Samenvatting
Pioneers Of Psychology
Verplichte leerstof:
H1, 3, 5, 6, 7, 9 en 11
Versie 2012 (NS)
1
, Hoofdstuk 1. Rene Descartes and the Foundations of Modern Psychology
Rene Descartes, 1596-1650
Aristotelische leer en de psyche
Zijn aanpak werd gedomineerd door Aristoteles (384-322 BC). De Aristotelische leer plaatste de
aarde in het centrum van het universum. Descartes werd een biologie geleerd dat gedomineerd werd
door het concept van de ‘psyche’ (ziel) van Aristoteles, ofwel de ‘anima’ in het Latijn. Het was een
animale kracht binnen alle levende wezens. Alle organismen, incl. waaronder de meest simpele,
hadden een vegetatieve ziel die hen in staat stelden zich te voeden en te reproduceren. Dieren
zouden een animale/sensitieve ziel hebben, die voorzag in de meer complexe functies zoals
beweging, sensaties, geheugen en verbeelding. En alleen de mens zou een rationele ziel hebben die
hen in staat zou stellen om bewust te redeneren en morele waarden te kunnen aannemen. De
rationele ziel werd gezien als onsterfelijk en in staat om zonder het lichaam te overleven.
Descartes en de analytische geometrie
In 1619 had Descartes een cruciaal inzicht mbt zijn uitvinding van de analytische geometrie. Hij lag
in bed en zag een vlieg rondvliegen in zijn kamer. Hij realiseerde zich dat de positie van de vlieg op elk
moment gedefinieerd kon worden door drie metingen, nl de loodrechte afstand van de vlieg van de
twee muren en het plafond, de zg. Cartesiaanse coördinaten.
Dit inzicht zou enorme praktische toepassingen hebben, bv. voor astronomen om de planeten te
beschrijven en hun stand in het universum te kunnen meten.
integratie van geometrie (vormen) en algebra (nummers/cijfers).
Komt later terug in denken over lichaam en geest (dualisme), materie wordt gekenmerkt door:
uitgestrektheid (ruimte) en beweging
Descartes methode
Uitgangspunten:
1. Alleen werken; niet op anderen vertrouwen
2. Geometrisch principe toepassen op niet-wiskundige gebieden.
AD1. Descartes vond dat er meer werk door 1 persoon verricht werd dan door een groep personen.
Hij vond dat alle kennis beter het product van systematische ervaring en reflectie van 1 persoon kon
zijn.
AD2. Bij geometrie leiden axioma’s stapsgewijs tot conclusies, zg theorema’s. Descartes startpunt
wordt gegenereerd door uitgangspunt: twijfelen aan alles. Eerst terug gaan naar de allersimpelste
basis, nl. nooit iets voor waar aannemen tenzij het zeker en bewezen was. Dus alle vooroordelen
moesten vermeden worden tenzij het duidelijk en zeker is dat er geen reden tot twijfel kon bestaan.
Hoe kun je dan verder werken? Gaat werken aan ‘Rules for the direction of the mind’. Toepassen van
zijn methode op de fysieke wereld. Komt tot volgende:
a) eerst moeten de meest elementaire onderdelen van een onderwerp bepaald worden. Hij noemde
deze de simple natures. Deze moesten meteen clear en distinct zijn. Materie werd gekenmerkt door
twee eigenschappen, nl. ruimte (de spatiale dimensies ingenomen door een lichaam) en beweging.
b) Descartes vond ook dat lichamen gezien konden worden als mechanische toestellen die volgens
dezelfde principes uitgelegd konden worden. Dit komt overeen met de ideeën van Galileo Galilei
(1564-1642), nl. de primaire (vorm, afmeting/kwantiteit en beweging in materie) en secundaire
kwaliteiten (nadat 1e kwaliteiten zijn waargenomen door zintuigen van mens: zien, horen, proeven,…)
van materie.
Le Monde: Descartes fysica en fysiologie
In 1633 lag ‘Le Monde’ printklaar. Descartes trok dit terug nav de vervolging van Galileo.
Descartes zocht een manier om een “universele wetenschap” dat alle kunsten en wetenschappen
binnen 1 set van fundamentele principes zou kunnen verklaren. In ‘Le Monde’ werden fysieke
wetten toegepast om een beter begrip van de fysiologie te verkrijgen (dl I), dat op zijn beurt weer
bepaalde psychologische wetten (dl II) verklaarde.
2
, Deel I ‘Treatise of light’ is de bespreking van fysieke ideeën obv de analyse van bewegende materiële
deeltjes. Dit deel van Le Monde was gebaseerd op Copernicus (aarde om zon ipv aarde als centrum).
Leegte bestaat niet
Descartes geloofde, evenals Aristoteles, dat er geen leegte kon bestaan, hij zag het gehele universum
als compleet gevuld met verschillende soorten van materiële deeltjes in verschillende soorten van
beweging. Hij zag de 'vuurdeeltjes' als de kleinste, de ‘luchtdeeltjes’ als iets groter, maar nog te klein
om waarneembaar te zijn en de ‘aardedeeltjes’ als het derde onderdeel. Dit waren de grootste en
zwaarste deeltjes. De vuursteentjes waren zo klein dat ze zich gedroegen als vloeistof en zij konden
door alle grotere objecten heen gaan. Zij kwamen in bijzondere intensiteit samen in het centrum en
vormden de zon => de Cartesiaanse versie van de verboden Copernicaanse Theorie.
Descartes beweerde dat de ‘luchtdeeltjes’ zichzelf schikken in kolommen tussen objecten, zij vormen
de materiële basis van licht. Als we naar een object kijken zijn er tussen het object en ons oog
onnoemlijk veel lichtstralen c.q. kolommen van inflexibele lucht.
Verder beweerde hij dat de ‘aardedeeltjes’ die de objecten maken constant in een vibrerende
beweging zijn en dat deze vibraties via de kolommen van licht naar het oog komen. Deze vibraties van
het licht stimuleert de materiële onderdelen van het oog dat leidt tot sympathische beweging en dat is
de fysieke basis voor sensatie van licht bij de waarneming.
Deel II ‘Treatise of Man’ presenteerde een mechanistisch visie van het lichaam
Lichaam is fysiek systeem
Descartes introduceerde nog een ander idee dat grote invloed had; nl. dat de structuren van een
levend lichaam gezien kon worden als een fysiek systeem dat werkt volgens fysieke wetten. Deze
werd verder ontwikkeld in het tweede deel van The World.
Galileo en de Britse arts William Harvey (1578-1657) hadden het hart al geanalyseerd als een fysiek,
pompend mechanisme met een circulatie van bloed.
Descartes analyseerde mechanistisch tien verschillende fysieke functies in zijn verhandeling:
1. Het verteren van voedsel
2. Bloedcirculatie
3. Voeding en groei van het lichaam
4. Transpiratie
5. Slaap- en waakmechanisme
6. Sensaties vanuit de buitenwereld
7. Verbeelding
8. Geheugen
9. De geneugten en passies
10. De bewegingen van het lichaam.
Hij liet dus 1 belangrijke functie weg nl. de rede. De andere functies verklaarde hij als zijnde
consequenties van de hersenen en het zenuwstelsel. Dit initieerde dus de traditie van de
neuropsychologie.
- Bewegingen van het lichaam
Descartes was vooral geïnteresseerd in de interne holten van de hersenen, de ventrikels. Deze waren
gevuld met een heldere geelachtige vloeistof die toen de animale spirits (dierlijke vloeistoffen)
genoemd werden en tegenwoordig de cerebrospinale vloeistof heet. Hij speculeerde dat deze
vloeistof de kleinste en fijnste deeltjes van het bloed waren en nadat de grotere deeltjes hieruit
verwijderd waren konden zij door de dunste aderen op weg naar de hersenen gaan. Hij dacht ook, net
als Galen (130 – 200), dat deze vloeistof op de een of andere manier door het netwerk van de
zenuwen ging om bepaalde spiergroepen te activeren. Hij dacht dat de zenuwvezels hol waren. Met
animale spirits en holle zenuwvezels konden de animale lichamen gelijk aan machines geconstrueerd
worden.
- Geheugen en leren trad op door herhaaldelijke acties in het brein zodat bepaalde poriën onder
bepaalde omstandigheden meer open en ontvankelijk voor animale spirits zouden zijn. Het openen
zou gereguleerd worden door externe druk op gevoelsonderdelen. Alle sensorische stimuli vanuit de
buitenwereld waren materiële deeltjes die in beweging waren en die druk uitoefenden op verschillende
zenuworganen. Licht, geluid en hitte bv. waren oneindig kleine deeltjes die vibrerende kolommen
vormden en die zichzelf tegen het oog drukten, het oor of de huid. Van hieruit werden zij naar
3