Samenvatting ZHB3 Wanden orbita: dak, bodem, laterale en mediale wand
Kegelmodel orbita, waarbij orbita vorm heeft van
piramide (punt (canalis opticus) naar mediaal-dorsaal),
mediale wanden parallel liggen, laterale orbitawanden
ZHB3 Week 1: Oogheelkunde loodrecht op elkaar en de spieren schuin vd oogbol
100 MC (20 van elk thema) (vorming conus/spierkegel, waarbij smalle deel
HC1 Anatomie Orbita en Oog achterin orbita ligt).
- Oog:
o Orbita (oogkas)
▪ Opbouw: botten:
• Os frontale (blauw): dak
• Os zygomaticum (oranje): bodem & laterale wand
• Maxilla (groen): bodem
• Os lacrimale (paars): mediale wand
• Os ethmoidale (grijs): mediale wand
• Os sphenoidale (geel): dak & laterale wand & mediale wand
• Os palatinum (roze): bodem : dag
▪ Opbouw van buiten → binnen:
• M. orbicularis oculi (innervatie door n. 7): sluitspier in de oogleden.
• Tarsus (bindweefsel die m. orbicularis ondersteunt) met glandulae tarsales/ klieren van Meibom (rol bij kwaliteit
traanfilm).
o Vastgehouden door bindweefselrand: lig. palpebrale laterale & lig palpebrale mediale
o Bindweefselrand hecht aan de orbitawand (septum orbitale)→ barrière tussen ooglid en inhoud vd oogkas
• Periorbita = periost orbita: houdt septum vast → afgrenzing orbita van buitenwereld.
▪ Opbouw orbita:
• M. levator palpebrae superior (somato-motorische innervatie door n.3): zit vast aan bovenooglid (craniaal extrinsieke),
waardoor deze opgetild kan worden→ oog openen.
• M. tarsalis (symp viscero-motorisch geïnnerveerd: gladde spieren): ogen openen.
• Conjuctiva palpebrae (over ooglid heen) en conjunctiva bulbi (via omslagplooi over de oogbol; hierdoor kan contactlens
niet achter orbita verdwijnen).
• Vagina bulbi =kapsel van Tenon: fascie om de oogbol.
, • Vetweefsel (veel orbitaal vet zit achter de oogbol, om oogbol op zijn plaats te houden), vaatjes, zenuwen
• Oogspieren
Sinus cavernosus
o Extrinsieke= spieren die aan de oogbol vastzitten (en oog als geheel bewegen), geïnnerveerd door hersenzenuwen.
▪ Rechte oogspieren: continue origo aan annulus tendineus communis/ annulus van Zinn
(=gemeenschappelijke ringvormige pees (verdikking periost) dorsaal in de orbita), die loopt over de fissura
orbitalis superior (spleet in laterale wand: zenuwen betreden)
• N. 3 (n. oculomotorius): m. rectus superior (RS), m. rectus inferior (RI), m. rectus medialis (RM)
• N. 6 (n. abducens): m. rectus lateralis (RL)
Plexus pterygoideus ▪ Schuine oogspieren:
• N. 3: m. obliquus inferior (OI): anterieure origo
• N. 4 (n. trochlearis): m. obliquus superior (OS)
o Intrinsieke = regulatie vd pupilgrootte & accommodatie lens
▪ Autonoom geïnnerveerd
▪ Innervatie: zenuwen verlopen:
• Buiten conus: zie je als eerste als je dissecteert
o N. trochlearis (n. 4)
o N. frontalis (tak n.5-1): n. 5 doet sensibiliteit
o N. lacrimalis (tak n.5-1)
• Binnen conus: liggen dus tussen de spieren
o N. nasociliaris (tak n. 5-1)
o N. oculomotorius (n. 3)
o N. abducens (n. 6)
▪ Vascularisatie: kleploos→ pus bij neus kan via ogen naar hersenen
• a/v. opthalmica superior/inferior: tak vd a. carotis interna
• a/v. facialis: anastomoses met v. opthalmica
o Arteriën zijn kleiner, maar hebben stevigere wand
o Oogbewegingen:
▪ 3 Assen: transversaal (elevatie & depressie), longitudinaal (ab/
adductie), sagittaal (intorsie & extorsie)
▪ Bewegingen:
• RM: adductie= ogen richting neus
• RL: abductie = ogen naar temporaal (buiten)
• RS: elevatie (=ogen omhoog), adductie, intorsie (=endorotatie = bovenkant vd iris naar mediaal)
, • RI: depressie (=ogen omlaag), adductie, extorsie (=exorotatie = bovenkant vd iris naar lateraal)
• OS: depressie, abductie, intorsie
• OI: elevatie, abductie, extorsie
▪ Testen: niet neutrale positie, maar kijken naar elevatie
• Abductiestand→ elevatie: RS & depressie: RI
• Adductiestand→ elevatie: OI & depressie: OS
o Traanapparaat= bescherming tegen uitdroging & bacteriën → met Fz naar beneden.
▪ Glandula lacrimalis= traanklier: ligt net buiten orbita→ productie traanvocht
• Innervatie door parasymp
▪ Punctum lacrimale is de opening vd traanbuis (=canaliculus lacrimalis)
▪ Saccus lacrimalis verbindt ductus nasolacrimalis & meatus nasi inferior
▪ Traanfilm: cornea helder → samenstelling beschermt tegen uitdroging
• Lipidenlaag (binnen): door klieren van Meibom→ oppervlaktespanning H2O
• Waterige laag: door traanklier
• Mucinelaag (buiten): door slijmbekercellen vd conjuctiva
▪ Werkt niet goed → keratitis sicca (droge ogen): bijv ziekte van Sjörgen, reumatoïde artritis of chronisch
• Hogere kans op infecties
• Behandeling: toedienen avn kunsttranen of lubricantia
o Oogbol:
▪ Lagen: buiten → binnen
• Tunica fibrosa: sclera/harde oogbol (oogwit), cornea (hoornvlies)
o Cornea lagen (buiten → binnen): epitheel (10%: kapot als er iets in de oog komt → pijn)→
membraan van Bowman (stevigheid)→ stroma (90%)→ membraan van Descement →
endotheel (voor helderheid & pompfunctie vd cornea)
• Tunica vasculosa/uvea= laag in het oog die bestaat uit 3 lagen:
o Choroidea
▪ Lamina vaculosa: buitenste vaten-uvea.
▪ Lamina choriocapillaris: binnenste vaten-netvetlies, fovea.
▪ Membraan van Bruch: basaalmembraan pigmentblad.
o Corpus ciliare = kamerhoek
▪ Radiaire en circulaire (m. ciliaris) spieren
▪ Accommodatie: door m. cilaris
▪ Productie kamerwater → oogdruk op peil houden
, • Corpus ciliare → AOK → VOK → Iridocorneale hoek/kamerhoek: op scheidingslijn tussen cornea en
sclera→ trabekelsysteem = weefsel met allerlei kleine gaatjes, waardoor het vocht wordt afgevoerd
→ Sinus vensosus sclerae =kanaal van Schlemm: verbinding met veneuze systeem→
bloedcirculatie.
o Iris
▪
In de pupil → pupilreactie bekijken
• Anisocorie (=ene pupil groter dan de andere), miosis (=nauwe pupil), mydriasis (=wijde pupil)
▪ Spieren: m. sphincter pupillae (innervatie parasymp & m. dilatator pupillae (innervatie symp)
• Tunica nervosa: retina (netvlies)
o Neurale lagen: fotoreceptoren vd retina: oplossend vermogen centraal > perifeer
▪ Centraal (in fovea): 6 miljoen kegeltjes (centraal): kleur, scherpte
▪ Perifeer: 120 miljoen staafjes (in periferie): licht/ donker
o Pigmentepitheel (Rodopsine) = membraan van Bruch (onderin). Functie:
▪ Absorptie van licht
▪ Vitamine A metabolisme: “wortels eten”
▪ Bloed-retinabarriere
▪ Fagocytose fotoreceptoren
▪ Warmte/zuurstof uitwisseling met choroidea
▪ Licht gaat niet dóór de pigmentlaag!
▪ Ruimtes:
• Voorste oogkamer (voor iris): met humor aquosus (kamervocht)
o Diepte VOK 3 mm
o Kamerwater → kamerhoek: afvoer
• Lens: opgehangen aan corpus ciliare met zonulavezels.
o Embryologie: ectoderm Licht passeert: gangliaire cellen → bipolaire
o Functie: actieve stofwisseling, kamerwater, accommodatie= scherp stellen cellen → fotoreceptoren
o Opbouw: eiwitrijk, kapsel met zonulavezels.
o Troebel: staar (cataract)
• Camera vitrea/ Achterste oogkamer/ Glasvochtruimte (achter iris): met corpus vitreum (glasvocht) om oog in stand te
houden en te zorgen voor voedingsstoffen.
o Glasvocht: water, hyaluronzuur, collageen
▪ Veroudering: glasvocht minder stroperig (gaat krimpen)→ onschuldig tenzij het aan het retina gaat trekken.
▪ Vast aan retina