Biologie H6 - Ecologie
§1 – Een ecoloog aan het werk
Organismen en het milieu beïnvloeden elkaar. Ecologie is de tak van de biologie waarin de
relaties tussen organismen en hun milieu worden bestudeerd.
Abiotische factoren (invloeden afkomstig van de levenloze natuur) hebben veel invloed op
levende organismen. Zoals, stroomsnelheid (rivier, sloot), temperatuur, lichtinval en chemische
samenstelling van het water. Organismen die niet goed tegen snelle stroming kunnen, vind je
niet in een rivier. En organismen die een voorkeur hebben voor schaduw, vind je niet op door de
zon beschenen plekken in de sloot. Abiotische factoren beïnvloeden dieren, maar op hun beurt
oefenen dieren ook invloed uit op de abiotische factoren. Zulke dieren noemt men ‘ecosystem
engineers’.
Levende organismen (die dus zelf biotische factoren zijn) ondergaan invloed van de abiotische
factoren en biotische factoren in het gebied om heen heen. Maar ook het omgekeerde is het
geval. Er is sprake van een ecosysteem: een min of meer begrensde eenheid, waarin een
wisselwerking tussen de verschillende (factoren) optreedt.
In een sloot is sprake van dynamiek (schommelingen rondom het natuurlijk evenwicht van een
ecosysteem). De aantallen van de aanwezige soorten wisselen voortdurend, mede door de steeds
wisselende waarden van abiotische factoren zoals temperatuur en lichtintensiteit. Soms is er
sprake van evenwicht. De aantallen schommelen dan tussen bepaalde waarden. Er zijn ook
voorbeelden van ecosystemen die langzaam maar zeker van karakter veranderen.
Ecosysteem sloot/plas:
Door de grote hoeveelheid nitraat en fosfaat nemen de algen toe
Aantal algen bleef hoog door activiteit brasems, die slib opwervelen. De algen nemen toe
doordat ze niet vaak worden opgegeven door hun vijanden, de watervlooien. Die worden
opgegeten door brasems.
Brasems worden weer opgegeten door snoeken, maar doordat het water troebel is
kunnen ze de brasems niet goed zien.
Oplossing: verwijderen 75% van de brasems.
De overgang van een helder naar een troebel systeem, en omgekeerd (kritische troebelheid), ligt
niet bij dezelfde hoeveelheid meststoffen (nitraten en fosfaten). Zo’n overgang wordt aangeduid
met de term kantelpunt. Het kantelpunt met waterplanten ligt bij een hogere hoeveelheid
meststoffen. Het ecosysteem van sloot en plas heeft dus twee evenwichtstoestanden. Bevind het
systeem zich in een van beide toestanden, dan houdt het zichzelf in stand. Het zal niet zomaar bij
een kleine verstoring compleet veranderen, maar terugkeren naar de evenwichtstoestand
waarin het zich bevond.
Het kantelpunt is de mate van verstoringen in het ecosysteem. Door te grote verstoringen in een
ecosysteem kan het heersende evenwicht worden verstoord. Door deze verstoring ontstaat er
een ecosysteem met nieuwe evenwichten. Na het nieuwe evenwicht kunnen populaties
verdwenen zijn, groter geworden zijn of juist kleiner.
Drie mogelijke ontwikkelingen in een ecosysteem:
Één evenwicht: schommeling van aantallen van de verschillende populaties rond een
bepaalde waarde
Twee evenwichten: heen en weer gaan tussen twee min of meer stabiele situaties, met
twee verschillende kantelpunten van de een naar de ander en terug
Chaos: een ongeordend en onvoorspelbaar verloop van de aantallen in de verschillende
populaties
, §2 – De organisatieniveaus van de ecologie
Elk organisme wordt beïnvloed door zijn milieu. In de ecologie worden relaties tussen
organismen en hun milieu op verschillende organisatieniveaus bestudeerd.
Emergente eigenschappen zijn eigenschappen die wel gelden op het organisatieniveau van de
populatie, maar niet op dat van het individu.
Biosfeer/systeem aarde (regenwouden, woestijnen enz): het gedeelte van de aarde en de
atmosfeer (dampkring) dat door organismen wordt bewoond. De grenzen zijn de bodemdiepte
en de hoogte in de lucht waar leven nog voorkomt. Emergente eigenschap: samenstelling van de
dampkring.
Ecosysteem (bos, duingebied etc) : natuurlijk begrensd deel van de biosfeer, zoals duingebied.
Ieder ecosysteem heeft kenmerkende biotische en abiotische factoren. De grenzen zijn de
overgangen naar een gebied met andere omstandigheden, zoals de overgang van water naar
land bij een sloot of de zee. Emergente eigenschappen: stof- en energiestromen en relaties
tussen populaties.
Levensgemeenschap: de verzameling van alle organismen die in het ecosysteem leven. Dus de
populaties van verschillende soorten die binnen een bepaald gebied samenleven.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die samen een
voorplantingsgemeenschap vormen. De grenzen zijn de overgangen naar een gebied binnen het
ecosysteem waar geen enkele vertegenwoordiger van de populatie zich bevindt.
Emergente eigenschap: dichtheid, geboortecijfer en sterftecijfer.
Individu: één enkel organisme. De grens is de huid (of het celmembraan) van het individu.
Emergente eigenschappen: leeftijd en geslacht.
Molecuul: ecologen onderzoeken vooral DNA. Genoom: de verzameling van alle verschillende
DNA-moleculen. DNA in de bodem geeft informatie over de daar levende organismen.
§3 – Individuen
Elk individu is op meerdere manieren aangepast aan het milieu waarin het voorkomt. Deze
aanpassingen zijn erfelijk bepaald.
Onder tolerantie verstaan we het vermogen van organismen om schommelingen in een
abiotische factor te verdragen. Bijvoorbeeld in woestijnen waar de temperatuur overdag en ’s
nachts heel erg kan verschillen.
Iedere soort heeft op aarde een bepaald verspreidingsgebied (areaal). Dat is het gebied waar de
soort voorkomt. Dieren kunnen zich tot buiten het verspreidingsgebied verplaatsen. Toch zullen
de dieren en planten zich buiten hun eigen gebied niet altijd kunnen handhaven. In dat geval is
van tenminste één abiotische factor een tolerantiegrens overschreden: een uiterste waarde
waarbij individuen van de soort kunnen overleven. Deze abiotische factor werkt dan als
beperkende factor.
Tolerantiegebied: gezamenlijke waarden van een milieufactor waarbij individuen van een soort
kunnen overleven.
Optimumkromme: een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is
uitgezet.
Stresszone: als een organisme zich dicht bij de uiterste waarden waarin hij kan overleven
bevindt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper saharrr. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.