunne darm,
galgangen, eierstokken, urinewegen en talgklieren
Onderzoek van DNA toont talloze zogenoemde replicatiefouten in microsatellieten (MSI). Indien
slijmvlies normaal, geen poliepen, dan is er een defect mismatch repair. MSI niet zeker, gen-analyse
wel.
Stadiering TNM-classificatie
T = Tumorgrootte, de diameter of mate van ingroei (T1-4)
N = Node (lymfeklier), aantal/plaats van lymfeklieruitzaaiingen (N0-3)
M = Metastasen (uitzaaiingen) op afstand van de tumor in bv andere organen, botten etc. (M0-1)
Door fusie BCR-gen + ABL-gen Overactief tyrosine
kinase:
→ meer celdeling
→ minder differentiatie
→ minder apoptosis
Gleevec blokkeert de tyrosine kinase activiteit
waardoor de BCR-ABL activiteit wordt geremd
,t(14;18) in folliculair lymfoom: BCL2 activatie
Erfelijk retinoblastoom: RB1 gen
Kenmerken van erfelijke kanker
1.Kanker op ongebruikelijk jonge leeftijd.
2.Dezelfde vorm van kanker bij verschillende familieleden.
3.Dezelfde vorm van kanker vaker bij één persoon.
Breast cancer 56 - 84%
Ovarian cancer BRCA1 36 - 63%, BRCA2 10 - 27%
BRCA dragers: preventieve verwijdering eileiders en eierstokken rond 40e jaar
Mammascreening
Ca. 1 miljoen vrouwen per jaar
In de eerste ronde ca 5% verwezen
In vervolg rondes ca 2% verwezen.
Kans op kanker 25 - 30% bij verwijzing
Ongeveer 25% van de tumoren presenteert zich tussen 2 screeningsronden en is dus gemist
Patiënten verwezen vanuit het bevolkingsonderzoek 40% van alle mammacarcinomen
< 40 jaar, <1% kans op borstkanker
41-55 jaar, 9% kans op borstkanker
> 55 jaar, 37% kans op borstkanker
Kans op borstkanker 60-80% bij een gezonde vrouw van 25 jaar die een mutatie blijkt te hebben in
een van de BRCA genen.
Chirurgie
Resectie is de belangrijkste in opzet curatieve behandeling van solide tumoren.
Uitzondering: testiscarcinoom (chemotherapie), anuscarcinoom (chemo-radiotherapie),
cervixcarcinoom (radiotherapie), larynxcarcinoom (chemo-radiotherapie).
5 jaars overleving:
Stadium I (T1,2 N0 M0): 80-90%
Stadium II (T3,4 N0 M0): 70-80%
Stadium III (Tx N1 M0): 60-70%
Stadium IV (Tx Nx M1): 5%
PET-CT sneller, sensitievere interpretatie, specifiekere interpretatie dan PET.
ZSO 3
Symptomen die op kanker kunnen duiden:
1. Blijvende heesheid of hoest. Ga naar uw huisarts als er bloed in
opgehoest slijm zit. Vooral rokers moeten hierop letten.
2. Slikklachten. Ga naar uw huisarts als het eten niet goed zakt of blijft steken in de slokdarm
of als slikken pijn doet.
3. Nieuwe of veranderende moedervlekken. Ga naar uw huisarts als er een nieuwe
moedervlek ontstaat of er veranderingen optreden aan bestaande moedervlekken. Het gaat
dan om elke verandering in kleur, vorm, uiterlijk en grootte van een moedervlek. Ook een
moedervlek die jeukt of makkelijk bloedt, moet worden gecontroleerd.
4. Een schilferend plekje of een knobbeltje op uw huid. Soms ontstaat op zo'n knobbeltje een
wondje of zweertje dat niet binnen enkele weken geneest. Het hoeft geen kanker te zijn.
Maar voor wondjes die niet genezen, is het goed uw huisarts te raadplegen.
, 5. Een verdikking of knobbel(tje) ergens in uw lichaam. Het kan gaan om een verdikking
ergens in uw lichaam of een knobbeltje in uw borst(en), zaadbal(len), hals, oksel(s), lies of
ergens anders in het lichaam. Ga naar uw huisarts, ook als het geen pijn doet.
6. Ongewoon vaginaal bloedverlies of abnormale afscheiding. Het kan gaan om: vaginaal
bloedverlies bij of na het vrijen, abnormale afscheiding tussen 2 menstruatie-perioden in
bloedverlies na de overgang, ongewone afscheiding. Soms geeft een beetje bloedverlies een
bruinige afscheiding.
7. Blijvende verandering in de stoelgang zonder duidelijke aanleiding. Het kan gaan om:
langdurige diarree, blijvende duidelijke afwisseling van verstopping en diarree, bloed bij/in
de ontlasting
8. Urinewegproblemen of veranderingen bij het plassen. Het kan gaan om: moeilijker kunnen
plassen, vaker moeten plassen, pijn bij het
plassen, bloed in de urine
9. Gewichtsverlies zonder aanleiding. Ga
naar uw huisarts als u afvalt zonder dat
daar een duidelijke aanleiding voor is.
Kanker veroorzaakt niet altijd pijn. In het begin
van de ziekte hebben veel mensen geen pijn. Als
de ziekte zich verder in het lichaam uitbreidt en/of
als er sprake is van uitzaaiingen, kan wel pijn
optreden.
Langzaam groeiende tumoren geven vaak pas laat
klachten door aanpassing van de omgeving en
reservecapaciteit van vele organen etc.
Bloed afkomstig uit de hoge tractus digestivus is
zwart en niet rood!!
pTNM Stadium Dukes
TIS, N0, M0 0
T1-2, N0, M0 I A
T3-4, N0, M0 IIA en B B
T1-4, N1-2, M0 IIIA, B en C C
T1-4, N1-2, M1 IV D
N1 = metastasen in een tot drie regionale lymfeklieren
ZSO 4
4 methoden van stadiering: Klinisch, radiologisch, chirurgisch, pathologisch
Breslowdikte gebruikt in stadiering melanoom. Het meten van de dikte tumor vanaf granulamateuze
laag epidermis of geulcerde cel tot allderdiepste tumorcel.
TNM geeft anatomische uitgebreidheid weer, ervan uitgaande dat tumoren van eenzelfde histologie
meestal op eenzelfde manier uitgroeien en metastaseren.
FIGO gaat specifiek uit van de groei en metastasering van gynaecologische tumoren. FIGO is een
chirurgische stadiëring.
Karnofsky-score:
100-80%: in staat tot normale activiteit, geen speciale zorg nodig
70-50%: in staat zelf voor persoonlijke dingen te zorgen, echter wel met enige hulp
40-0%:niet in staat voor zichzelf te zorgen