Psychologie,
een inleiding
8e editie
ISBN 978-90-430-3459-3
Inleiding in de psychologie
Tentamencijfer: 9
Toegepaste Psychologie (Saxion)
Collegejaar 2020-2021
Samengevat door Jacoline Kruijt
H1, H2, H3, H4, H5, H8, H9, H10, H12 en H13
0
,Voorwoord, disclaimer en literatuurlijst
Mocht je geen zin of tijd hebben om het boek te lezen, maar wel enigszins willen weten en bovenal
snappen waar de stof over gaat? Dan is deze samenvatting wellicht iets voor jou! Deze samenvatting
is de opgegeven tentamenstof in verhaalvorm (zo’n acht keer korter dan het boek om precies te zijn)
en geen onduidelijke aantekeningbundel vol betekenisloze termen. Misschien is deze samenvatting
iets langer dan dat je gewend bent, maar je hoeft in ieder geval niet meer het boek in te duiken. Dat
scheelt weer een hoop tijd en ellende, toch?
Deze samenvatting is geschreven in lettertype 10. Ik reken een bepaald bedrag per bladzijde, dus
hoe kleiner het lettertype, hoe goedkoper de samenvatting. Ten slotte is dit document tientallen
keren gecheckt op fouten, zowel wat betreft taal als lay-out. Samenvatten blijft echter mensenwerk,
dus bij voorbaat mijn excuses als er nog dingen in staan die niet kloppen.
Alle kennis en informatie uit deze samenvatting (inclusief overgenomen (aangepaste) tabellen en
afbeeldingen) zijn ten eerste afkomstig uit het boek Psychologie, een inleiding en de gevolgde
colleges aan Saxion Hogeschool in 2020, tenzij anders vermeld. (Andere) gebruikte bronnen zijn te
vinden in de literatuurlijst hieronder:
Kanker.nl. (2019, juli). Wat zijn DNA, genen en afwijkingen? [Afbeelding].
https://www.kanker.nl/algemene-onderwerpen/dna-onderzoek-bij-mensen-met-kanker/hoe-
werkt-dna-onderzoek/wat-zijn-dna-genen-en-afwijkingen
Robbins, S. P., & Judge, T. A. (2020). Gedrag in organisaties (14de ed.). Pearson.
Zimbardo, P., & Johnson, R. (2017). Psychologie, een inleiding (8ste ed.). Pearson.
1
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Geest, gedrag en psychologische wetenschap 3
Kernvraag 1.1 3
Kernvraag 1.2 3
Kernvraag 1.3 4
Hoofdstuk 2: Biopsychologie, neurwetenschappen en de menselijke aard 7
Kernvraag 2.1 7
Kernvraag 2.2 7
Kernvraag 2.3 11
Hoofdstuk 3: Sensatie en perceptie 13
Kernvraag 3.1 13
Kernvraag 3.2 13
Kernvraag 3.3 17
Hoofdstuk 4: Leren en omgeving 20
Kernvraag 4.1 21
Kernvraag 4.2 21
Kernvraag 4.3 24
Hoofdstuk 5: Geheugen 25
Kernvraag 5.1 25
Kernvraag 5.2 25
Kernvraag 5.3 27
Kernvraag 5.4 28
Hoofdstuk 8: Vormen van bewustzijn 30
Kernvraag 8.1 30
Kernvraag 8.2 31
Kernvraag 8.3 33
Hoofdstuk 9: Motivatie en emotie 34
Kernvraag 9.1 34
Kernvraag 9.2 34
Kernvraag 9.3 36
Kernvraag 9.3 37
Kernvraag 9.5 38
Hoofdstuk 10: Persoonlijkheid en theorieën van de gehele persoon 40
Kernvraag 10.1 40
Kernvraag 10.2 40
Kernvraag 10.3 41
Kernvraag 10.4 45
Hoofdstuk 12: Psychische stoornissen 46
Kernvraag 12.1 46
Kernvraag 12.2 47
Hoofdstuk 13: Therapieën voor psychische stoornissen 51
Kernvraag 13.1 51
Kernvraag 13.2 52
Kernvraag 13.3 54
2
,Hoofdstuk 1
Kernvraag 1.1: Wat is psychologie en wat is het niet?
De psychologie is een breed veld met vele specialismen. In wezen is psychologie de wetenschap van gedrag en
geestelijke processen (Oudgrieks; psyche = geest, -ologie = gebied van studie). Specialismen zoals psychiatrie
en pseudopsychologie vallen niet onder psychologie. De psychiatrie is een medisch specialisme dat zich richt
op de diagnose en behandeling van mentale stoornissen. De pseudopsychologie omvat niet-onderbouwde
psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden gepresenteerd.
Drie soorten psychologen:
1. De experimenteel psychologen doen voornamelijk onderzoek en geven vaak ook onderwijs.
2. De docenten psychologie geven les aan studenten en doen op de universiteit onderzoek.
3. De toegepast psychologen lossen problemen op van mensen door middel van behandelingen.
Populairste toegepaste specialisaties:
§ arbeids- en organisatiepsychologen werkplek
§ sportpsychologen sportwereld
§ schoolpsychologen onderwijs
§ klinisch psychologen en counselors sociaal en emotioneel gebied
§ forensisch psychologen wets- en rechtssysteem
§ omgevingspsychologen interactie omgeving en milieu
§ gerontopsychologen gezondheid en welzijn van ouderen
Inleiding in de psychologie legt nadruk op zes kritische denkvaardigheden, gebaseerd op de volgende vragen:
1) Wat is de bron?
2) Is de bewering redelijk of extreem?
3) Wat is het bewijsmateriaal? *
4) Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
5) Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
6) Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
*Wees kritisch als het aankomt op anekdotisch bewijsmateriaal. Dit zijn getuigenissen die de ervaringen van
personen schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden aangezien.
Kernvraag 1.2: Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie?
In de moderne psychologie zijn er zes belangrijke perspectieven, die allemaal voort zijn gekomen uit radicaal
nieuwe ideeën over geest en gedrag. Samen helpen deze perspectieven om een holistisch beeld (holisme, de
visie die totaliteit belangrijker vindt dan som der delen) van menselijk gedrag te ontwikkelen.
o biologisch perspectief
Het dualisme van Descartes en zijn ontdekking dat sensaties en gedragingen te maken hebben met
zenuwactiviteit, leidde tot het moderne biologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in
het functioneren van genen, hersenen, zenuwstelsel en hormoonstelsel. Het lichaam kan apart van de
geest worden bestudeerd. De biologische psychologie bestaat uit de twee richtingen:
I. De neurowetenschap, het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe de hersenen mentale
processen creëren.
II. De evolutionaire psychologie, dat gedrag en mentale processen beschouwt op basis van hun
genetisch aanpassingen aan overleving en voortplanting.
o behavioristische perspectief
Volgens het behavioristische perspectief wordt gedrag bepaalt door prikkels in onze omgeving en de
voorgaande consequenties van ons gedrag, in plaats van door geestelijke processen (het bestaan van
de ‘geest’ is subjectief en niet te bewijzen). Hiermee werd introspectie, het beschrijven van innerlijke,
bewuste ervaringen (wat min of meer subjectief is) verworpen. In plaats daarvan kiest men voor
verklaringen en objectief onderzoek in termen van waarneembare stimuli en responsen.
Wetenschapper Wilhelm Wundt was erg belangrijk voor dit perspectief.
à
3
, o cognitieve perspectief
Om te beginnen een toelichting van de basis van het cognitieve perspectief:
§ Ten eerste het structuralisme, een stroming die op zoek was naar basisstructuren van geest
en gedachten en elementen van de bewuste ervaring.
§ Ten tweede de Gestaltpsychologie, een reactie op het structuralisme omdat er moeite was
met de nadruk die werd gelegd op elementen van bewustzijn en afzonderlijke sensaties.
Gestaltpsychologen geloven juist dat het bewustzijn veel meer omvatte dan simpele
zintuiglijke ervaringen en dat er meer sprake was van een geheel.
§ Ten derde het functionalisme, een stroming die meende dat psychische processen het beste
begrepen kunnen worden in het licht van hun functie (vanuit deze stroming ontstond de
eerste toegepaste psychologie).
Elementen van bovenstaande scholen vinden we terug in het moderne cognitieve perspectief, waarbij
de nadruk ligt op mentale processen als vormen van informatieverwerking. Gedrag wordt bepaald
door iemands unieke patroon van waarnemingen, interpretaties, verwachtingen, overtuigingen en
herinneringen. Voor bestudering van de geest kan de wetenschappelijke methode worden gebruikt.
o whole-person-perspectief
Drie standpunten vormen de perspectieven vanuit de gehele persoon (‘whole person’), die draaien
om een globaal inzicht in de persoonlijkheid.
1) Volgens de psychodynamische psychologie komen persoonlijkheid en psychische stoornissen
voort uit processen in het onbewuste (psychodynamisch = Freudiaanse ideeën die ontstonden uit
het idee dat de onbewuste psyche een reservoir van energie voor de persoonlijkheid is). Gedrag
wordt bepaald door processen in de onbewuste geest. Hieruit ontstond ook de psychoanalyse.
2) Volgens de humanistische psychologie moet de nadruk worden gelegd op mogelijkheden, groei,
potentie en vrije wil van de mens, in plaats van op psychische stoornissen. Gedrag wordt bepaald
door onze aangeboren behoefte om te groeien en ons potentieel zo goed mogelijk te
verwezenlijken.
3) Volgens de psychologie van karaktertrekken en temperament kunnen individuen worden
begrepen in termen van hun temperament (karaktereigenschap die bepaalt hoe je op dingen
reageert) en blijvende karaktertrekken. Gedrag wordt bepaald door unieke persoonlijkheids-
kenmerken die in de tijd en in alle situaties consistent zijn.
o ontwikkelingsperspectief
Volgens het ontwikkelingsperspectief veranderen mensen en wordt hun gedrag bepaalt als gevolg van
een interactie tussen erfelijke eigenschappen en de omgeving. Mensen veranderen op voorspelbare
wijze naarmate de invloeden van erfelijkheid en omgeving zich in de loop van de tijd ontplooien.
Mensen handelen/denken verschillend op verschillende momenten in hun leven.
o socioculturele perspectief
Het socioculturele perspectief legt nadruk op het belang van sociale interactie, hoe individuen
functioneren in groepen, sociaal leren en een cultureel perspectief. Sociale en culturele invloeden
zouden de invloed kunnen overstemmen van alle andere factoren die gedrag beïnvloeden. Gedrag
wordt dus bepaald door de kracht van de situatie. De crossculturele psychologen zijn geïnteresseerd
in de manieren waarop psychologische processen verschillen tussen verschillende culturen.
Kernvraag 1.3: Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Net als onderzoekers in alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de wetenschappelijke methode om
hun ideeën empirisch (op basis van waarneming, ervaring en experiment) te toetsen.
De wetenschappelijke methode is een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van
een hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden
uitgesloten (zie volgende bladzijde voor het vierdelig stappenplan). Onderzoek dat is gebaseerd op eigen
zintuigelijke ervaring en observatie wordt empirisch onderzoek genoemd. In tegenstelling tot theoretische,
filosofische en rationele wetenschappen, wordt er in empirisch onderzoek gebruik gemaakt van directe of
indirecte waarnemingen. Uiteindelijk is men uit op een theorie, ofwel een toetsbare verklaring voor een aantal
feiten of observaties.
4
,De vier stappen van de wetenschappelijke methode:
• hypothese ontwikkelen
Een hypothese is een voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek in de vorm
van een bewering over de relatie tussen variabelen in een onderzoek. Om toetsbaar te zijn moet een
hypothese falsificeerbaar (weerlegbaar) zijn. Vervolgens moeten alle variabelen, elementen die van
invloed zijn op hetgeen dat onderzocht wordt, in operationele definities worden gedefinieerd. Een
operationele definitie is een objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk
onderzoek hoort. Dit kunnen concepten zijn die worden herformuleerd tot gedragsmatige termen,
maar dit zijn ook exacte omschrijvingen van de manier waarop een experiment moet worden
uitgevoerd en van de manier waarop variabelen moeten worden gemeten.
• objectieve data verzamelen
Empirisch onderzoek bestaat uit het uitvoeren van een gecontroleerd experiment, die in een situatie
van vergelijking bestaat uit twee groepen. Bij het indelen van deze groepen kan systematische
vertekening voorkomen worden door randomisering, een procedure waarbij de groepen door het
toeval worden bepaald.
1) De experimentele groep bevindt zich in de experimentele conditie, de omstandigheden
waaraan de leden tijdens de speciale behandeling worden blootgesteld.
2) De controlegroep bevindt zich in de controleconditie, dezelfde omstandigheden als waarin
de experimentele groep zich bevindt minus de speciale behandeling.
In een onderzoek wordt er met verschillende soorten variabelen gewerkt:
- De onafhankelijke variabele is de oorzaak van elk gevolg dat we in het experiment waarnemen.
- Dat gevolg is te vinden in de afhankelijke variabele, dus de uitkomst van het experiment.
onafhankelijke variabele afhankelijke variabele
• resultatenanalyse
Met behulp van statistische methoden kan de onderzoeker bereken of de waargenomen resultaten
significant zijn of niet, ofwel of het waarschijnlijk is dat de resultaten van het experiment zijn
veroorzaakt door de onafhankelijke variabele of dat ze het gevolg zijn van toeval.
• resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Na de publicatie van de resultaten volgt vaak een replicatiestudie. Bij repliceren wordt een onderzoek
opnieuw uitgevoerd om te zien of dezelfde resultaten worden verkregen. Om bias uit te sluiten wordt
replicatie vaak gedaan door iemand anders dan de oorspronkelijke onderzoeker.
Twee termen die vaak door elkaar worden gehaald, zijn correlatie en causaliteit:
§ Een correlatie betreft een bepaalde samenhang tussen twee variabelen op een ordelijke manier.
§ Een causaliteit betreft een een oorzaak-gevolg relatie.
Een correlatie betekent dus niet hetzelfde als causaliteit, want correlaties vertellen ons niet of er een oorzaak
en gevolg relatie tussen twee variabelen bestaat. Er zijn verschillende soorten correlatie:
soort correlatie geen correlatie positieve correlatie negatieve correlatie
correlatiecoëfficiënt 0 +0 (positief getal) -0 (negatief getal)
Geeft aan dat de Geeft aan dat de variabelen Geeft aan dat de variabelen
variabelen geen relatie tegelijkertijd in dezelfde tegelijkertijd in verschillende
met elkaar hebben. richting variëren: als de ene richtingen variëren (als de ene
variabele groter of kleiner variabele groter wordt, wordt
wordt, wordt de andere de andere variabele kleiner, en
variabele ook groter of kleiner. andersom).
5
, Er zijn vijf soorten psychologisch onderzoek:
• Een experiment is een type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruikmaakt van vergelijkbare
groepen en alle omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, inclusief de onafhankelijke
variabele. Dit is de enige onderzoeksmethode waarmee een betrouwbare causaliteit kan worden
vastgesteld, omdat hetgeen wat getest moet worden ook bewust in de praktijk is toegepast.
• Een correlatieonderzoek is een vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt
bestudeerd zonder een onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Hieruit kan dus
geen causaliteit worden afgeleid, omdat hetgeen wat getest had moeten worden niet bewust in de
praktijk is toegepast (bijvoorbeeld vanwege veiligheidsomstandigheden). Hierbij moet je dus uitgaan
van experimenten die onopzettelijk hebben plaatsgevonden in de wereld.
• Een survey is een van tevoren vastgestelde, schriftelijke vragenlijst of een mondeling interview
waarmee informatie wordt verzameld. Deze techniek is een vorm van correlatieonderzoek. De
waarde is sterk afhankelijk van de vraag of de respondenten eerlijke antwoorden geven.
• Bij natuurlijke observatie wordt gedrag van mensen in hun eigen omgeving geobserveerd. Je ziet
gedragingen zoals ze zich op natuurlijke wijze voordoen, wat tot andere inzichten kan leiden in
vergelijking tot observatie in een laboratorium of andere gecontroleerde setting. Deze methode is
een vorm van correlatieonderzoek, omdat je geen controle hebt over de omgeving.
• Een gevalstudie is een onderzoek van enkele objecten of één enkel object. Deze methode wordt over
het algemeen alleen gebruikt voor diepgaand onderzoek naar individuen met zeldzame stoornissen of
ongewone talenten.
Het is belangrijk om vertekening te voorkomen in psychologisch onderzoek. Een vooroordeel, vervorming of
vertekening van een situatie, meestal op basis van persoonlijke ervaringen en waarden, wordt bias genoemd:
§ Een emotionele bias is de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op gevoelens, in plaats van op een
rationele analyse van het bewijsmateriaal.
§ Een confirmation bias of bevestigingsbias is de neiging om informatie die niet bij je opvattingen
aansluit te bekritiseren, om vervolgens informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
§ Een expectancy bias of verwachtingsbias is de neiging om informatie of situaties op zo’n manier te
herinneren of waar te nemen dat deze met de verwachte onderzoeksresultaten overeenkomen.
Om vertekening te voorkomen, kunnen verschillende strategieën worden ingezet, zoals als het gebruik van een
placebo (een nep-medicijn) of dubbelblindonderzoek (waarbij zowel proefpersonen als onderzoekers niet
weten wie welke behandeling krijgt).
Ten slotte kan onderzoek te maken krijgen met serieuze ethische kwesties. Nederlandse psychologen moeten
zich houden aan de beroepscode die is opgesteld door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), waarin
staat dat proefpersonen op een humane wijze behandeld moeten worden. Er zijn altijd discussies over
onderzoeken op de rand van het toelaatbare. Deze discussies gaan bijvoorbeeld over het gebruik van
misleiding en het gebruik van dieren in onderzoek
6