SAMENVATTING EHBO Het oranje kruis boekje
Hoofdstuk 1:
5 belangrijke punten bij verlening eerste hulp:
1) Let op gevaar van jezelf, omstanders en slachtoffer(s). Indien niet veilig, kan er geen hulp
verleent worden. Alleen 112 bellen is dan de taak van hv’er.
2) Ga na wat er gebeurd is en daarna wat het SO mankeert. Beoordeel situatie door te kijken en te
vragen aan SO en/of omstanders wat er gebeurd is, indien je zelf geen getuige bent geweest. Ga
vervolgens na wat SO mankeert. Je start met controle van bewustzijn. Controleer de A.B.C. als slachtoffer
niet adequaat reageert. Indien wel adequate reactie, dan onderzoeken op ander letsel zoals wonden,
breuken of kneuzingen. Vraag niet en ga niet op zoek naar medische gegevens van SO. Vraag wel naar
naam en geboortedatum als SO bewustzijn dreigt te verliezen. Geef bevindingen door aan de
professionele hulpdienst.
- A = Airway (luchtweg)
- B = Breathing (ademhaling)
- C = Circulation (circulatie)
3) Stel SO gerust en zorg voor beschutting. Laat merken dat SO in goede handen is. Wees kalm,
vriendelijke, betrokken, begrip- en respectvol. Zorg dat SO je kan zien, maak oogcontact en noem je
naam. Vertel aan SO wat je gaat doen en doe geen beloftes. Zorg voor beschutting tegen de elementen.
Gebruik zo nodig een isodeken om onderkoeling of oververhitting tegen te gaan.
4) Zorg voor professionele zorg. Bel bij ernstige situaties 1-1-2. Bij minder ernstige situaties kunt u
de huisarts of HAP inlichten. Laat SO niet alleen. Bij verslechtering van situatie SO bel je nog een keer 1-
1-2.
5) Help SO op plaats waar hij/zij zit of ligt. Overtuig SO om te blijven waar hij/zij is, om zo meer
letsel te voorkomen. Hou SO echter nooit tegen als SO wel weg wilt. Verplaats SO alleen om gevaar af te
wenden, om beschutting te realiseren als toestand van SO verslechterd.
- Rautek: noodvervoersgreep, zie boek voor uitvoering.
- Ondersteunend verplaatsen: Sta aan gezonde zijde van SO; laat hem een arm om uw nek slaan;
houdt met hand pols van SO vast dat om jouw nek ligt; sla andere arm via rugzijde om middel van SO en
pak indien mogelijk onderarm van SO vast; zet uw heup achter zijn bil; doe kleine stap en lift So lichtelijk
op ter ondersteuning. Loop door totdat gevaar geweken is.
Hoofdstuk 2:
- Verleen alleen hulp die u beheerst en die u aankunt. Zoek eventueel (professionele) steun voor
verwerking.
- Blijf ten alle tijde rustig, ook als omstanders er voor zorgen dat u geen hulp kunt verlenen. Wordt
nooit boos op omstanders (of SO), want dan kans op escalatie.
- Mensen die in paniek zijn, moeten gekalmeerd en afgeleid worden. Isoleer eventueel paniek
persoon, om uitbreiding van paniek bij anderen te voorkomen.
- Als je om hulp vraagt, doe dit rechtstreeks op de persoon. Als je dit niet doet, voelt niemand zich
aangesproken en is er sprake van diffusie van verantwoordelijkheid.
Hoofdstuk 3:
- Gebruik, indien aanwezig, hulpmiddelen om besmetting te voorkomen. Denk aan steriele
materialen, handschoenen en beademingsmaskers. Het is niet verplicht, maar wel aanbevolen. Kans op
besmetting is klein, maar altijd aanwezig.
- Pas op voor naalden en blarenprikkers. Was na hulpverlening je handen.
Hoofdstuk 4:
,Vitale organen: hersenen, hart en longen.
- Schakel altijd professionele hulp in bij verlies of vermindering van bewustzijn.
- Bewustzijnsverlies kan acuut optreden of geleidelijk. Houdt altijd bewustzijn van SO de gaten.
- Als er sprake is van ernstig bloedverlies, oefen je eerst druk uit op wond en daarna doe je de
ademhalingscontrole.
Benaderen van een liggend SO: benader SO aan zijn zichtzijde; schud schouders SO en vraag tegelijkertijd :
‘Gaat het?!’.
Bewusteloos SO draaien van de buik naar de rug:
3= - Leg dichtstbijzijnde arm van SO langs lichaam SO.
- Andere arm langs hoofd boven gestrekt leggen.
4= - Duw SO van je af op zijn zij.
7= - Steun halverwege de kantel het hoofd van SO.
- Hou met andere hand de schouder van SO vast en begeleid de kantel totdat SO op rug ligt.
Flauwte: kortdurende stoornis in bewustzijn, veroorzaakt door tijdelijk afgenomen bloedtoevoer naar hersenen.
Dit kan als gevolg van snel opstaan, uitputting, schrik, hitte, honger, emoties, zien van bloed, medicijngebruik,
drukte in omgeving e.d. Meestal komt een flauwte voor bij mensen ouder dan 6 jaar.
Schedelhersenletsel: verschijnselen die op hersenletsel kunnen duiden zijn: sufheid, hoofdpijn, duizeligheid,
snel geïrriteerd zijn, traaf reageren, overgevoelig voor licht en geluid, concentratieproblemen, geheugenverlies,
bewusteloosheid, verwardheid, dubbelzien, oorsuizen en misselijkheid. Een epileptische aanval is ook mogelijk.
Schedelbasisbreuk: So heeft blauwe plekken rond ogen (alsof SO een bril draagt.) of achter de oren.
Vochtverlies via neus of oor kan ook duiden op een schedelbasisbreuk. Laat het SO liggen en voorkom beweging.
Bel 1-1-2 bij stoornissen in bewustzijn, toenemende hoofdpijn of als So niet wakker te krijgen is.
, Epilepsie: hersenaandoening die zich uit in aanvallen. Deze aanvallen zijn gevolg door verstoring in de
elektrische activiteit in de hersenen. Soms voelt SO aanval aankomen. Aanval duur meestal enkele minuten. Als
SO niet bij bewustzijn komt, leg hem dan in stabiele zijligging. Controleer de ademhaling.
Hoe te handelen bij epilepsie:
1) Geef SO zoveel mogelijk bewegingsruimte om te zorgen dat hij zich niet verwondt. Verwijder
scherpe of harde en hete voorwerpen in omgeving van SO,
2) Maak knellende kleding los.
3) Bescherm hoofd tegen beschadiging met opgevouwen doek, jas of kussen. Zo nodig met uw
handen.
4) Nooit vingers in mond stoppen van SO, want aanval is heel krachtig en tongbeet is toch niet te
voorkomen.
5) Bel 1-1-2.
Koortsstuipen: gevolg van snelle stijging van lichaamstempratuur. Een koortsstuip is niet te stoppen, maar
stoppen meestal vanzelf binnen 5 minuten. Een koortsstuip wordt vaak opgevolgd door een periode van diepe
slaap. Zorg dat SO geen letsel oploopt of beperk het. Zorg dat warmte weg kan door warme kleding te
verwijderen en een natte washand op voorhoofd te leggen. Houdt ademhaling in de gaten en bel 1-1-2. Leg ga de
stuip het SO in de stabiele zijligging.
Suikerziekte: iemand met suikerziekte kan plotseling bewusteloos raken bij een te lage suikerspiegel. Geef SO
als hij weer bij bewustzijn is iets waar veel suiker in zit. Als drinken of eten niet lukt door de stoornis in het
bewustzijn, moet je meteen 1-1-2 bellen.
Beroerte: werking van hersenen verstoord door een bloedprop in de hersenslagader (herseninfarct) of doordat
een bloedvat in de hersenen is gesprongen. (hersenbloeding) Bij een hersenbloeding wordt vaak een ‘knap’
gehoord, gevolgd door hoofdpijn en toenemende bewustzijnsstoornissen. Een scheve mondhoek, onduidelijk
praten, wegzakkende arm kunnen aanwijzing zijn voor beroerte.
Hoe te handelen bij beroerte:
1) Doe de FAST-test, wanneer SO reageert op aanspreken. Bij bewusteloos SO stabiele zijligging
toepassen.
2) Bel onmiddellijk 1-1-2.
3) Zorg bij SO dat bij bewust zijn is voor een comfortabele houding, rekening houdend met dat het SO
kan vallen.
FAST-test:
F = Face (gezicht): vraag het SO om te lachen of om tanden te laten zien.
A = Arm (arm): vraag SO om met ogen dicht beide armen op te tillen met binnenzijde van de hand aan de
bovenzijde.
S = Speech (spraak): vraag aan SO of omstanders of het spreken veranderd is.
T = Time (tijd) Vraag aan SO of aan omstanders hoe laat de klachten zijn begonnen.
Hoofdstuk 5:
Beoordeling ademhaling: minstens 10 seconden kijken, luisteren en voelen.
Luchtwegbelemmering: SO heeft zich verslikt in voedsel of voorwerp of belemmering door uitwendige oorzaak.
Verslikking: altijd eerst bepalen of SO effectief hoest. Moedig daar tot aan! Braken kan ook effectief zijn.
Verslikking bij kinderen: vanaf één jaar oud zijn rug- en buikstoten toegestaan. Onder deze leeftijd alleen
rugstoten en borstcompressies met twee vingers.
Rugstoten: 5x stoot geven met vlakke hand tussen schouderbladen van SO. Na vijf keer doe je 5 buikstoten
indien de luchtwegbelemmering nog niet is opgeheven.