Blok 1 Van organisme tot weefsel
Thema 1: Het algemene bouwplan
Practicum 1 Dissectie pasgeboren big (schriftelijk)
Practicum 2 Darm en mesenterium als voorbeeld van
complexe weefsels
Stof: Studiewijzer (alleen lezen microscoop), Bijlagen Studiewijzer (dunne darm), Dellmann (blz. 194-199)
Bijlagen Studiewijzer: Inleiding
De dunne darm
Duodenum: twaalfvingerige darm
Jejenum: dunne darm (kronkelige deel)
Ileum: dunne darm (overgang met cecum (blinde darm))
De dunne darm bevindt zich in de buikholte met peritoneum. Het vlies aan de buikwand heet
peritoneum parietale. De dunne darm ligt intraperitoneaal en heeft dus een ophangband als
uitstulping van het peritoneum. Het darmvlies (om de ophangband) heet ook wel mesenterium.
Mesenterium:
- Bindweefsellaag met bloedvaten, lymfevaten, zenuwen en vetcellen
- Twee lagen epitheel aan de weerszijden (mesotheel)
Het dunne darm bekledend vlies heet (niet peritoneum viscerale, maar) serosa.
De zure brij die van de maag komt in de duodenum is het chymus. De duodenum scheidt bicarbonaat
C2CO32- af om de brij te neutraliseren. Spijsverteringsenzymen worden aan de brij toegevoegd door
de darmepitheelcellen (Golgi complex, de zuur minnende korrelcellen van de Crypten van
Lieberkühn) en de exocriene pancreas (alvleesklier). In het hele darmkanaal bevinden zich
kringspieren en lengtespieren voor transport en menging. Artefacten zijn beeldelementen die
oorspronkelijk niet in het weefsel aanwezig waren.
De dwarsdoorsnede van het duodenum
Kleuring:
- Eiwit (vezels) = basisch = positief = eosine = roze/rood (de kleurstof is dus negatief)
- DNA (celkernen) = zuur = negatief = haematoxyline = paarsblauw (de kleurstof is dus positief)
Bouw:
- Tunica Serosa
- Tunica Muscularis (spierlaag) roze door spiereiwit
- Tunica Submucosa (bindweefsellaag) lichtroze door collageenvezels en spiervezels
blekere gebieden bevatten slijmproducerende klieren (Brunner’s klieren) (slijm bindt geen kleurstof)
- Tunica Mucosa (darmepitheelcellen met gobletcellen) paarsblauw door veel celkernen met DNA, de
witte bolletjes zijn gobletcellen.
- Darmlumen
Artefacten (die mogelijk zijn):
- plooivorming in de Tunica Muscularis
- krimpscheuren op de grens van Tunica Submucosa en Tunica Mucosa
- ontbrekende stukken aan de binnenwand of buitenwand
- krassen
,Gebieden van de duodenum
Gebied 1: Darmlumen en een laag epitheelweefsel
Functie: tegenhouden van onverteerd voedsel, verteringsenzymen en ziektekiemen
(De buitenste laag cellen raken voortdurend beschadigd dus wordt het epitheel vervangen.)
Gebied 2: Tunica Mucosa
Plooien voor de oppervlaktevergroting:
Grote plooien: plooien van Kerckring, plicae circulares, mucosal folds 3x
Kleine plooien: darmvilli, intestinal villi 10x
Kleinere plooien: microvilli, staafjeszoom 10/20x
Buisvormige instulpingen: crypten van Lieberkühn, intestinal glands
De dunne darm (duodenum, jejenum, ileum) heeft villi en crypten
De dikke darm (cecum, colon, rectum) heeft alleen crypten dus geen plooien?
Onderverdeling Tunica Mucosa
Functie: scheiden slijm (gobletcellen), lysozymen (darmepitheel en crypten) af en nemen
voedingstoffen en water op (darmepitheelcellen)
- Lamina epithelialis, klierweefsel, glandula mucosa
- Lamina propria
- Lamina muscularis mucosae
Gebied 3: Tunica submucosa
- Klierweefsel, Brunnerse klieren, Brunner glands
- Losmazig bindweefsel met bloedvaten, zenuwen, lymfevaten en afweercellen
Gebied 4: Tunica muscularis
Functie: Transport en menging
Binnenste laag: kringspieren, Lamina Muscularis Circularis
Buitenste laag: lengtespieren, Lamina Muscularis, Longitudinalis
(Je kunt aan het preparaat zien wat wat is door de wijze van doorsnijden)
Gebied 5: Mesenterium
Met name de vaten zijn goed zichtbaar:
- Arteriën: rond met dikke spierwand
- Vena: vervormd met dunne wand
- Lymfevaten: groot met dunne wand (en roze/paars hoopje)
Erytrocyten zijn rode bloedcellen:
- Eosine als kleurstof (bevat veel eiwit: hemoglobine)
- geen celkern
- 5 μm
Granulocyten zijn witte bloedcellen:
- Eosine als kleurstof (ook veel eiwit)
- celkern
- Fagocyteren ziekteverwekkers
Vetcellen (meestal rond bloedcapillairen! Mesenterium)
- verdikking en transparant
- Sudan III als kleurstof (oranje)
,Vlees
Een groot aantal producten van dierlijke oorsprong dat voor humane consumptie wordt gebruikt.
Het kan een beperkt aantal verschillende weefsels betreffen (biefstuk) of een groot aantal
verschillende weefsels (knakworst).
Hoofdstuk 10 (Dellman) Digestive system
Small Intestine (dunne darm)
Hoort bij practicum 2
De dunne darm bestaat uit drie delen:
- Duodenum (twaalfvingerige darm)
- Jejunum
- Ileum
Vertering: het opneembaar maken van voedsel. Hiervoor zijn enzymen nodig.
De enzymen in het traject van de dunne darm komen van:
1. Alvleeskliersap (duodenum)
2. Gal (galblaas bij de lever) Geen enzymen maar water, galzure zouten en galkeurstof voor
emulgeren van vetten
3. Dunne darmsap (jejunum en ileum)
Speciale structuren verhogen het verterende en opnemende vermogen.
Verterend vermogen
A. Veel verteringsenzymen:
- Alvleesklierenzymen zijn vrij aanwezig in het lumen
- Dunne darmenzymen zijn vastgehecht aan celmembraan
B. Slijm om de cellen te beschermen tegen beschadigingen en irritaties:
- Slijm wordt geproduceerd door kliercellen (Brunner’s klieren) in de Tunica Submucosa en Goblet
cellen tussen de darmepitheelcellen in de Tunica Mucosa, Lamina Epithelialis. (Witte structuren
onder de microscoop want slijm bindt geen kleurstof, behalve bij PAS.)
Opnemend vermogen
1. Grote plooien: plooien van Kerckring, Plicae Circulares 3x Herkauwers hebben permanente plooien
en huiszoogdieren hebben plooien die verdwijnen als het orgaan opzwelt.
2. Kleine plooien: darmvilli 10x Variëren in lengte, afhankelijk van het gebied en soort dier.
Carnivoren: lang en dun. Vee: kort en breed. Waarom: darmtractus is langer.
3. Kleinere plooien: microvilli, staafjeszoom 10/20x
(4. Buisvormige instulpingen: crypten van Lieberkühn)
De wand van de dunne darm bestaat uit vijf delen:
1. Darmlumen
2. Tunica Mucosa
3. Tunica Submucosa
4. Tunica Muscularis
5. Tunica Serosa
1. Darmlumen
2. Tunica Mucosa
De Tunica Mucosa bestaat uit drie delen:
A. Lamina Epithelialis, darmepitheelcellen met gobletcellen en crypten van Lieberkühn (tot aan
, Lamina Muscularis)
B. Lamina Propria
C. Lamina Muscularis (Mucosae)
Lamina Epithelialis
De darmepitheelcellen zijn aan elkaar verbonden met junctions zodat vloeistof niet naar de Lamina
Propria stroomt zonder eerst door de cel te zijn geweest.
De darmepitheelcellen hebben:
- Eivormige celkernen (paarsblauw gekleurd: H.E. kleuring Haematoxyline)
- SER voor de synthese van triglyceriden nadat de triglyceriden zijn gesplitst voor opname
- Golgi complex voor de verteringsenzymen en voorziening vetdruppels van chilomicronen om te
vervoeren in het bloed.
- RER en vrije ribosomen
Gobletcellen
De gobletcellen zitten tussen de darmepitheelcellen en produceren mucinogeen (slijm) dat via
vervorming van de cel wordt uitgescheiden. De dichtheid van gobletcellen is 2/3e keer zo groot in
ileum dan in duodenum. (Meer bescherming nodig want meer zure producten vrijgekomen. Langer
traject afgelegd.)
Crypten van Lieberkühn
Verschillende celtypen.
1. Ongedifferentieerde cilindrische cellen
Vermenigvuldigen, differentiëren en migreren naar de cilindrische absorberende cellen
(darmepitheelcellen) en gobletcellen en vervangen deze. Darmepitheel wordt voortdurend
vervangen onafhankelijk van de enzymactiviteit! (Binnen 2-3 dagen volledig vervangen.)
2. Zuur minnende korrelcellen
Produceren peptidasen (eiwitten), lysozymen (bacteriën) en zink voor de activatie van peptidasen
(cofactor).
3. Entero-endocriene cellen Functie: afscheiden van enzymen
Lamina propria
Lamina Propria bevat:
a. Luchtig bindweefsel met reticulaire vezels (blauw gekleurd met AZAN!)
b. Bloedvaten
c. Lymfevaten
d. Leukocyten
e. Fibrocyten (bindweefselcellen: produceren bindweefsel)
f. Gladde spiercellen (uitstulpingen van de Lamina Muscularis)
g. Plasmacellen (ontstaan uit B-lymfocyten, vormers van immunoglobulinen)
h. Mestcellen (heeft te maken met allergische reacties op voedingstoffen)
Druppels met leukocyten zijn aanwezig in de lamina propria bij huisdieren en hebben roze gekleurde
druppels bij de celkern. De hoeveelheid lymfevaten neemt toe naar het ileum toe! Net als de
gobletcellen. Hangt samen, meer slijm: is meer onopgenomen weefselvloeistof.
Het lacteaal is een blind eindigend lymfevat in het midden van de villi dat aansluit op een groter
netwerk van lymfevaten in de Tunica Submucosa (gaat door Lamina Muscularis heen). Een
slagadertje maakt een loep in de villi en sluit aan op een groter netwerk in de Tunica Submucosa(gaat
door Lamina Muscularis heen). Lengtespieren van de Lamina Muscularis zijn verlengd tot aan het