Algemene economie en bedrijfsomgeving
Hoorcollege maandag 21 september over H1,2,3.
Hoofdstuk 1
We leveren in een maatschappij waarin behoeftes steeds maar veranderen en hier moeten
bedrijven op in spelen willen ze ook in de toekomst succesvol blijven.
Welvaart: beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften. Je
behoeften zijn oneindig maar de middelen zijn beperkt daarom kijk je naar de
behoeftebevrediging.
Het streven van maximale welvaart met behulp van schaarse middelen noemen we economisch
handelen.
Economisch handelen vind je overal in de samenleving terug. (een onderneming koopt producten
in en verkoopt deze weer)
Economische wetenschap bestudeert het economisch handelen.
Je maakt onderscheid tussen vakken die het interne proces in ondernemingen bestuderen, zoals
- Financiering
- Kosten en opbrengsten
- Externe verslaggeving
Je kun het probleem zelden oplossen als medewerker van een onderneming omdat het vaak aan
veel dingen kan liggen. Je moet dus goed de oorzaak weten waardoor je bijv. Minder winst maakt.
Je kan in een land handelen op verschillende niveaus (Europese literatuur)
- micro niveau: individuele bedrijven/ consumenten en de afwegingen die zij maken.
- Meso niveau: je kijkt op bedrijfstak niveau, dus naar klanten, concurrentie, leveranciers. Je kijkt
naar concurreerde bedrijven.
- Marco niveau: economie op nationaal niveau. Bijv. Groei van bbp in het land.
Factoren: demografisch, economisch, sociale, technologisch, politieke, culturele.
- Monetaire economie: houdt zich bezig met geld en de rol van banken in de economie. De
rente en kredietverlening worden hier bepaald.
- Internationale economische betrekkingen: bestudeert de buitenlandse handel van landen,
internationale kapitaalstromen en monetaire betrekkingen tussen landen.
- Europese unie: 28 landen voren de EU. War van 19 landen de euro gebruiken.
Bedrijfsomgeving: alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die invloed hebben
op de resultaten van een bedrijf. Bijv. inkopen, verkopen, concurrentie, personeelsbeleid.
De omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben kun je onderscheiden tussen:
- Directe omgeving: leveranciers die grondstoffen, kapitaal of arbeid leveren. Of bij de afnemers
dat trends veranderen of het marktaandeel. Ondernemers
staan voortdurend in contact met deze partijen. Zij
verzamelen gegevens om een zo gunstige kwaliteit-prijs
verhouding te kunnen realiseren. Je hebt de ingaande
stroom; grondstoffen, arbeid en kapitaal.
En een uitgaande stroom; producten en diensten die zij op
verschillende markten levert.
- Indirecte omgeving: Bestaat uit werknemers en
werkgeversorganisatie, overheid en culturele
omgevingsfactoren en media. De onderneming heeft een
geringe invloed op de indirecte omgeving maar de
omgeving kan wel invloed hebben op de onderneming.
Succes van bedrijven op de arbeidsmarkt kan ook
verbeterd worden door betere arbeidsomstandigheden en
beter bedrijfsimago.
- Macro omgeving: rente, wisselkoers, loonkosten,
conjunctuur.
, Omzet van een bedrijf= afzet x prijs
Omzet is een variabele die waarde weergeeft
en de afzet heeft een volume of hoeveelheid
weer.
Waarde verandering = (nieuw- oud) / oud x
100
Nominale stijgingen: waarde stijging van een
variabel.
Reële stijging: volumeverandering van een
variabel.
Arbeidsproductiviteit: aantal werknemers x productie per werknemer
Bruto binnenlands product: totaal aantal werknemers x arbeidsproductiviteit
Bbp= Av x ap
Av= vraag naar arbeidskrachten/ totale werkgelegenheid
ap= arbeidsproductiviteit
Toename van de productie in een onderneming of een land kan 2 oorzaken hebben:
- Toename aantal werkende
- Toename arbeidsproductiviteit
Loonsom is erg belangrijk voor een onderneming en het land. Dit kan toenemen als het loon van
werknemers omhoog gaat of door een toename van de vraag naar arbeid.
Het looninkomen is het product van het aantal werknemers en de loonsom per werknemer.
L= Lwn x Av
L= totale loonsom
Lwn= de loonsom per werknemer
Av= hoeveelheid werknemers
De relatie tussen de veranderingen.
gl= glwn+ gAw
g= de relatieve groei
Loonkosten per eenheid product zit in elk door arbeid geproduceerd product. Dit bedrag kan
toenemen door stijging van loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit ook stijgt zal
het loon per eenheid product weer dalen.
Bedrijven zullen dus altijd de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk houden en als er
loonstijgingen zijn moet dit worden gecompenseerd worden met een stijging van
arbeidsproductiviteit anders gaat het ten koste van de winstgevendheid van het bedrijfsleven.
LKp.e.p.= Lwn / ap
LKp.e.p.= loonkosten per eenheid product
Lwn= loon per werknemer
ap= arbeidsproductiviteit
, Hoofdstuk 2
Markt: plaats waar vraag en aanbod van een product elkaar ontmoeten. Kan ook online zijn!
Aanbieders en vragers communiceren met elkaar over de hoeveelheid, kwaliteit,
leveringsvoorwaarden en prijs van een product. Dit kan via directe of indirect communicatie zoals
via beeldschermen.
Bij een markt moet je kijken naar 2 dingen:
- De geografische grenzen van de markt
Sommige producten hebben een wereldmarkt zoals, cacao, koffie enz.
Maar je hebt ook de lokale markt waar veel kleinere bedrijven zitten.
Ook heb je nationale markten, deze zijn zo groot als het land bijv. ziektekostenverzekeraar.
Als laatste heb je de relevante markt, dit is voor ondernemingen en hier bedienen ze zelf een
groot deel van de markt.
- Definitie van een product
Je hebt zoveel verschillende soorten producten en die kan je dan ook allemaal weer opdelen. Bijv.
Markt voor dranken. Deze kun je opdelen in warme dranken, koude dranken, frisdrank,
alcoholische dranken.
Prijs
V
A
Hoeveelheid
Als de prijzen beter worden voor de verkopers dan zul je zien dat er nieuwe aanbieders de markt
op komen. Waardoor het aanbod wordt vergroot
Prijsvorming: als vraag en aanbod bij elkaar komen.
Het snijpunt in de grafiek noem je de evenwichtsprijs/hoeveelheid.
Consumenten vergelijken prijzen zodat zij optimaal kunnen inkopen waar ze behoefte aan hebben.
En ondernemers kunnen door de marktprijzen zien welke producten zij zullen maken.
Bedrijfstak: ondernemingen die dezelfde soort producten met gelijksoortige productieprocessen
maken.
Kenmerken:
- groepen van markten
- Gelijksoortige behoeften, zoals aan mobieltjes of drank.
- Bedrijfstakgenoten zijn concurrenten
- Strijd om het marktaandeel