Lecture 1
Als je Brexit, de migratiecrisis, ongelijkheid wil begrijpen, dan geeft political economy een
goed inzicht. PE helpt om de relaties tussen staten en markten te begrijpen, welke
achterliggende politieke keuzes verscholen liggen bij markten en economieën.
1. Bestudeert de fundamentele onderlinge verbinding tussen staten en markten. Staten
en markten zijn met elkaar verbonden. De een kan niet bestaan zonder de ander in
een bepaalde vorm.
2. Begrijpt economische politiek als een middel voor staten om hun doelstellingen te
bereiken. Doelen van staten zijn om het leven het beste te ‘maken’.
3. Beschouwt de politieke, economische betrekkingen en veldslagen van vandaag en
morgen vanuit een historisch perspectief. Als je economische ontwikkelingen vanuit
een historisch punt bekijkt, kan je begrijpen waarom staten zo welvarend zijn
geworden of juist niet.
Voorbeeld: handelsoorlog tussen China en de VS
Enkele punten:
- Tarieven: wanneer goederen in een land worden geïmporteerd, kunnen staten
belasting heffen over deze goederen. Dit zijn zogenaamde tarieven en maken handel
duurder.
- Er komen meer goederen uit China naar de VS dan andersom. Er stroomt dus meer
geld van de VS naar China (= handelstekort). Dus de VS is geld verschuldigd aan
China. De VS wil daarom meer exporteren naar China, maar dat moet China ook wel
accepteren.
- Internationale handelsstromen beïnvloeden de waarde van valuta's (wisselkoersen)
- Centrale banken zijn redelijk goed voor monetair beleid (in VS: Federal Reserve)
De economie is van nature politiek. En veel van wat politiek is, houdt rechtstreeks verband
met de economie. PE is overal, en alles is PE. Maar als dat waar is ... Hoe kun je dit
bestuderen?
Er zijn vier soorten political economy:
1. Politieke Economie I: de klassieke denkers over staat en markt, en hun volgers.
2. Politieke Economie II: de politicologie van economische beleidsvelden.
3. Politieke Economie III: politieke verschijnselen beschouwd vanuit een economisch
perspectief.
4. Politieke Economie IV: markten en bedrijven beschouwd vanuit een politiek-
wetenschappelijk perspectief.
Politieke Economie I:
- De klassieke denkers over staat en markt, en hun volgers.
- Ze beschouwden zowel staten als markten, geïntegreerd in één academisch debat
- De aard van menselijk gedrag, hoe kunnen we samenlevingen inrichten om de
samenleving zo goed mogelijk te maken.
, - In hoeverre moet de sociaaleconomische houding het resultaat zijn van coördinatie
door de markt of door de staat? Top-down? Horizontaal door middel van
marktrelaties?
Politieke Economie II:
- De politicologie van economische beleidsdomeinen
- Binnen politicologie kan je je focussen op economische beleidsdomeinen
- Voorbeeld: bank. Tot een bepaalde hoogte mengt politiek zich met banken.
- Pension: je betaalt voor een andere generatie (politieke economie)
- Je bekijkt een fenomeen uit een economisch beleidsdomein vanuit een politiek
oogpunt.
Politieke Economie III:
- Politieke verschijnselen beschouwd vanuit een economisch perspectief
- Wat is economie? Oikos (het gezin, het familiebezit; een groot landgoed of zelfs een
dorp) en nomos (Griekse term voor wet).
1. De manier waarop we de samenleving organiseren om in onze behoeften te
voorzien
2. "de tak van kennis die zich bezighoudt met de productie, consumptie en
overdracht van rijkdom." (Als je googlet).
3. "een tak van de wetenschap van een staatsman of wetgever met het tweeledige
doel om het volk een overvloedig inkomen of levensonderhoud te verschaffen".
(Adam Smith).
4. De aannames van het maximaliseren van gedrag combineren, stabiele
voorkeuren en marktevenwicht, meedogenloos en onwankelbaar gebruikt (Gary
Becker). Neoklassiek.
- Wat is economie?
- Een domein
- Een perspectief en benadering om sociale interactie te bestuderen
Vraag/aanbod, concurrentie; rationeel gedrag; homo economicus;
individualisme
Politieke Economie IV:
- Markten en bedrijven beschouwd vanuit een politiek-wetenschappelijk perspectief.
- Het gaat om lobbyen (hoe het werkt, hoe het over tijd ontwikkelt).
- Als we economische ontwikkeling en de rol van bedrijven in de samenleving willen
begrijpen, moeten we ook dit bekijken.
De derde PE wordt vaak overgelaten aan de economen.
Het doel van economische systemen zijn om welvaart te creëren.
Lecture 2
Kapitalisme
- Een concept dat de dominante politiek-economische activiteiten en relaties op
sociaalwetenschappelijke wijze beschrijft.
, - Het is een ideaal type. Een concept kan duidelijk zijn en wordt gebruikt om de wereld
in te delen. Een theoretische uitleg van kapitalisme is een ideaal type. Sommige
samenlevingen zullen wel of niet deze ideaaltype bereiken.
- Een concept dat uitnodigt tot een debat over de positieve en negatieve aspecten van
economische acties en activiteiten.
- Kapitalisme beschrijft ook hoe de sociale relaties zich verhouden in de economie (in
een kapitalistische economie).
- Kapitalisme herken je als je het ziet, maar het is moeilijk te beschrijven/definiëren.
Voorbeeld: je ziet vaak meteen aan iemand of diegene ziek is en je voelt zelf ook
goed aan als je ziek bent. Toch is het heel moeilijk om een definitie te geven van
‘ziek’.
Kapitalisme is dus moeilijk te definiëren, maar je kan wel een soort minimale definitie
samenstellen van een kapitalistische samenleving (zie Stilwell):
- Privébezit. Dit concept is niet aanwezig in alle samenlevingen, maar wel
fundamenteel in een kapitalistische samenleving.
- Arbeidsmarkt. Voordat kapitalistische samenlevingen waren, was alles vrijwel
zelfvoorzienend: eigen eten, eigen meubilair maken etc. Later kwamen specialisaties
op. De een verbouwde groenten, de ander maakte meubilair en dit werd gedeeld:
arbeidsverdeling. Later boden mensen zich aan om bepaald werk te doen in ruil voor
geld.
- Kapitaalmarkt. Kapitaal op zichzelf kan geruild worden en je kan uit kapitaal geld
verdienen.
- Markt voor grond. Gelinkt aan privébezit en is vandaag de dag nog steeds een
onderwerp van gesprek: wie is de eigenaar van het land. Land dat vroeger van een
koning was, was eigenlijk van ‘iedereen’. Toen werden stukken land aan anderen
verkocht, waardoor je belastingen kan vragen voor het land dat eigenlijk al van
iedereen was. Doordat dit gebeurde, moest er ook een register (kadaster) komen
waar alle landeigenaren vastgelegd moesten worden. Napoleon heeft dit in
Nederland gedaan. Eigenaar zijn van grond maakt je machtig(er).
- Markt voor goederen en diensten. Leraren, kunstenaars en veel meer andere.
- Regels en voorschriften (governance) ter bescherming van eigendomsrechten,
contracten. Markten kunnen niet bestaan zonder ‘markt makers’. Er moeten mensen
zijn die eigendomsrecht beschermen en de markt in stand houden. Hier zijn
instituties voor gemaakt. Staten/overheden zijn noodzakelijke vereisten voor de
goede werking van markten. Je moet een rechtsstaat en handhaving etc. hebben.
- Focus op groei en expansie. Hoe gaat het met de duurzaamheid van deze groei? Hoe
zit het met ongelijkheid? Dat zijn belangrijke vragen als het om groep en expansie
gaat.
Historisch vs. ideaaltype:
1. Slavernij
- Lijfeigenschap en geen loon.
2. Feodalisme
- Positie op basis van sociale achtergrond. Waar ben je geboren?
- Positie bepaalt economische functie.
- Geen markt voor arbeidskrachten.
, Er zijn vandaag de dag ook samenlevingen zonder kapitalisme: afgeschermde inheemse
volken, landen als Noord-Korea waar de staat alle touwtjes in handen heeft of ook als je op
een kleine schaal kijkt: resorts. Alles wordt voor je geregeld (eten, drinken etc.) zonder een
bepaalde marktwerking.
Vier debatten over kapitalisme:
1. Wat is kapitalisme?
Consensus over onderdelen dat men als kapitalisme beschrijft:
- Markten; & instituties (‘rules of the game’) die markten faciliteren. De
instituties kunnen soft instituties zijn met afspraken (gedragscodes etc.) en
overheidsinstituties.
- Focus op groei en expansie
Andere elementen:
- Politieke kleur van openbare instellingen? Ideologie?
- Normen en waarden?
2. Kapitalisme of kapitalismen?
- Historisch: handelskapitalisme, industrieel kapitalisme, financieel kapitalisme.
- Geografisch/cultureel: West-Europa, Noord-Amerika, Azië etc.
- Er is een grote verscheidenheid binnen kapitalistische samenlevingen.
- Verschillende instellingen, doelen, strategieën.
- Liberale markt versus Gecoördineerde Markt Economieën.
- Betekent globalisering een convergentie naar een dominante variant van het
kapitalisme?
3. Kapitalisme: love it or hate it?
Als gekeken wordt naar verhitte discussies/beleidsgebieden zoals mensen, de planeet
en winst. Aan de ene kant kan je zeggen dat kapitalisme voor welvaart, een sterke
groei van levensstandaarden en een exponentiele groei in productie heeft gezorgd.
Aan de andere kant heeft kapitalisme de welvaartsgroei alleen voor een deel van de
bevolking gezorgd. Er is sprake van ongelijkheid. Ook wordt de duurzaamheid van
kapitalisme bekritiseerd. Voorbeeld: mensen werken voor enorm lage lonen en
werkgevers verdienen daar veel aan. Is dat eerlijk?
Kapitalisme vereist beleidsmakers om vrije markten te faciliteren. De vraag is dan ook
in hoeverre wil je markten stimuleren en in hoeverre wil je markten inperken om 3
beste/grootste over te houden en een soort monopoly te creëren. Is amazone of
google te groot? Moet zo’n grote macht ingeperkt worden?
4. Wat brengt kapitalisme voor de toekomst?
- Einde van de geschiedenis: dit is het. Dit is kapitalisme in zijn stabiele vorm.
Maar dat bestaat niet. Het is een dynamisch systeem. Kijk naar robots. Er is
nu ook een opkomst van staatsbedrijven. Dat zijn dus wel bedrijven, maar als
eigendom van de overheid. Ook zijn er bedrijven in een bepaald land dat tot
het eigendom een ander land behoort. Wat betekent dat voor de
ontwikkeling van kapitalisme?
- Nieuwe vormen van kapitalisme?
- Voorbij het aandeelhouderskapitalisme?
- Staatskapitalisme.
- Kapitalisme is niet statisch. Het is, net als economie, altijd aan het evolueren.