Samenvatting Stofw2
Stofw2 Week 1: Diabetes Mellitus
Alleen MC!
HC1 Pathofysiologie, Indeling en Complicaties van Diabetes
- Diabetes mellitus
o Fysiologie
▪ Homeostase= glucose-spiegel in ons bloed blijft enigszins gelijk: 3,5 – 7,8 mmol/L door glucagon en insuline
• Eten: stijgt glucose een beetje (4 → 7), maar insuline-release is juist enorm.
▪ Pancreas:
• Exocriene pancreasfunctie: verteringsenzymen
• Endocriene functie: insuline, glucagon
o Door: alfa (glucagon) en beta-cellen in eilandjes van Langerhans. Meestal in staart, maar kan ook in kop.
• Ligt vlakbij lever, omdat:
o Afgifte verteringssappen/enzymen naar duodenum (exocrien).
o Afgifte hormonen aan poortader (endocrien): poortader loopt hier en kan bloed naar lever (opslagorgaan)
vervoeren → firstpass-effect van glucose (veel glucose), hier wordt insuline ook aan afgegeven. In derest vd bloed
veel lagere glucose-spiegel.
▪ Na een hoge glucose inname, zal de insulineconcentratie dan ook het meest stijgen in de poortader.
▪ Eten → glucose ↑→ beta-cel zal insuline afgeven
• V. porta → glucose-opslag in lever in vorm van glycogeen → bloed uit lever lagere glucose.
• Stimulatie glucose-uptake door cellen (bijv spieren)
• Negatieve invloed op glucagonsecretie, want de glucoseaanmaak uit glycogeen tegengaat.
▪ Vasten → glucose ↓→ insuline-concentratie↓→ beta-cellen communiceren met elkaar (=paracrien effect) → alfa-cel zal glucagon
afgeven→ glycogeen omgezet in glucose in lever → bloed uit lever hogere glucose.
, ▪ Dagelijkse behoefte aan glucose:
• Basisbehoefte: 200 g/dag→ 80% is hersenen + rode bloedcellen!
• Hoe?
o Voedsel: suikers, complexe koolhydraten
o Lever: glycogenolyse (=glucose aanmaak uit glycogeen) & gluconeogenese (=nieuwe synthese van glucose: kan
langer aanhouden).
o Pathofysiologie
▪ Diagnostiek:
• In een gecertificeerd lab wordt bij 2 glucosemetingen een nuchter glucose van 7,0 mmol/L of hoger óf een niet nuchter
glucose van 11,1 mmol/L of hoger gevonden.
▪ Oorzaak:
• Insulineresistentie én insulinedeficiëntie dat wordt bepaald door een combi van genetische en exogene factoren
(individu!)
o Bijv. met goede bètacellen (beperkte insulinedeficiëntie) zou een relatief hoge insulineresistentie nog wel
overwonnen kunnen worden. De balans tussen beiden bepaalt dus of er DM ontstaat.
▪ Presentatie:
• Kinderen:
o Relatief acute ziekte met frequent keto-acidose bij eerste episode (dagen- weken)
o Speciale groepen:
▪ <6 maanden: congenitaal hypoinsulinisme
▪ Asymptomatische hyperglykemie.
• Volwassen: hoe ouder, hoe langzamer presentatie
o Langzamere presentatie (maanden – jaar)
o Late type 1 (of LADA)
▪ Indeling:
• Primaire diabetes
o Type 1: vooral insuline-deficiëntie (vroeger: insulineafhankelijk DM of insulinitis (=ontsteking eilandje van
Langerhans)
▪ Algemeen:
• Meestal op jongere leeftijd, maar kan ook op oudere leeftijd.
, • Auto-immuunziekte
o Bèta-celdestructie door T-cellen→ weinig insuline productie
▪ Ook: antistoffen b-cellen (GAD en ICA: “markers”)
o Polyglandulair syndroom = meerdere auto-immuunziekten (type 1 DM & ziekte van
Addison).
• Oorzaak:
o Genetische predispositie, maar ook onbekende factoren
▪ HLA-DR en HLA-DQ haplotypes: een aantal zijn “bedreigend” en een aantal
“beschermend”.
o Omgevingsfactoren (triggers): virus infecties, koemelk
▪ Klinische presentatie
• Anamnese:
o Polyurie, polydipsie
o Gewichtsverlies
o Dehydratie
o Moeheid
o Recidiverende infecties
o Ketoacidose: vaak ten tijde van een infectie of acuut bij de novo
• Honeymoon= periode die klinisch kenmerkt door type 1, die ingesteld wordt op insuline → minder
insuline nodig (soms bijna 0) en daarna komt de behoefte weer terug.
o Doordat: betacelmassa afneemt, maar dat de functie vd betacellen heel slecht is als de
suikers heel hoog zijn.
o Er is een bepaald minimaal aantal bètacellen nodig om normoglykemisch te blijven. Bij
toename vd insulineresistentie (bijv door ontstekingsmediatoren) kruist de lijn vd
insulineresistentie met de lijn vd insulinedeficiëntie→ lichaam kan niet normoglykemisch
blijven→ hyperglykemie→ behandeling van uitlokking→ insulineresistentie↓→
normoglykemisch: begin honeymoon fase ( de DM lijkt over te zijn, omdat de
insulineresistentie weer is verlaagd, maar de bètaceldestructie gaat gewoon door, dus na
weken tot maanden ontstaat er alsnog permanente DM)
▪ Subtypen:
• LADA: late auto-immune diabetes in adults: DMT1 debuterend > 35e levensjaar.
o Fenotype zoals bij DMT2, maar wel met antistoffen zoals DMT1. De markers van DMT1 zijn
echter totaal verschillend, dus ze zijn goed van elkaar te onderscheiden.
, o Vaak predispostiie in HLA-DR en HLA-DQ gevonden.
• PD1 blokkers of CTLA-4 blokkers: kunnen DMT1 induceren.
o Indicatie: immuuntherapieën tegen gemetastaseerd melanoom en niet-kleincellig longca.
o Werking: receptoren die de tumorcel kan aanmaken om bepaalde liganden op de T-cel te
inactiveren, worden hierbij geblokkeerd.
o Nadeel: ontwikkelen van auto-immuunziekte (DMT1, hypofyse- en schildklierproblemen).
▪ Diagnostiek: lab!
• Insulineconcentratie in het bloed kan NIET gemeten worden door de korte halfwaardetijd.
• Auto-antistoffen (aGAD)
• C-peptide (connecting peptide)= maat endogene insuline productie
o Als je van proinsuline, insuline maakt, splitst C-peptide af. Het verbindt de alfa- en
betaketen van insuline.
▪ Behandeling: voorkomen niet mogelijk
• Ontdekkers van insuline: Banting, Best en hond Marjorie
• Remmen met immunosuppressiva, maar zo oorzaak niet weggenomen + bijwerkingen.
o Type 2: insulinebehoeftig: combinatie van bètaceltekort en insulineresistentie (vooral)
▪ Algemeen:
• Latere leeftijd
o Kan door secretie of resistentie of allebei (maar dan krijg je het op jonge leeftijd)
• Overgewicht
o Niet alle pten met type 2 DM hebben overgewicht
o Iemand met een BMI van 45 (gewicht 130 kg) krijgt niet altijd DM, want er is ook aanleg
nodig.
• Vaak icm metabool syndroom: dyslipidemie & hypertensie
▪ Subtypen:
• Zwangerschapsdiabetes: vorm van milde type 2
o Oorzaak: door veranderingen in de hormoonhuishouding, ontstaat diabetes.
▪ Normaal heb je meer insuline nodig (2-3x door resistentie placenta), maar als
pancreas dit niet kan maken→ verhoogde suikers vanaf week 24
o “Eerste manifestatie”: deze vrouwen krijgen op latere leeftijd vaker DMT2.
o Behandeling: 80% met dieet
▪ Strengere streefwaardes om macrosomie bij de foetus te voorkomen