Goedaardig: expansieve groei, geen metastasen, scherpe begrenzing.
Kanker is per definitie kwaadaardig: infiltratieve groei, metastasering, onscherpe begrenzing.
Benigne vs maligne!
Borstkanker:
● Aard van tumoren: adenocarcinomen
○ Premaligne laesies: basaalmembraan nog intact
■ DCIS ⇒ kalk, segmentaal en structuurvorming
■ LCIS/LN ⇒ E-cadherine verlies, toevalsbevinding en multifocaal
○ Maligne:
■ Invasief carcinoom NST/invasief ductaal carcinoom: 40-75%; velden clonale cellen
■ Invasief lobulair carcinoom: 5-15%, rijtjes en losse cellen, moeilijker te zien dus MRI en vaker
ablatio!
■ Mastitis carcinomatosa: 1%
● Moleculair:
○ ER+ pathway (via LCIS/DCIS) is vaker laaggradig, ongeveer 80%, ER- agressiever bij jonge vrouwen.
○ HER2+ (overexpressie van oncogen): 20%, vroeger was dit vervelend maar tegenwoordig medicatie!
○ Triple negatief ook agressieve tumoren
● Risicofactoren: 45+, BRCA1/2 mutaties, mammografisch hoge densiteit, premaligne afwijkingen, bestraling bij
Hodgkin, mammacarcinoom in VG, latere leeftijd 1e kind of nullipara, orale anticonceptiva en verhoogd BMI.
○ Ongeveer 20% mammacarcinomen door BRCA1/2 ⇒ 60-80% hoger risico. Bij type 1 ook meer kans
ovariumcarcinoom en bij man vooral hoger risico prostaatcarcinoom.
● Standaard diagnostiek = triple diagnostiek: LO, röntgendiagnostiek (X-thorax bzd en echo) en punctie/biopt
○ Indicaties voor MRI: mammografie niet beoordeelbaar, grote tumor of lobulair carcinoom (bdz kijken)
○ PET-CT ⇒ disseminatieonderzoek
● Behandeling: DCIS II-III, LCIS of carcinoom.
○ Ablatio mammae (>5cm) ⇒ verwijderen gehele mamma, evt huidsparend; OKT of SNP; evt.
neo-adjuvante behandeling! Vaak ook adjuvante RT op thoraxwand (T3/T4, jonge leeftijd, graad III)
○ Mammasparende therapie: lumpectomie + adjuvante radiotherapie borst (altijd); OKT of SNP.
○ Evt. systemische therapie als 10-j-o stijgt met minimaal 4%, (neo)adjuvant evt in combi RT of palliatief;
anti-hormonaal bij + geteste tumoren, targeted therapy bij HER+ (trastuzumab).
○ Pre-operatieve + lymfeklieren: neo-adjuvante chemobehandeling en dissectie/RT anders SNP!
○ SNP: bij positieve klier adjuvante RT op axilla.
● Prognostische factoren recidief: jong (<40 jaar), lymfekliermetastases, grootte, B&R-gradering, lymf en
angioinvasie, 3x negatief (eerste uitzaaiingen vaak al binnen 5 jaar).
Longkanker:
● Aard van tumoren: TNM bij beide soorten gelijk.
○ Niet-kleincellige longkanker (86%)
■ Plaveiselcelcarcinoom (19%) ⇒ air conducting system na metaplasie
■ Adenocarcinoom (41%) ⇒ pneumocyten; groeiwijzes ⇒ lepidisch, acinair, (micro)papillair, solid
■ Grootcellig ongedifferentieerd (10%) ⇒ verlies eigenschappen waardoor niet herkenbaar
○ Kleincellige longkanker (13%) ⇒ neuro-endocriene cellen; cellen max. 1/3e lymfocyt.
● Risicofactoren: Roken (85% correlatie), schadelijke stoffen (asbest), luchtvervuiling, andere longziekten,
genetisch.
● Symptomen: in begin asymptomatisch; persisterend hoesten, dyspneu d’effort, hemoptoë, pijn op borst,
stridor, recidiverende pneumonie, gewichtsverlies/malaise/koorts, heesheid (n. recurrens laryngeus).
○ Let op suggestieve syndromen: pancoast syndroom (longtop) en vena cava superior syndroom
○ Kleincellig: + paraneoplastische syndromen: syndroom van Cushing in 5-10% gevallen
(ACTH-producerende longtumor)
● Diagnostiek: X-thorax/CT voor differentiatie DD ⇒ weefseldiagnose mbv bronchoscopie/echografie-punctie ⇒
PET-CT voor stadiëring. Mediastinale lymfeklier stadiëring ⇒ EBUS (bronchoscopie)/EUS of cervicale
mediastinoscopie = essentieel voor beleid!!! MRI hersenen vanaf stadium III/+ mediastinale lymfeklieren.
, ● Behandeling: vanaf stadium IV (50% bij diagnose) per definitie niet curatief, 2/3e op voorhand al irresectabel.
○ Chirurgie (voorkeur) of radiotherapie, chemotherapie en immunotherapie
○ NSCLC
■ Stadium I ⇒ chirurgie of stereotactische RT (minder complicaties maar geen PA/klierdissectie)
■ Stadium II ⇒ chirurgie en adjuvante chemotherapie
■ Stadium III ⇒ chemoradiatie en immunotherapie; heel soms chirurgie
■ Stadium IV ⇒ palliatief/verminderen symptomen; systeemtherapie (targeted of
immunotherapie) of RT. Opties afhankelijk van histologie, genetisch profiel en PDL1.
● Chemo ⇒ 10 naar 13 maanden overleving.
● Targeted ⇒ remmen van oncogenen bij adenocarcinoom; erlotinib (EFGR-TKI
remmer), evt. ALK/BRAF. Altijd gescreend bij een stadium IV.
● Immunotherapie ⇒ blokkeren PD-L1/CTLA-4; altijd in combi met chemo!
○ SCLC
■ Stadium I-III ⇒ chemoradiatie en profylactische hersenbestraling
■ Stadium IV ⇒ metastases op afstand; palliatieve chemotherapie en bij goede respons
profylactische hersenbestraling geven.
Dermato-oncologie:
● Aard van tumoren:
○ Non-melanoma huidkanker (90%)
■ Basaalcelcarcinoom (80%) ⇒ basale keratinocyten epidermis; niet invasief maar wel destructief
● Verschillende klinische varianten: nodulair, superficieel (lijkt op Bowen), sprieterig,
gepigmenteerd of een ulcus rodens
■ Plaveiselcelcarcinoom (20%) ⇒ keratinocyten; kan metastaseren (10%), vaak oudere mensen
● Actinische keratose (zonlicht) = potentieel premaligne huidafwijking; gelaat,
handruggen of schedeldak. Behandeling = oppervlakkig; cryotherapie, fluorouracil
crème, curettage en coagulatie, fotodynamische therapie.
● Ziekte van Bowen (HPV-geassocieerd) = plaveiselcelcarcinoom in situ; lijkt op eczeem.
Zelfde behandeling als keratose maar soms chirurgie
○ Melanomen (10%) ⇒ melanocyten; veel tussen 40-60 jaar (jonger dan non-melanoma), BRAF
■ Lentigo, superficieel spreidend (75%), nodulair (15%), acrolentigineus (5%), amelanotisch
● Risicofactoren: zonexpositie + aanleg (melanomen 10% familiair) + leeftijd
○ Melanomen: endogeen ⇒ huidtype, veel moedervlekken (>50), >3 dysplastische moedervlekken, +FA,
RT in VG en immunosuppressiva/cytostatica. Exogeen ⇒ excessieve blootstelling UV-licht en
zonverbranding jonge leeftijd
○ Meer kans metastases bij plaveiselcarcinoom: multipel, snel recidief, gelokaliseerd op
slijmvliezen/oren/lippen, >2cm, slecht gedifferentieerd en diepe invasie.
● Klinisch beeld van een melanoom ⇒ een veranderende moedervlek met asymmetrische groei,
pigmentverschuiving, jeuk/stekend gevoel, ulceratie en bloeding.
● Diagnostiek:
○ Bij non-melanoma huidkanker mbv stansbiopt na beoordeling klinisch beeld!
○ Melanoom ⇒ excisie met 2mm marge; geen stansbiopt: 3D-beeld, contaminatie en onrustige cellen;
SNP heeft alleen diagnostische waarde! ⇒ + geeft meer kans op recidief of uitzaaiingen maar alsnog
50-70% blijft ziektevrij.
● Behandeling:
○ Plaveiselcelcarcinoom: chirurgie + RT
○ Basaalcelcarcinoom: afh. van type, lokalisatie, grootte en conditie van patiënt
■ Nodulair en sprieterig ⇒ chirurgie en als dat niet mogelijk RT
■ Superficieel ⇒ oppervlakkige technieken (cryotherapie, fluorouracil, fotodynamische therapie)
○ Melanoom: SNP bij Breslow >0.8mm en re-excisie.
■ Aanvullend:
● Adjuvante systemische behandeling bij stadium III-IV (in-transit, lymfeklier of distale
metastases); immunotherapie (ipilimumab/nivolumab), targeted (BRAF ⇒ vemurafenib
en MEK ⇒ trametinib) of chemo
● Radiotherapie ter palliatie (pijn, hersenmetastases of irresectabel melanoom)
● Regionale geïsoleerde perfusie