Samenvatting week 2
HC-3:
Lopen: gecontroleerd vallen. Ieder heeft eigen looppatroon.
Verstoring: CZS, PZS, houdings- en bewegingsapparaat.
Analyse lopen: anamnese, speciele anamnese, LO, AO
ICF-model: impact van aandoening op functioneren pt. Persoonlijke- en
omgevingsfactoren. Anamnese.
Speciele anamnese: loopafstand, looptempo, hulpmiddelen, valneiging, klachten
leidend tot verminderde afstand/tempo, cosmetiek.
LO: inspectie, algemeen, actief en passief bewegingsonderzoek, neurologisch
onderzoek.
AO: radiologisch, lab, gangbeeldanalyse.
Letten op: tempo, loopafstand, paslengte, paswijdte, symmetrie, afwikkeling
Gangcyclus:
Stand- en zwaaifase;
begin bij heel strike,
zwaaifase bij toe off.
Normaliter is zwaaifase
korter dan standfase.
Single support fase: 1
been los van de grond.
Bij rennen: zweeffase.
Schrede= stap linker
been + stap rechter been.
Van voor- en zijkant
kijken wat er gebeurt in
heupen, knieën, enkels,
bekken, meebewegen
romp.
Functie gewrichten in lopen:
Ahv functie spieren
en locatie blessure
te redeneren welk
looppatroon zal
ontstaan.
Verschillende
spieren hebben
verschillende
impact op lopen.
,Grondreactiekracht: grond oefent een tegengestelde maar even grote kracht uit
op lichaam. Zwaartepunt verplaatst, grondreactiekracht ook (normaal in
voorwaartse richting). Soms ongunstige grondreactiekracht.
Behandelopties: indien mogelijk oorzaak behandelen. Complicaties voorkomen.
Hulpmiddelen: wat verwacht je qua functie en uitvoering, doel? Orthese:
ondersteunend aan het lichaam. Prothese: vervangend. Orthopedische schoenen.
Schema voor orthesen.
Patientdemonstratie-1:
Spierziekten: ziekten van het
Ruggenmerg: ALS
Zenuwwortel en zenuw: Guillain-Barré syndroom (GBS), chronische
polyneuropathie
Overgang zenuw-spier: myasthenia gravis
Spier: Duchenne, myositis
>600 ziekten
Debuut voor geboorte of na 80e
Ernstig tot mild
Erfelijk of verworven
Soms behandelbaar
Altijd informatie en begeleiding
Gevolgen:
Verlamming (slap/spastisch)
Lage/afwezige peesreflexen (bij ALS hoge)
Minder/ander gevoel
Pijn
Contracturen; scoliose
Tijdsbeloop:
Acuut: max in 4 weken: GBS
Subacuut: max in 12 weken
Chronisch: max >12 weken
Progressief: ALS, diabetische polyneuropathie
Stationair: toxische polyneuropathie
Wisselend: myasthenie
Nodig voor bewegen:
Mentale status en hersenprogramma’s
Kernsystemen in de hersenen (piramidaal, extrapiramidaal, cerebellum)
Zenuwbanen in hersenen en ruggenmerg
Kracht (motorische zenuwen en spieren)
Gevoel (terugkoppeling)
Afferente deel reflexboog: test met vibratiezin (stemvork), efferente deel: test
met spierkracht.
Polyneuropathie:
Symmetrische ziekte van perifere zenuwen
Sensorisch > motorisch
Benen > armen
, Distaal > proximaal (lange zenuwen zijn kwetsbaarder)
Reflexen laag-afwezig
Handschoen/sokvormige uitval gevoel
GBS:
Acute polyradiculoneuritis
Vaak postinfectieus
Self limiting
Risico: respiratoire insufficiëntie, autonome stoornissen (hartritme)
Met behandeling sneller herstel
In liquor geen ontstekingscellen, wel hoog eiwit
90% acute sensorische-motorische polyneuropathie
70% facialiszwakte
Maximale uitval <4 weken, meestal <2
¼ opgenomen pt’en beademd
Veel pt’en blijven moe/houden beperkingen
Moleculaire mimicry: 2/3 patiënten hadden infectie in de 3 weken voor begin
zwakte. Perifere zenuwen bestaan uit bouwstenen, bacteriën en virussen hebben
veel verwante bouwstenen. Infectie met bepaald virus immuunsysteem maakt
antilichamen tegen bestanddelen virus, lijken op eigen bouwstenen
kruisreactie. Door genetische diversiteit krijgt niet iedereen het.
Segmentale demyelinisatie, ontstoken zenuwen.
Verlamming:
Slap = perifeer Spastisch = centraal
Laesie in: Laesie in:
Voorhoorn ruggenmerg Piramidebaan
Zenuwwortel; zenuw Ruggenmerg
Zenuw-spier overgang Hersenstam; hersenen
Spier Motorische cortex
Kenmerken: Kenmerken:
Atrofie Hoge spiertonus
Fasciculaties Verminderde
vaardigheid
Zwakte Zwakte
Hyporeflexie; areflexie Hyperreflexie/Babinski
LO: klachten: zwakte, pijn, minder gevoel, moeheid
Verschijnselen: atrofie, verlamming, patroon (zwakte
bovenbenen/onderbenen, asymmetrie)
Vitale sensibiliteit (pijn- en tempzin, fijne tastzin)
Gnostische sensibiliteit (vibratiezin, bewegingszin, positiezin)
Ruggenmerg:
Asymmetrisch
Spastische en slappe verlammingen
Hoge of lage reflexen
Zenuwen:
Symmetrisch