Hoofdstuk 1 – systematische benadering afwijkend EEG.
EEG – technisch aanvullend onderzoek m.b.v. technische apparatuur informatie verkrijgen over de
gezondheidstoestand van de patiënt.
Redenen voor een aanvullend onderzoek:
- Diagnostiek is meestal de vraag, epi, visus ect.
- Bepalen van de ernst van de aandoening coma: ernst cerebrale schade klinisch moeilijk te
bepalen. Informatie over de ernst is van belang voor de prognose / het bepalen van de kans
op herstel.
- Bewaking / monitoring. Tijdens OK. Functiestoornissen in de hersenen zo vroeg mogelijk vast
stellen. Dit heeft consequenties op het beleid.
Diagnostische waarde aanvullend onderzoek:
I Kenmerken van de test zelf naast kosten en risico’s denken aan sensitiviteit en specificiteit.
“sensitiviteit de kans dat de test positief / afwijkend is wanneer de aandoening ook werkelijk
aanwezig is.”
“specificiteit de kans dat de test negatief / normaal is wanner de aandoening niet aanwezig is.”
Hiernaast heb je kans op tegenuitslagen fout negatief en fout positief. “een fout positieve uitslag is
dat de test afwijkend is terwijl de aandoening niet aanwezig is.” “Een fout negatieve uitslag is dat de
test normaal is, terwijl de aandoening wel aanwezig is.
Deze 4 punten samen zijn verwerkt in een gouden standaard.
Gouden standaard
Aandoening aanwezig Aandoening afwezig
Testuitslag afwijkend Terecht positief Fout positief
Testuitslag normaal Fout negatief Terecht negatief
II Kenmerken van de patiënten populatie waarop de test wordt toegepast test eigenschappen.
A priori kans / pretest: kans dat de aandoening aanwezig is voor de test. De a priori kans (x)hangt af
van de kans van de aandoening bij de populatie, van de selectie van de patiënten, van de uitslagen
van een eerder hulponderzoek. Eigenlijk alle info behalve de uitslag van de nog te doen test.
A posteriori kans /posttest: kans op aandoening gebaseerd op alle beschikbare informatie, inclusief
de testuitslag. De a posteriori kans hangt af van alle info inclusief de uitslagen van de test. Functie:
verhogen / verlagen van de kans op de aandoening vergeleken met de a priori kans.
Likelihood kans ratio verhouding: de factor die de informatieve waarde van de test bepaalt. De
verhouding van de kansen. Verhouding tussen de kans dat de testuitslag wanneer aandoening
aanwezig is (A/C) / testuitslag wanneer aandoening niet aanwezig is (B/D)
Odds ratio: op een bepaalde aandoening = het aantal personen met de aandoening gedeeld door het
aantal personen zonder de aandoening.
X = a priori kans aanwezig
Y = a priori kans afwezig
A = sensitiviteit
B = kans op negatieve uitslag
C = test afwijkend
D = specificiteit
E = A posterior kans: de kans dat de aandoening aanwezig is na de testuitslag. Ook wel: de positief
voorspellende waarde van een afwijkende testuitslag.
F = A posterior kans dat de aandoening aanwezig is bij een normale testuitslag. De negatief
voorspellende waarde van een normale testuitslag
, A priori kans
Aandoening aanwezig X % Aandoening afwezig Y % A posteriori kans
Testuitslag afwijkend A% C% E%
Testuitslag normaal B% D% F%
A + B = 100% C + D = 100%
Posttest odds = pretest odds X Likelihood ratio
of
Posttest = (X / (1-X) x A / C
Posttest odds omrekenen in a posteriori kans (E%):
A posteriori kans = posttest odds / (1 + posttest odds)
III Klinische relevantie van de testuitslag is het naast betrouwbaar ook nuttig? “een testuitslag is
nuttig wanneer deze consequenties heeft voor het beleid. Bv: staken / wijzigen van een behandeling,
wel / niet verrichten van een ander onderzoek, advies geven en het bepalen van een prognose.
Het EEG als aanvullend onderzoek.
Sterke kanten: Hoge sensitiviteit en goede tijdsresolutie.
Zwakke kanten: Lage specificiteit, Matige spatiële / ruimtelijke resolutie.
Beschrijving van het afwijkende EEG
- Abnormale veranderingen in fysiologische activiteit
- Pathologische activiteit, onder te verdelen in:
1. Abnormale langzame activiteit
2. Periodieke complexen
3. Epileptiforme afwijkingen (ictaal en interictaal)
- Ontbreken van alle activiteit iso elektrisch
Bij het beschrijven van het EEG is de leeftijd en de bewustzijnstoestand van belang.
Veranderingen in fysiologische activiteit kunnen zowel betrekking hebben op het EEG tijdens waken
als op het EEG tijdens slaap. Doezelen geeft aanleiding tot verdwijnen van het alfaritme en het
optreden van diffuus polymorfe théta.
Hiernaast zijn de klinische informatie en de klinische vraagstelling van belang. Kennis over de
vraagstelling helpt bij een gerichte efficiënte beschrijving en beoordeling van het EEG te bevorderen.
Een beschrijving is altijd een samenvatting die gebaseerd op een selectie van belangrijke gegevens.
Tijdens het beschrijven moet je gebruik maken van goed gedefinieerde standaard termen. Een
overzicht van deze termen is te vinden in IFSECN rapport van Chatrian et al 1974 of in Glossary of
electrophysiology terms pp. 499-516 Jasper R Daube.
Een belangrijk punt tijdens de beschrijving is het achtergrondpatroon EEG activiteit die gedurende de
registratie overheersend aanwezig is dit is tevens het uitgangspunt van de beschrijving van het EEG.
Het is niet altijd eenvoudig om het achtergrondritme te beschrijven toch is dit noodzakelijk om te
kunnen bepalen wanneer bv. paroxismen, bursts of transiënts optreden.
Beschrijving van het achtergrondactiviteit
Bij het beschrijven van de achtergrondactiviteit en transiënts let je op de volgende kenmerken:
- Frequentie is het aantal golven per seconden in hertz. Mono-ritmisch wanneer de frequentie van
een bepaalde activiteit gelijk blijft. Polyritmisch wanneer de frequentie ergs varieert. Periodiek
golfvorm of complex van golfvormen die na +/- constante tijd weer terug keren.
Bij een geïsoleerde golf is het beter om de duur aan te geven. Frequentie = 1 / duur
,- Amplitude is van piek tot piek in micro volt. De amplitude is afhankelijk van de afleiding,
schedeldikte en schedeldefecten. Niet de exacte amplitude noteren wel een range waarbinnen de
amplitudes bewegen. Bv: alfa 9.5hz amplitude 40 a 50 micro volt.
- Vorm kan regelmatig of onregelmatig zijn. Mono-vorm / ritmisch / regelmatig gevormd =
opeenvolging van +/- identieke golven. Polyform / onregelmatig / niet ritmisch = wanneer de
golfvorm sterk wisselt . je kan ook het aantal fasen beschrijven: / 3 en meer fasen = mono / di /
tri / polyfasisch.
- Symmetrie is wanneer de amplitude en de frequentie boven beide hemisferen gelijk zijn. Je moet
voor iedere activiteit nagaan of deze symmetrisch is.
- Synchronie is in fase. Voor iedere activiteit nagaan of het synchroon is. links / rechts vergelijking.
maximale amplitude moet zowel links als rechts worden gehaald. Asymmetrie is vaak een gevoelige
maat voor pathologie. Voorbeeld van bilateraal synchrone activiteit is FIRDA frontaal intermitterende
ritmische delta.
- Ruimtelijke verdeling aangeven hoe vaak en boven welke gebied een activiteit voorkomt. Focaal –
beperkt gebied 1 elektrode, Multifocaal – 2 of meer gebieden, lokaal – groter gebied beperkt tot de
hersenkwab. Gelateraliseerd – activiteit boven 1 hemisfeer, gegeneraliseerd en diffuus – komt overal
voor.
- Continuïteit van EEG fenomenen in tijd is belangrijk. Bij neonaten is het 1 van de graadmeters bij
het bepalen van de cerebrale rijping. Voorbeeld van een discontinu EEG activiteit: volwassenen –
burst suppression, neonaten – tracé alternant.
- Reactiviteit veranderingen die in het EEG optreden onder invloed van sensorische stimuli visueel /
audio / tast mentale activiteit hoofdrekenen of door arousal Activatie van het centrale zenuwstelsel
(met name hersenfuncties) houdt verband met de graad van mentale alertheid of bewustzijn.
Reactiviteit is normaal, ontbreken hiervan is een gevoelige maat voor afwijkingen. In het EEG van
comateuze patiënten is de reactiviteit belangrijke informatie m.b.t. de prognose factor.
Verslaglegging
Een aantal gegevens zijn van belang: Administratieve gegevens zoals: gegevens van de patiënt,
aanvrager, specialisme en klinische gegevens: samenvatting van de patiënt, vraagstelling, test
situatie KNF/IC, medicatie, bijzondere procedures extra elektroden/patiënt bijzonderheden en het
bewustzijnsniveau.
EEG verslag bestaat uit de feitelijke beschrijving van het EEG. Vaste logische volgorde aanhouden, in
de beschrijving moeten geen interpretaties gegeven worden, termen als normaal / afwijkend moeten
niet hier. Het is zinvol om aan het eind een korte samenvatting op te stellen.
Conclusie EEG verslag is het laatste deel van het EEG verslag. Eerst beschrijf je duidelijk of het EEG
normaal is voor de leeftijd, zo niet wat is de aard van de afwijking? Waar is de afwijking
gelokaliseerd? Wat is de ernst van de afwijking?
Indien er een vorig EEG aanwezig is moeten deze 2 met elkaar vergeleken worden. Is het huidige EEG
veranderd / verslechterd? Zo ja in welke zin. Als laatst beschrijf je de klinische interpretatie.
EEG bevindingen passen bij de klinische diagnose. Verder kan het EEG advies geven bv. aanvullend
onderzoek of therapie starten.
Hoofdstuk 2 – abnormale veranderingen fysiologische activiteit
, Het EEG vertoont een grote variatie, zowel Interindividueel – tussen personen, als intra-individueel –
binnen een persoon van moment tot moment. Leeftijd, bewustzijnstoestand, medicatie en
scheldefecten dragen bij aan deze variatie.
De grens tussen “normaal” en “afwijkend” is niet eenvoudig te trekken.
Afwijkend betekent nog niet altijd abnormaal binnen het EEG 10% heeft geen alfa ritme dit is niet
normaal maar wijst niet op een ziekteproces dus het is ook niet afwijkend. Daarom is het zinvol om
vergelijkingen te maken met eerdere EEG’s.
Veranderingen in normale activiteit zijn vaak de eerst uiting van de onderliggend ziekteproces.
Alfaritme
Frequentie – 8-13 Hz is leeftijdsafhankelijk 4mdn 4 Hz 1jr 6Hz 3jr 8hz 10j 10hz
Alfavarianten zijn deltagolven vermengt met eenzelfde amplitude als het alfaritme 6 t/m 14jr komen
vaak “posterior slow waves of youth” voor verdwijnen na 21jr. worden onderdrukt bij ogen open.
Alfa-squeak hogere snelle frequentie direct na het sluiten van de ogen.
Alfavariantritmen volwassenen zie je soms andere variant van het alfaritme met een langzame
Frequentie 3.5 t/m 6Hz of een snellere frequentie 14 t/m 20Hz afgewisseld met normale alfaritmen.
Deze snelle en langzame alfavariantritmen hebben GEEN pathologische betekenis.
Lokalisatie occipitaal, pariëtaal en temporaal achter. Tijdens ogen dicht en waakzame rust.
Amplitude meestal rond de 40 a 50 µV. rechts achter vaak groter dan links, door de schedeldikte /
dominante kant.
Vorm sinusoïdaal, soms arcadevormig met een scherpe negatieve top en een rondere positieve top.
Reactiviteit alfa wordt geheel onderdruk tijdens ogen open, gedeeltelijk tijdens mentale activiteit,
Arsounal. Alfa-drop-out het verdwijnen van het alfa ritmen tijdens het doezelen.
Afwijkend alfa ritme:
Ontbrekend ritme het volledig ontbreken van het alfa ritme is niet zonder meer afwijkend. Wel moet
je letten op: de ogen open, angst, alert, doezel. Er zijn een groep mensen waarbij het genetisch is. Je
spreekt dan van een “low voltage” EEG waarbij de amplitudes niet hoger worden dan 20µV. dit komt
bij 10% van de mensen voor boven de 13j. Als pathologisch kan je denken aan de ziekte van
Huntington, vertebrobasilaire insufficiëntie en bij chronische alcoholisme.
Frequentie rekening houden met de vraag alfa te traag voor de leeftijd? Een vertraging van 1Hz is
afwijkend. Dubbelzijdige vertraging wijst op een diffuus stoornis. Enkelzijdig op structurele afwijking
in de tragere hemisfeer. Deze afwijking hoeft niet perse occipitaal gelokaliseerd te zijn. Het alfaritme
is belangrijk maar geen specifieke maat voor hersendisfunctie.
Amplitude pathologisch is een amplitude links die meer dan 50% minder is dan rechts of rechts die
meer dan 35% minder is dan links. Indien dit het geval is altijd triviale oorzaken niet goed bevestigde
elektroden, schedeldefecten, hematoom op het hoofdhuid uitsluiten.
Pathologische afname van de alfa amplitude kan wijzen op corticale disfunctie of een bloedophoping
tussen de cortex en de schedel.
Ontbrekende reactiviteit is afwijkend en dus pathologisch. In zeldzame gevallen ontbreek de
reactiviteit aan 1 kant, dit wordt het syndroom van brancaud genoemd en wijst op een afwijking in
de niet reactieve hemisfeer.
Activiteit in alfafrequentie en coma wanneer hij op aanspreken of na het toedienen van een
pijnprikkel de ogen niet opent , geen gerichte motoriek vertoont en geen verbale reactie geeft.
IP. geld bij iemand in coma geen normaal alfaritme kan voorkomen. Zo ja, dan onderzoek je of de
patiënt wel echt in coma ligt. Dit komt voor onder 2 omstandigheden.
- Psychogeen coma toestand van wakker zijn met de ogen dicht
- Locked in-syndroom patiënt is bij vol bewustzijn, maar kan door de neurologische stoornis niet
bewegen of praten. Komt voor bij een hoge dwarslaesie of bij een gegeneraliseerde aandoening van
het perifere zenuwstelsel waarbij ook de hersenzenuwen betrokken zijn.
Bij passief openen van de ogen is het alfa ritme reactief.