AARDRIJKSKUNDE
H1 KAART EN ATLAS
Kerndoel 50: De leerlingen leren omgang met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa
en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
PARAGRAAF 1.1 WAT IS AARDRIJKSKUNDE?
Aardrijkskunde brengt mensen een beeld bij van de wereld om hen heen. Sinds 1857 is het een verplicht schoolvak.
Eerst was dit een verzameling van georariteiten, omdat de aarde nog niet volledig in kaart was gebracht.
Aardrijkskunde is de kennis over landen of groepen mensen. Een ander woord is geografie.
1. Fysische geografie: fysische of natuurlijke processen die het landschap vormt/ hebben gevormd.
a. Klimatologie
b. Bodemkunde
c. Geologie
2. Sociale geografie: bestudeerd de rol van de mens op aarde.
a. Planologie
b. Demografie
c. Regio’s
d. Economie
Een ingericht landschap bevat inrichtingselementen. Dit zijn dingen die mensen aan het landschap hebben
toegevoegd, bijvoorbeeld wegen, huizen of fabrieken.
Het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) promoot/ versterkt het vak aardrijkskunde m.b.t.
maatschappelijke thema’s. KNAG is voor het basisonderwijs belangrijk voor het vaststellen van de kerndoelen.
PARAGRAAF 1.2 GEOGRAFISCH LEREN KIJKEN
Het beeld dat iemand heeft over de samenleving (om zich heen of verder weg), wordt een actueel wereldbeeld of
Mental image genoemd. Dit wordt gevormd door meegemaakte gebeurtenissen over zaken die iemand om zich
heen ziet en hoort (nieuws, krant, internet, radio, tv). Dit hoeft echter niet het juiste wereldbeeld te zijn.
Tijdens aardrijkskundelessen maken kinderen op een systematische manier kennis met de wereld om hen heen. Ze
leren basisfeiten en leren processen te verklaren. Door topografie wordt kennis gekoppeld aan een plek op aarde en
op deze manier wordt een goede mental map ontwikkeld.
, Systematisch naar de wereld kijken, kan m.b.v. de geografische zienswijze. Eerst moet een kind altijd waarnemen,
vervolgens de waarneming beschrijven, deze verklaren, vervolgens generaliseren en ten slotte waarderen.
Multiperspectiviteit = iets wordt bekeken vanuit verschillende invalshoeken.
1. Natuurlijke factoren worden ook wel fysische factoren genoemd. Het zijn veranderingen die ontstaan door
natuurlijke processen, zoals een temperatuurdaling doordat as van een vulkaanuitbarsting zonnestralen
tegenhoudt of een cycloon die ontstaat, omdat zeewater een temperatuur van 27*C bereikt.
2. Menselijke factoren zijn veranderingen die ontstaan door de daden van de mens. Bijvoorbeeld een lawine
die plaatsvind, omdat mensen de bomen op de helling hebben gekapt.
A. Economische factoren gaan over geld verdienen: werk, bestaansmiddelen, armoede, rijkdom.
B. Tot culturele factoren behoren taal, godsdienst, geschiedenis en gewoonten (normen en waarden)
van een groep mensen.
C. Demografische factoren gaan over de bevolkingsaantallen en de samenstelling v/d bevolking:
bevolkingsgroepen (autochtoon, allochtoon, jong, oud) en bevolkingsdichtheid.
D. Politieke factoren geven informatie over het bestuur, de wetten en regels van een land.
Er zijn meerdere manieren om bronnen te gebruiken. Dit heet meervoudig bronnengebruik. De atlas is een abstracte
manier, maar eigen omgeving/ veldwerk is een concrete bron.
E.
1