Hoofdstuk 14 en 15 Taalatlas/ PowerPoint les één en twee Semantiek/Fonologie
Taalkunde bestaat uit:
1. Semantiek: betekenisleer.
2. Morfologie: woordvorming.
3. Fonologie: klankleer.
4. Syntaxis: grammaticale constructies.
5. Lexicologie: woordenschat.
6. Pragmatiek: taalgebruik in interactie.
7. Etymologie: herkomst van woorden.
Betekenisverandering
Soort Wat? Voorbeeld
Betekenisveralgemening Specifiek algemene Ding betekende eerst
betekenis ‘rechtszaak’.
Betekenisvernauwing Algemeen specifieke Erectie betekende eerst
betekenis ‘oprichting, stichting’.
Metaforische (associatief), beeld dat Een botte opmerking.
betekenisverandering overeenkomst heeft met wat je
bedoelt, vaak gebruik van Het hoofd van de afdeling.
synoniemen.
Is moeilijk voor NT2. Wat een etter.
Metonymische Je gebruikt een deel om naar Een knappe kop. een deel
betekenisverandering een geheel te verwijzen. van een intelligent mens.
Pars pro toto
Hij dronk twee glazen. een
deel van twee glazen bier of
wijn.
Soort Wat? Voorbeeld
Synoniem Woord met (bijna) dezelfde Hinderlijk storend, irritant,
betekenis. ergerlijk.
Homoniem Op dezelfde manier Bank om op te zitten
geschreven en gesproken, of
maar anders in betekenis. om je geld heen te brengen.
Hyponiem Een woord waarvan een deel Stoel meubels.
van de betekenis valt onder Eik boom.
een algemener woord. Tulp bloem.
Valt onder deel van geheel.
Hyperoniem Een woord dat een deel van de Dier kan een kat, hond,
betekenis van andere, meer eend etc. zijn.
specifieke woorden omvat. Boom kan een eik, kastanje,
Valt onder geheel van een den etc. zijn.
deel.
Antoniem Tegengestelde betekenis. Kind ouder
Termen
Soort Wat? Voorbeeld
Betekenisameliorisatie Woord krijgt positieve Slim betekende vroeger listig
gevoelswaarde. en nu schrander.
Betekenispejorisatie Woord krijgt een negatieve Wijf betekende vroeger vrouw
betekenis. en nu een asociaal persoon.
Connotatie Associatieve bijbetekenis, Bij roos bijvoorbeeld: liefde,
(variabel, subjectief). verliefdheid of rood.
Denotatie Betekenis in het woordenboek. Bij roos bijvoorbeeld: geurige
bloem van de plant van het
geslacht Rosa.
, o Eufemisme: Niet rechtstreek benoemen waar het om gaat, een verzachtende omschrijving
van iets onaangenaams.
Gebruikt gemaakt van: leenwoorden, vage termen, beelden (metaforen), afkortingen,
minimaliseren, ontkennen, klanken vervangen of omschrijven.
o Afgunst-jaloezie/ direct-gelijk-meteen:
Principe van Von Humboldt (1767-1835), Duitse filosoof, taalkundige en staatsman.
Elke taal streeft naar een één-op-éénrelatie tussen vorm en betekenis.
Naast café bestaat het woord kroeg. Er ontstaat een betekenisverschil. Gebeurt
dat niet, dan verdwijnt een woord.
o Sprachbund:
Geografisch gebied waarin meer dan drie talen met gemeenschappelijke kenmerken
voorkomen. Ontstaan door taalcontact in sociale netwerken handel, godsdienst.
Nederland, Friesland, Engeland.
o Diftongering: Klankverandering waarbij een monoftong (1 klank) verandert in een diftong (2
klanken). Vaak met lange klanken.
Bijvoorbeeld: ies = 1 i-klank ijs ei = 2-klank.
Let op: ij, ui en eu zijn diftongen en oe en ie zijn monoftongen.
Hoofdstuk 6, 7, 55 en 56 Taalatlas/ PowerPoint les drie en vier Taalgeschiedenis
o Etymologie: herkomst van woorden.
o Bisschop Wulfila (311-383).
+/- 369 na Chr.: Bijbelvertaling uit Grieks in het Gotisch (de oudste bewaarde
Germaanse taal).
Waar begint het Nederlands?
1. Voorouder Indo-Europees:
o Oost-Germaans: uitgestorven. = Gotisch.
o Noord-Germaans: Zweden, Noorwegen, Denemarken en IJsland.
o West-Germaans: Nederland (Friesland Fries), Duitsland, Engeland.
o Andere voorouder is het Oeraals: Fins, Ests en Hongaars.
West-Germaanse splitsing:
o Ingveonisme: taalverschijnselen die langs de kust voorkomen (Noordzee Germaans)
Engeland, Friesland (beetje Nederland). psv: he, him, hy, him, hij, hem.
o Continentaal Germaans: Nedersaksische dialecten die in het binnenland worden gesproken.
psv: er, ihn (Duitsland).
2. Klankverschuivingen:
o Rond 1500 voor Chr. 1e klankverschuiving.
Van de Indo-Europees naar Germaans.
Medeklinkers worden anders uitgesproken en woorden krijgen vast accent en
klemtoon (dynamisch accent).
o 500-700 na Chr. 2e klankverschuiving (Hoogduitse klankverschuiving, Nederland deed hier
niet aan mee).
p-t-k pf-f-ts-s-ch-kch
Paard pferd
Eten essen