Hersenen en
gedrag
Deeltentamen 1
,Hoofdstuk 1
De wetenschap van de geest
Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschappelijke studie die gedrag, mentale processen en de functies van het
brein onderzoekt. Met “geest” wordt het brein en haar activiteiten bedoeld, inclusief gedachten,
emoties en gedrag. Met “gedrag” wordt gerefereerd naar alle acties die we kunnen observeren.
Onderzoek naar mentale processen en de functies van het brein waren sterk afhankelijk van de
onderzoeksmethoden die psychologen gebruikt hebben. Vroeger waren onderzoeken over het
algemeen onbevredigend omdat ze gebaseerd waren op zelfreflectie - een persoonlijke observatie
van je eigen gedachten, gevoelens en gedrag. Deze manier van onderzoeken is te subjectief. Daarbij
spelen er veel structuren, factoren en processen mee die men niet opmerkt tijdens zelfreflectie.
Hoe is psychologie ontstaan?
Filosofie en natuurwetenschappen bevinden zich op hetzelfde terrein als psychologie. Vaak
beantwoordt de psychologie een vraag die gesteld is in de filosofie en leent het methoden uit de
natuurwetenschappen. Net als in de filosofie, is de psychologie geïnteresseerd in de mate waarin
natuur (nature) en opvoeding (nurture) een rol spelen bij gedrag.
Ontdekkingen in de natuurwetenschappen hebben bijgedragen aan het verduidelijken van
psychologische processen. Zoals het onderzoek van Hermann von Helmholtz, die erachter kwam
dat de reactietijd van mensen langzamer is als zij een stimulus ontvangen op hun teen in vergelijking
met hun heup. Dit duidt erop dat er een signaal naar de hersenen gaat die je vertelt dat je wordt
aangeraakt, en dat deze er langer over doet als de stimulus gegeven wordt op een plek die verder
van het brein af ligt.
De eerste psychologische vraag werd gesteld door een oude Griekse filosoof: “wordt de geest
gevormd bij je geboorte of door ervaringen die je opdoet?” Waarnemingen ontstaan door natuurlijke,
niet supernatuurlijke, verklaringen. Daarna geloofden Britse empiristen dat de geest compleet wordt
gevormd door ervaringen die je opdoet. Hedendaagse psychologen geloven dat ervaringen
samengaan met aangeboren eigenschappen die de geest vormen. Daarna ontdekten oude artsen dat
het brein de bron is van de geest. In de 17e en 18e eeuw werden er door natuuronderzoekers
ontdekkingen gedaan die aan toonden dat de geest en het lichaam met elkaar samenwerkten. De
ontdekkingen van Helmholtz versterken dit idee, aangezien hij ontdekkingen deed over de reactietijd.
Hoe begon de wetenschap van psychologie?
Wilhelm Wundt deed het eerste psychologische onderzoek in een lab. Hij onderzocht hoe snel
mensen een sleutel konden aanraken na het horen van een bal die viel. Hij zag de geest als een
hiërarchie. De theorie die hierop aansluit heet structuralisme - een theorie die zegt dat de geest
waarneemt in kleine opgebroken elementen van mentale ervaring. Deze theorie wordt niet erkend
door een stroming die de Gestalt psychologie wordt genoemd, ontstaan door een aantal Duitse
psychologie. Zij geloven erin dat een waarneming ontstaat door het waarnemen van een geheel.
Ondertussen kwam er een nieuwe stroming: het functionalisme. Deze stroming geloofde dat gedrag
ontstond doordat het als doel heeft te overleven. Aanhangers van deze stroming waren meer
geïnteresseerd in de vraag waarom we bepaald gedrag vertonen. William James heeft grote invloed
gehad op de hedendaagse psychologie. Hij begon namelijk over de stream of consciousness, wat de
stroom aan ideeën beschrijft die iemand in een bewuste staat heeft. Daarnaast benadrukte hij de rol
van evolutie en had hij het erover dat de waarde/verklaring voor een actie afhangt van de
consequenties. Als vinden een ijsje lekker omdat zoet en vet eten ons helpt te overleven.
Hedendaagse psychologen zijn eigen eigenlijk functionalisten en sluiten zich bij deze verklaring aan.
,De oorsprong van de klinische psychologen: Freud en de humanistische psychologen
Over het algemeen was de visie op psychologische stoornissen in de geschiedenis de super
natuurlijke benadering. Volgens deze benadering komen psychologische stoornissen voort uit acties
door kwaadaardige geesten of andere magische krachten. Deze benadering mondde uit in twee
verschillende benaderingen: het medische model en het psychologische model. Het medische
model benadrukte lichamelijke oorzaken van abnormaal gedrag en het gebruik van medicijnen. Het
psychologische model suggereerde dat abnormaal gedrag voortkwam uit levenservaringen.
Hedendaagse psychologen combineren deze benaderingen om stoornissen te begrijpen en te
behandelen.
Sigmund Freud geloofde in de impact van levenservaringen op het gedrag. De psychodynamische
theorie, met ideeën over het bewustzijn en de rol van ervaring in abnormaal gedrag. Hij heeft veel
ontdekkingen gedaan, die grondslagen legden voor bestaande therapieën, maar deze waren niet
wetenschappelijk betrouwbaar.
Vanwege teleurstellingen die psychologen ervoeren over de effecten van de theorieën van Freud
ontstond er een nieuwe kijk op de geest: de humanistische psychologie. Freud geloofde dat
mensen, net als dieren, agressieve impulsen hadden. De humanisten geloofden dat mensen van
zichzelf goede wezens zijn, die alleen agressief gedrag vertonen als dit door de maatschappij wordt
uitgelokt. Maslow benadrukte de goede kanten van mensen en dit legde de grondslag voor de
hedendaagse positieve psychologie. Humanist Carl Rogers introduceerde de cliënt gerichte
therapie, waarbij de de cliënt geen patiënt meer wordt genoemd. Hij wilde benadrukken dat de cliënt
gelijk staat aan de therapeut en dat deze een actieve rol aan moet nemen tijdens de therapie.
Hierna volgde een stroming genaamt het behaviorisme, die zich concentreerde op het onderzoeken
van meetbaar gedrag met als uitgangspunt dat ervaring gedrag bepaalt. Pavlov ontdekte dat je
honden bepaald gedrag kunt aanleren, wat klassieke of Pavloviaanse conditionering wordt
genoemd. John B. Watston kwam met zijn onderzoeken tot dezelfde conclusies als Pavlov en sloot
zich aan bij dezelfde ideeën als die van de empiristen: gedrag heeft alles te maken met ervaring.
Daarnaast maakte hij veel indruk met zijn onderzoek naar geblindeerde mensen die het verschil
tussen verschillende merken sigaretten niet konden vertellen. Hieruit concludeerde hij namelijk dat
een product geassocieerd moet worden met een aantrekkelijke afbeelding. Edward Thorndike stelde
de wet van het effect voor, welke suggereerde dat gedrag gevolgd door een aangename beloning
terugkeert en dat gedrag gevolgd door een straf niet meer terugkeert. B.F. Skinner was
geïnteresseerd in de effecten van de gevolgen van hoe vaak gedrag zich voordeed. Hij sloot zich aan
bij Watson’s overtuiging dat psychologie zich niet zou moeten richten op de aandacht naar bewustzijn
of interne mentale processen, want hij zag deze processen als gedrag dat voortkwam uit openbaar
gedrag (zoals autorijden).
Later werd door de cognitieve psychologie ook de mentale processen - en het gedrag dat hieruit
voortkomt - betrokken bij onderzoek. Cognitie omvat interne mentale processen, zoals informatie
verwerking, denken, afwegen en probleemoplossend vermogen. Doorbraken in computertechnologie
maakten het mogelijk om het gedrag dat voortkwam uit deze mentale processen aan het licht te
brengen.
Benaderingen van de psychologie:
Wilhelm Wundt Structuralisme Gedrag kan worden
opgebroken in componenten
Max Wertheimer Gestalt psychologie Het opbreken van gedrag in
, componenten zorgt ervoor dat
er betekenis verloren gaat
William James Functionalisme Gedrag wordt veroorzaakt
omdat het ons helpt te
overleven
Sigmund Freud Psychodynamische theorie Ideeën over bewustzijn, de rol
van ervaring bij abnormaal
gedrag en een nieuwe
benadering naar het geven van
therapie
Abraham Maslow Humanistische psychologie Mensen zijn van nature goed
en zijn gemotiveerd om zichzelf
te verbeteren
Ivan Petrovich Pavlov Behaviorisme Ervaring is de primaire bron
van gedrag
Ulric Neisser Cognitieve revolutie Interne mentale processen
kunnen wetenschappelijk
onderzocht worden
Wat zijn psychologische perspectieven?
Na de verschillende stromingen ging de psychologie meer draaien om verschillende perspectieven
die niet per sé met elkaar in conflict zijn.
Om te beginnen de biologische psychologie, ook wel gedrags- en neurowetenschappen, welke zich
focust op de relatie tussen geest en gedrag en onderliggende biologische processen als genen,
biochemie, anatomie en fysiologie. Biologische psychologen hebben de vraag hoe herinneringen
worden opgeslagen benaderd. Zo hebben ze veranderingen in communicatie tussen zenuwcellen
geanalyseerd, zodat ze konden zien hoe stresshormonen de mogelijkheid om herinneringen te maken
beïnvloed.
De evolutionaire psychologie houdt zich bezig met het beantwoorden van de vraag hoe lichamelijke
structuren en gedrag zich hebben gevormd door hun neiging om te moeten overleven.
De cognitieve psychologie focust zich op het proces van denken en informatieverwerking. Het
houdt zich bezig met de vraag hoe we interne mentale processen kunnen gebruiken om bijvoorbeeld
herinneringen terug te halen.
De ontwikkelingspsychologie zoekt uit hoe de mens zich ontwikkeld gedurende zijn of haar hele
leven. Met name dus leeftijdsgebonden gedrag.
Sociale en persoonlijkheidspsychologie beschrijven wat de effecten van de omgeving op gedrag
zijn, inclusief sociale en culturele verschillen en individuele verschillen van het gedrag van
individuen. Sociale en persoonlijkheidspsychologie herkennen dat we onze eigen realiteit vormen en
dat de sociale omgeving invloed heeft op onze gedachten, gevoelens en gedrag. Ten slotte zoekt de
klinische psychologie naar verklaringen voor mentale stoornissen en bedenkt oplossingen om het
algehele welzijn en de gezondheid te bevorderen. Freud geloofde dat traumatiserende ervaringen
moeilijker waren om te onthouden, dit noemde hij repressie.
Door deze vijf perspectieven met elkaar te combineren hebben we meer kans om de ingewikkelde
menselijke geest te begrijpen.
De biologische benadering van gedrag
In 1980 kwamen natuurkunde wetenschappers met de string theorie, welke stelt dat de manier
waarop dit universum bestaat, wiskundig de enige mogelijke manier is. Toch bleek dat het universum
had kunnen verschillen op heel veel manieren, maar dat het maar voor heel weinig van die manieren
mogelijk was om in te leven. Dit is misschien wel de moeilijkste vraag die er gesteld kan worden. Een