SAMENVATTING PEDAGOGIEK 3: SNAP JIJ DIE
OUDERS?
Deel I, over ouderschap
HOOFSTUK 1: DE TIJDLOZE EN KWETSBARE RELATIE VAN EEN OUDER MET ZIJN KIND
1.2 over de geboorte van een kind en de ‘geboorte’ van ouderschap
Aan het begin van een nieuw leven worden de gevaren en de kwetsbaarheid in het verdere verloop ervan vaak
sterk ervaren. Ouders voelen en beseffen de verantwoordelijkheid.
Met de geboorte beseffen ouders in elke laag van hun bestaan, hun ‘zijn’, dat de geestelijke, lichamelijke en
sociale ontwikkeling van hun kwetsbare kind van hen afhangt.
De intensiteit van de ouderlijke ervaring is zo sterk dat het zelfs iemands levenstijd overstijgt. Zelfs de ziel- ‘het
onsterfelijk deel van de mens’ (van Dale) – wordt gegeven. Ouderschap is onsterfelijk, tijdloos dus en de
onvoorwaardelijke opdracht die de ouder zichzelf daarbij geeft luidt: ‘ik zal alles doen wat nodig is om goed
voor jou te zijn.’
Met het ontstaan van de ouder-kindrelatie ontstaat er een loyaliteitsband tussen ouder en kind.
1.3 ‘de geboorte van de voorwaardelijkheid’
Ouders ervaren dat het bestaan van het kind en het eigen bestaan nooit meer los van elkaar staan. Dat maakt
ouderschap tot een vorm van bestaan, een existentie. Een manier van ‘zijn’ die tijdloos is. Tijdloosheid van het
vader- of moeder-zijn betekent dat het niet is te koppelen aan een bepaalde levensfase en
levensgebeurtenissen. Is iemand eenmaal ouder van een kind dan blijft hij/zij levenslang de ouder van dat kind.
Ook voor ouders die bewust het contact verbreken.
Het moment waarop een ouder zegt: ‘Ja, jij bent mijn kind’, is eigenlijk de geboorte van het ouderschap-> de
geboorte van de onvoorwaardelijkheid.
1.4 ouderschap, een nieuwe identiteit
Het krijgen van een kind is niet alleen een biologische, maar ook een bijzonder emotionele gebeurtenis, met
een grote psychologische betekenis.
Hoe een ouder zijn ouder-zijn beleefd, welke invloed het heeft op zijn persoon is en blijft subjectief. Door een
kind als ouder te omarmen, verandert het zelfbeeld van de volwassene. De eerder bestaande persoonlijke
behoeften, ideeën, wensen en verlangens verdwijnen niet. Ze zijn er nog steeds maar het ‘nieuwe’ beïnvloedt
het denken, voelen en doen van iemand persoonlijkheid zodanig dat je kunt spreken van een nieuwe identiteit
als ouder.
Ook het beeld dat anderen hebben van die persoon en van de relatie die zij met elkaar hebben veranderd.
Diverse relaties tussen 2 mensen veranderen in verbindingen tussen 3 mensen waaraan wederzijdse
verwachtingen en eisen zijn gekoppeld. Partner-> vader/moeder. Je ouders-> opa en oma.
1.5 ouderschap en het overdragen van de opvoeding van je kind
Niet iedere ouder die zich onvoorwaardelijk aan een kind verbindt is per definitie dezelfde als degene die het
kind verzorgt. Bijv. ouder die gedetineerd is of om gezondheidsredenen moet worden opgenomen. Deze ouder
kan gen verzorger of opvoeder van zijn kind zijn, maar is ondanks die situatie evengoed ouder.
Soms zijn er omstandigheden, van kortere of langere duur, waardoor iemand de opvoeding van zijn kind aan
anderen moet overlaten. Bijv. tijdelijk pleeggezin of blijvend ter adoptie.
De emotionele reactie van omstanders op zo’n besluit krijgt vaak de klank mee van ongeloof en
verontwaardiging. Besluit om de opvoeding aan een ander over te laten, kan je ook zien als een afweging van
die ouder-> een ander kan het kind meer bieden dan ik denk dat zelf te kunnen.
1
,De ouder staan voor de enorme taak te leren omgaan met psychische pijn van zijn onomkeerbare besluit nooit
meer als ouder zelf opvoeder te kunnen zijn. En met de onzekerheid hoe de gevolgen van dat besluit in het
leven van zijn kind doorwerken.
1.6 over onzekerheid, tegenstrijdige gevoelens en kwetsbaarheid van ouders
Al tijdens de zwangerschap spelen vele prangende vragen. Vragen die de koppeling verraden tussen de
ontwikkeling van de identiteit van het kind en de alleenstaande ouder, die tot uiting komt in voortdurende
vragen over het welzijn van het kind. Deze vragen komen altijd voor. Omdat ieder kind uniek is, maar ook
iedere aanstaande ouder is een uniek persoon. Het roept zelf-reflectieve vragen op, die laten zien hoe
ingrijpend het ouderschap het leven van de volwassene zelf beïnvloed.
Gaandeweg kom je als ouder tot de ontdekking hoe het is om te leven met de wetenschap dat je wel jouw
afkomst kent, maar niet de toekomst van je kind of je toekomst samen met je kind. Je voelt in alle vezels dat jij
een onuitwisbare invloed hebt op zijn toekomst en je kind op die van jou.
Anders dan ik elke andere relatie, valt aan deze wederzijdse en diepgaande afhankelijkheidsrelatie niet te
ontkomen. Het zet de ouders voor de opgave om hun leven anders in te delen en aan ta passen aan het
levenstempo en -patroon van het kind. Dit gaat vaak gepaard met spanningen en tegenstrijdige en ambivalente
gevoelens.
Een andere bron van spanning komt voort uit de tegenstelling tussen de permanente ouderlijke zorg voor het
kind en de levensdrang en de behoefte aan zelfstandigheid van het kind. Deze spanning blijft.
Welke keuze de ouder maakt, die keuze raakt zowel het kind als de persoon van de ouder zelf. Dilemma voor
de ouder om alleen de uitweg te zien om de behoefte van het kind te laten voorgaan. Wanneer de ouder dat
niet doet en zijn keuze niet ten goede komt aan het kind, heeft dat weerslag op de ouder zelf->
verzorgingsadviezen van familie en professionals.
Kiest de ouder om zijn eigen behoeftebevrediging uit te stellen ten gunste van die van het kind, dat levert een
positieve zelfbeoordeling op. Het vraagt ook om tegen de persoonlijke wensen of verlangens in te gaan. Dit
maakt dat de mentale opdracht als een dilemma kan worden ervaren, als een keuzesituatie waarbij eigenlijk
geen enkele keuze volledig bevredigend is.
Een ouder kan zijn beslissingen over zijn eigen bestaan niet meer los zien van het bestaan van zijn kind. Het
vraagt niet alleen de vaardigheid om zijn eigen behoeftebevrediging uit te stellen, maar ook om ambivalente en
soms heftige emoties te hanteren.
Succes is zozeer de maat van alle dingen geworden, dat het taboe op mislukking enorm is-> ouders voelen zich
altijd schuldig door een ‘verpletterend gevoel van verantwoordelijkheid.’
1.7 eenmaal ouder altijd ouder, maar voor ieder kind anders
Met de ontwikkeling van een kind verandert het kind, de ouder-kindrelatie en ook de ouder zelf. Vanaf het
moment waarop de ouder een kind krijgt, zijn het nooit meer alleen de eigen persoonlijke ontwikkelingen die
bepalend zijn voor zijn keuzen en levensgeluk, maar voortaan en voor altijd ook het levensgeluk van dit kind.
Ook als het kind volwassen is, dit maakt ouderschap tijdloos en ouder kwetsbaar.
Het omgaan met tegenstellingen en de keuzes die worden gemaakt is voor een ouder nooit alleen voor zichzelf,
maar betreffen ook altijd het kind waarvoor de ouder zich verantwoordelijk voelt. Wat goed is voor de ouder
staat nooit meer los van de vraag wat goed is voor het kind.
Het besef dat elke keuze, elk besluit er voortaan ook een is omwille van het kind, maakt nier alleen het leven
van het kind kwetsbaar, maar ook het eigen leven van de ouders en legt het fundament voor het gevaar dat ze
falen.
De geboorte van een kind is een onomkeerbare existentiële veranderingen in het leven van een volwassene die
‘ouder’ wordt.
2
, HOOFDSTUK 2: OVER OPVOEDEN EN OUDERS GESPROKEN
2.2 over opvoeden gesproken
Opvoeden kan worden omschreven als:
- Het door volwassenen begeleiden van een kind tot deze zelfstandig kan deelnemen aan de
samenleving;
- Opvoeden is het door mensen bedoeld of onbedoeld, uitoefenen van invloed op de ontwikkeling van
een kind.
- Opvoeding is het proces waarin een kind door een ouder wordt gevormd naar de normen en waarden
diens opvoeder(s) en daarmee meestal naar de voornaamste normen en waarden van de samenleving
waarin hij leeft.
Opvoeden wordt gezien als een activiteit gericht op een kind om een bepaald doel te bereiken. Er is sprake van
volwassenen die met bepaalde acties een doel willen bereiken met een kind.
2.3 opvoeden is interactie
Erna Furman: Alles wat een kind moet leren voordat het iets zelfstandig kan, verloopt volgens het volgende,
steeds terugkerende fasepatroon:
- Fase 1: iets wordt door een volwassene voor het kind gedaan;
- Fase 2: de volwassene en het kind doen het samen;
- Fase 3: onder aanmoediging van een volwassene doet het kind het helemaal zelf;
- Fase 4: het kind doet het zelfstandig, zonder directe stimulans en aanmoediging.
Furman concentreert zich met deze fasering op de wisselwerking tussen kind en ouder; het internationale
aspect.
We kunnen kijken naar deze stappen vanuit het perspectief van het kind en vanuit het perspectief van
de volwassene, maar her gaat vooral over wat tussen beide speelt. En daarmee over de onderlinge
beïnvloeding, over de relatie en over de betekenis en emotionele waarde die dit samenspel voor
beiden heeft.
Ouderschap beperkt zich niet tot een rol of taak en niet tot een bepaald levensterrein of levensfase. Het
ouderschap is blijvend, maar het opvoederschap is tijdelijk, ook voor de ouder.
Zonder de consequenties te kennen, voelen de meeste ouders zich vanaf het begin volledig toegewijd en
volledig verbonden met hun kind en accepteren de daarmee gepaard gaande complete verandering in hun
leven.
Ouderschap beïnvloedt iemand zo volledig dat met recht gesproken kan worden van existentiële verandering:
een verandering in het totale ‘zijn’.
Werkelijk en volledig toegewijd en verbonden kunnen en willen zijn is ‘ja’ zeggen tegen een levenslange band
met het kind met alle onomkeerbare en meestentijds niet te voorziene gevolgen voor de ouder. ‘Ja’-zeggen
tegen een band zonder voorwaarden en dat raakt alle lagen van iemands bestaan. Het overstijgt het niveau van
een rationele beslissing.
Een ouder die zich verbindt aan zijn kind beantwoordt het morele appel dat het kind vanaf de geboorte doet
om hem volledig, onherroepelijk, zonder voorwaarden en tijdloos trouw te zijn. Het gevoel van welzijn van de
ouder is vanaf dat moment verbonden met het welzijn van het kind.
2.4 de fasen van Furman en ouderschap
De 4 fasen kunnen we zien als de stappen die ouders en kinderen door de jaren heen met elkaar nemen in het
proces van zelfstandigheidsgroei van kinderen.
Over de hele linie staan ouders voor de taak om hun houding fasegewijs te veranderen. Dat is de gefaseerde
opgave om het kind steeds meer ruimte te geven om zelf te bepalen wat en hoe het zaken aanpakt. Daarbij
moet de ouder gaandeweg en al balancerend antwoord vinden op de vraag wat goed ouderlijk handelen is, ook
al is er geen sprake meer van opvoeden.
Al balancerend tussen hoe zij het zelf zouden aanpakken en hoe hun kind dat doet; hoe ze hun kind vertrouwen
en ruimte geven om eigen keuzes te maken.
3