Arresten straf- en strafprocesrecht
1. Hollende kleurling: verbalisanten zagen verdachte uit de richting van een als drugscafé bekend staand
etablissement komen rennen. Dit was niet voldoende om een verdenking in de zin van art. 27 Sv aan te
nemen.
2. Geen cautie minderjarige: er was sprake van verhoor, maar de cautie ontbrak.
3. Elektriciteitsarrest: aan de hand van teleologische interpretatie methode geoordeeld dat elektriciteit een
(vermogen)goed is in de zin van art. 310 Sr en derhalve kan worden gestolen.
4. Drijfmest-arrest: er moet aan 4 niet-cumulatieve omstandigheden voldaan zijn, wil er sprake zijn van
daderschap van een rechtspersoon: dienstbetrekking, baat, normale bedrijfsvoering én beschikken en
aanvaarden.
5. ijzerdraad arrest: de vastgestelde criteria om te bepalen of een natuurlijke persoon als functioneel
daderschap betreft: beschikking en aanvaarding.
6. Groningse seksfeesten arrest: het gerechtshof Arnhem oordeelde dat niet vaststaat dat de Hiv-
besmetting met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de injecties met besmet bloed is
veroorzaakt, waardoor geen causaal verband tussen de injecties en de Hiv-besmetting kan worden
vastgesteld. Hiv kan net zo goed bij onbeschermde seks met anderen zijn opgetreden.
7. Melk-en-water-arrest: werd door de knecht van de melkboer een succesvol beroep gedaan op de
schulduitsluitingsgrond AVAS. met deze arrest kwam naar voren dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid
een schuldaansprakelijkheid is. Geen straf zonder schuld.
8. Huizer vee-arrest: de dader van een strafbaar feit is niet strafbaar indien door het overtreden van de
strafrechtelijke norm de doelstelling van die norm juist beter wordt nageleefd, ook als is de daad formeel
gezien wel wederrechtelijk (ontbreken van materiële wederrechtelijkheid).
9. Grenswisselkantoor-arrest: er is sprake van een begin van uitvoering indien de gedragingen naar haar
uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd, als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
10. Uitzendbureau cito: er is sprake van een begin van uitvoering indien de gedragingen naar haar uiterlijke
verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
11. Fatale klimtraining: in casu was sprake van geautomatiseerde handelingen en geen sprake van enige
nonchalance of nalatigheid in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, dat noodzakelijk is
voor schuld als bestanddeel (culpa). Verdachte werd vervolgd voor dood door schuld en werd in HR
vrijgesproken, welk oordeel in cassatie stand hield.
12. Rijswijkse stoeptegelarrest: werd verdachte door de HR niet als medepleger van moord beschouwd,
ondanks dat hij zich niet had gedistantieerd en niet had verhinderd. Maar dit is niet voldoende. Er was
namelijk geen sprake van innige nauwe samenwerking.
13. Zeeuwse motorrijder arrest: hoofdvraag: mocht het hof bevelen dat de OvJ diende te vervolgen op grond
van doodslag. Uit deze arrest vloeit voort dat in het kader van een art. 12 Sv-procedure ook kan worden
geklaagd over het vervolgen voor een – naar het oordeel v/d klager – te mild strafbaar feit.
14. Stormsteegarrest: oordeelde de HR dat de politie terecht uitging van ernstige bezwaren, omdat de
steebekend stond als plek waar gedeald werd en de persoon in kwestie uit schrik wegrende + hand
stevig in rechterjaszak hield.
15. Plastic-boodschappentasje-arrest: de cautie hoeft pas gegeven te worden indien iemand als verdachte in
de zin van art. 27 Sv wordt aangemerkt. Verklaringen die zijn gedaan voordat iemand als verdachte werd
aangemerkt kunnen als bewijs worden gebruikt. De HR stelde dat de verdachte dat de verdachte op het
moment dat de agenten vragen stelde, niet als verdachte (art. 27 Sv) werd aangemerkt. Hij werd pas als
verdachte aangemerkt, toen hij op de tweede vraag antwoorde dat hij de boeken gestolen had. Omdat
hij de verklaringen had gedaan voordat hij als verdachte werd aangemerkt, had hem de cautie niet
gegeven hoeven te worden en kan zijn verklaring als bewijs worden gebruikt.
16. Damrak-arrest: in dit arrest stelt de HR dat de agenten in casu gezien hun ervaring betreffende, de
drugsdealers van een redelijke vermoeden van schuld (art. 27 Sv) mochten uitgaan (verdenking +
ernstige bezwaren). Gelet op de ervaring agenten+ bekendheid van de locatie voor drugsdealers. De HR
nam in haar overwegingen mee dat de aanhouding pas plaatsvond nadat de rechercheurs de getinte
mannen zagen wegrennen, waardoor het vermoeden van schuld werd vergroot. Hierbij geldt dat de
bewijsmateriaal dus rechtvaardig is verkregen.
1
,17. Ruimte-arrest: de ervaring en kennis van agenten kan er voor zorgen dat er voldoende ernstige
bezwaren tegen een aangehouden verdachte bestaan, omdat de agenten wisten dat er in
jongerencentrum op grote schaal verdovende middelen werd gebruikt en verhandeld + omdat de agent
die de verdachte had aangewezen veel ervaring op dit gebied had, besloot de HR dat op deze gronden
inderdaad kon beslissen dat er sprake was van ernstige bezwaren (dus rechtmatige fouillering+
bewijsmateriaal verkregen). Collectieve ernstige bezwaren geldt op iedereen, uit het feit dat je in dat
ruimte bevindt. Dus mag politie in dit soort situaties ieder in dat ruimte fouilleren.
18. Parkeerovertreding-arrest: HR overwoog dat indien feitelijk is komen vast te staan dat een
parkeerwachter de verdachte heeft medegedeeld dat tegen hem pas volgende keer een proces-verbaal
zal worden opgemaakt, deze mededeling opgevat moet worden als een politiesepot. Indien de OvJ dan
toch vervolgt, dient de OvJ niet-ontvankelijk te worden verklaard, wegens schending van het
vertrouwensbeginsel
19. Koffieshop-arrest: bij dit arrest overwoog de HR dat de OvJ gebonden is aan het gedoogbeleid inzake
handel in softdrugs in koffieshops. Indien de OvJ ondanks dit toch vervolgd, is dit in strijd met het
vertrouwensbeginsel.
20. Letale longembolie: op grond van redelijke toerekening (ipv voorzien baarheid/ zeldzaamheid) kon de
letale longembolie volgens zijn aard toegerekend worden als gevolg van de aanrijding aan de verdachte.
21. Containerdiefstal-arrest: als de samenwerking zo nauw en volledig is geweest en de activiteiten achter de
schermen een voldoende substantie hebben, kan er ondanks de afwezigheid van fysieke lijfelijkheid van
medeplegen worden gesproken.
22. Opticien-arrest: (overmacht als noodtoestand) overweging tussen maatschappelijk belang/ naleving van
de wetten.
23. Schieten in de kroeg: (voorwaardelijke opzet) het hof stelde dat de verdachte had kunnen voorzien dat,
als hij in ene kroeg op iemand zou schieten, andere kroegbezoekers zouden proberen te voorkomen dat
de verdachte nogmaals zou kunnen schieten. Omdat de verdachte het pistool bleef vasthouden toen
aanwezigen het pistool wilden afpakken, heeft hij zich WILLENS en WETENS blootgesteld aan de
aanmerkelijke kans dat het pistool nogmaals zou afgaan en dat hierbij een ander geraakt zou kunnen
worden. Er was bij het tweede schot dus voorwaardelijke opzet.
24. Danszaal soranus: ( medeplichtigheid, voorwaardelijke opzet): de verdachte heeft zich door het geven
van het mes bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn vriend met dit middel het misdrijf
zou plegen.
25. Wormerveerse brandstichting-arrest: voor de kwalificatie als mededader is niet noodzakelijk dat diegene
een uitvoeringshandeling heeft verricht. Bovendien kon net zo goed de rollen omgedraaid worden.
26. Twee moorddadige zusjes: er is sprake van medeplegen van moord, omdat er sprake is van een zodanige
bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachten zijn
doelbewust en opzettelijk bezig geweest. De verdacht heeft door haar voortdurende aanwezigheid in de
woning bijgedragen aan de voor het slachtoffer bedreigende situatie. Verdachte en medeverdachte
hebben met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg gehandeld.
27. Zelfgemaakte GHB (dood door schuld): er is sprake van schuld indien iemand gelet op de bijzondere
omstandigheden van het geval in aanmerkelijke mate tekort is geschoten. Van aanmerkelijke
onvoorzichtigheid is sprake als het gedrag in strijd is met geschreven/ongeschreven normen en van de
verdachte onder die omstandigheden, waarbij de voorzien baarheid op een bepaald gevolg een rol kán
spelen, anders mag worden verwacht. Daarbij wordt over het algemeen de gemiddelde mens, of
rekening houdend me de bijzondere positie die iemand aanneemt (garantstellung), de doorsnee
beroepsgenoot als maatstaf genomen. Daarbij is van belang in hoeverre (on)geoorloofde risico’s zijn
genomen en de aard van het gevaar zettende karakter.
28. Insluitingsfouillering: de verdachte was aangehouden, omdat er een vermoeden bestond dat deze over
meer verdovende middelen beschikte, is hij door een opsporingsambtenaar in de cel aan zijn lichaam
onderzocht (aan kleding). De opsporingsambtenaar zag een stukje plastic tussen de billen van de
verdachte uitsteken en sommeerde de verdachte zijn billen te verspreiden, en trok het zakje tussen de
billen vandaan. De HR vindt dat sommeren om de billen te verspreiden in strijd is met art. 46 lid 2 Sv,
aangezien hij niet bevoegd is tot het onderzoeken aan/in het lichaam.
29. Opiumwetfouillering: art. 9 lid 2 Opiumwet biedt de bevoegdheid tot onderzoek aan de kleding
(hieronder valt ook afgeven van kleding). Verdachte kan hierdoor dus geheel/ gedeeltelijk ontkleed zijn.
verdachte liet op sommatie onderbroek gedeeltelijk zakken + benen gesloten, waarop de
opsporingsambtenaar beval de onderbroek te laten zakken, waarna er het zakje in zijn onderbroek
2
, gevonden werd dit is wel rechtmatige onderzoek aan kleding, want onderzoek was gericht op kleding
niet lichaam.
30. Innerlijke tegenstrijdigheid: de rechtbank verklaart de dagvaarding nietig vanwege het feit dat in de
tenlastelegging de verdachte wordt beschuldigd van het bezitten van een vuurwapen OF iets dat veel
lijkt op een vuurwapen (tegenstrijdig). Bij het OTT is gebleken dat de dagvaarding voor het overige aan
alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. De verdachte wordt veroordeeld en strafbaar gesteld.
31. Grootschalige kinderpornografie: nietig verklaring van dagvaarding, omdat er niet duidelijk aangewezen
werd om welke afbeeldingen het precies ging, daarom heeft de HR besloten om bij tenlastelegging van
een selectie van de aangetroffen afbeeldingen – en daarmee dus van een beperkte hoeveelheid van
afbeeldingen – waarbij het grootschalige karakter van het bezit van kinderpornografie door de OM alleen
naar voren wordt gebracht – en door de rechter wordt betrokken – als een voor de straftoemeting
relevante omstandigheid.
32. Verdediging bij verstek: een niet-gemachtigde raadsman mag bij een niet-verschenen verdachte slechts
iets zeggen over de afwezigheid van zijn cliënt, en het ontbreken van een machtiging. Wel mag hij een
verzoek tot aanhouding doen om te bekijken of de verdachte alsnog kan verschijnen, dan wel om alsnog
een machtiging te verkrijgen. Van verdediging kan dus een sprake zijn. (dit betekent wel niet dat de
rechter de aanhouding zal aanvaarden, hij kan als hij wilt de dagvaarding toch laten doorgaan, zonder
enig verdediging).
33. Eén getuige geen getuige 1: de HR geeft aan dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen
steunen op de verklaring van één getuige, verder berusten de bewijsmiddelen op dezelfde bron
34. Eén getuige geen getuige 2: Rb bindt dat OvJ niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien de
verdachte in de ten laste gelegde periode nog niet 12 jaar oud was + geen sprake van objectief
steunbewijs: er is maar één getuige gehoord.
35. Haarlemse doodslag: het feit dat medische zorg nodig was, was t wijten aan wangedrag van de
verdachte en het ontbreken of tekort schieten in die zorg door anderen, ontheft niet de aansprakelijkheid
voor het door hem misdreven handeling. Opzettelijk v/h leven beroven geschiedt ook op het tijdstop dat
de dader met het opzet een ander te doden datgene heeft gedaan wat tot de dood van het slachtoffer
leidt en niet slechts op het tijdstip waarop het slachtoffer aan het door de dader gepleegde geweld
overlijdt.
Dus als verdachte niks had gedaan was er helemaal geen medische zorg nodig geweest
36. Runescape-arrest: virtuele objecten kunne als ‘’goed’’ in de zin van art. 310 Sr worden gekwalificeerd en
zijn dan ook vatbaar voor diefstal.
37. Zelfdoding na zware mishandeling: na zware mishandeling van een vrouw, die overgoten werd met
zwavelzuur werd de zelfdoding ook aan de dader toegerekend. Hij was door de Hof schuldig bevonden
aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling de dood ten gevolgde hebbend. De
zelfdoding (1 jaar later) werd ook aan de verdachte toegerekend want de leed van de slachtoffer kwam
door de zeer zware verminking, het maakte haar leven ondragelijk en uitzichtloos.
38. Medicinale cannabis: (overmacht in de in van noodtoestand). Uitzonderlijke omstandigheden in een
individueel geval kunnen meebrengen dat verboden gedragingen, zoals in dit geval het zonder
ontheffing kweken van cannabis, gerechtvaardigd kunnen worden indien wordt gehandeld in
noodtoestand (ondragelijke pijn door MS).
39. Opportuniteitsbeginsel: gerechtshof verklaart OM niet-ontvankelijk want de feiten die aan de
onderhavige strafzaak ten grondslag liggen zijn niet schokkend + slachtoffer heeft bij haar aangifte
aangegeven dat ze wou dat er geen strafzaak kwam, slechts excuses van verdachte. In art. 167 Sv is het
aan OM zelfstandig te beslissen of na aanvang van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet
plaatsvinden, maar in dit geval is het in strijd met beginselen van goede procesorde (vooral redelijke en
billijke belangenafweging + verbod van willekeur).
40. Noodweer in de tram arrest: (mislukte beroep op noodweer). Het hof is van oordeel dat aangezien het
agressieve gedrag van de achtervolgers, sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar voor een
ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Maar handelen van de verdachte was niet geboden, want hij
had alternatieven dan schieten (subsidiariteit), bovendien kon hij ook op de voet mikken, of
waarschuwingsschot in de lucht (proportionaliteit). Bovendien stopte hij de andere mensen in de tram in
gevaar, nu hij een ongeoefend schutter was en kans dat hij onbedoeld een willekeurig persoon zou raken
erg groot was.
41. Vrijwillige terugtred 1: indien sprake is van een combinatie van binnen en buiten de verdachte liggende,
hinderende factoren, dient het actieve eigen aandeel van de verdachte op de voorgrond te staan. In
arrest is de doodslag niet voltooid doordat de verdachte het slachtoffer heeft losgelaten. Het uit paniek
3