Dermatologie voor huidtherapeuten - hoofdstuk 16 – premaligne huidafwijkingen
Actinische keratose
Een premaligne epitheliale aandoening van de huid met focaal abnormale proliferatie en
differentiatie van keratinocyten veroorzaakt door expositie aan ultraviolet licht. Actinische
keratose zijn maculae of papels met een ruw schilferend oppervlak, vaak op een wat
erythemateuze bodem. De verhoorning is wit, gelig of bruin. Sommige geven een schrijnend
of branderig gevoel. Ze variëren in grootte van 3mm tot meer dan 2 cm. Sommige laesies zijn
gepigmenteerd, andere worden hyperkeratotische. Voorkeurslocaties zijn gezicht,
hoofdhuid, handruggen, bovenzijde van de onderarmen, voorzijde van de onderbenen,
onderlip en op het coeur. Actinische keratose zijn meestal het gevolg van chronische
beschadiging van de huid door zonlicht. Ook langdurige expositie aan uv-licht van de
zonnebank, orale fotochemotherapie en röntgenbestraling kunnen de keratose induceren.
De diagnose wordt meestal gesteld op het klinisch beeld. Bij verdenking op maligne
degeneratie en bij verandering wordt de laesie geëxcideerd of wordt een biopt genomen.
Behandeling kan zijn middels cryotherapie, Efudix crème en/of imiquimodcreme. Curettage
en shave-excisie kunnen voor sterk hyperkeratotische actinische keratose worden ingezet. In
de tweede lijn is er daarnaast de mogelijkheid van fotodynamische therapie, daglicht
fotodynamische therapie, lasertherapie, oppervlakkige chemische peelings en dermabrasie.
Een actinische keratose kan zich op drie manieren ontwikkelen: regressie (20%),
persisterende afwijkingen of transformatie naar een plaveiselcelcarcinoom. Het 10-jarig
cumulatief risico op progressie naar plaveiselcelcarcinoom wordt geschat op ongeveer 10%.
Cornu cutaneum
Een uitgroeisel van keratine van de huid, dat doet denken aan de hoorn van een dier. Het
treedt meestal op bij mensen boven de 50 jaar met een licht huidtype, die in hun leven veel
in de zon zijn geweest. Het is een hoornachtig aangroeisel dat vooral wordt gezien op aan
zonlicht blootgestelde huid zoals het hoofd-halsgebied en de handruggen. De hoorn bestaat
uit concentrische lagen van verhoornde epitheelcellen (corneocyten). De laesie is hard, gelig
of geelbruin en vaak gebogen. Een cornu cutaneum kan uit normale huid ontstaan, maar ook
een papel of plaque als basis hebben. De huid aan de basis kan geïnfiltreerd of ontstoken
zijn. Aan een cornu cutaneum kunnen verschillende benigne (verruca vulgaris, verruca
seborrhoica en keratoacanthoom), premaligne (actinische keratose) en maligne (M. Bowen
en plaveiselcelcarcinoom) tumoren ten grondslag liggen. De behandeling bestaat uit het
chirurgische verwijderen of curetteren van de afwijking. Zo wordt ook de diagnose
bevestigd.
Klinisch atypische naevus en familiair melanoom
Een klinisch atypische naevus is een benigne naevus naevocellularis met bepaalde
morfologische kenmerken, waarin een melanoom kan ontstaan. Als histopathologisch
onderzoek dysplastische kenmerken laat zien, wordt het een dysplastische naevus genoemd.
Het familiair melanoom (familial atypical multipele molemelanoma syndrome (FAMM)) is
een erfelijke aandoening met een verhoogd risico op het ontwikkelen van melanomen en de
aanwezigheid van een groot aantal klinisch atypische naevi. Klinisch atypische naevi zijn vaak
5mm in doorsnede of groter, hebben een vage begrenzing en een onregelmatige vorm en
pigmentatie.