Samenvatting Methodenleer
Deze samenvatting is gemaakt aan de hand van de hoorcolleges en het
boek Research methods in psychology (derde editie). Belangrijke
begrippen zijn groen gekleurd. Afbeeldingen zonder bronvermelding zijn
overgenomen uit de slides van de cursus Inleiding Methodenleer aan
Tilburg University 2020-2021.
1
,Methodenleer
Inhoudsopgave
H1. Psychologie is een manier van denken.............................................................................................3
1.1 De empirische cyclus....................................................................................................................3
1.2 Falsificeerbaarheid.......................................................................................................................3
1.3 Groeiende kennis..........................................................................................................................3
H2. Bronnen van informatie...................................................................................................................4
2.1 Persoonlijke ervaring....................................................................................................................4
2.2 Onderzoek vs. eigen intuïtie.........................................................................................................4
2.3 Problemen met autoriteit.............................................................................................................5
H3. Drie claims, 4 validiteiten.................................................................................................................5
3.1 Claims beoordelen........................................................................................................................5
H4. Ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek..........................................................................6
4.1 Ethische behandeling van proefpersonen....................................................................................6
4.2 Wetenschappelijk wangedrag.......................................................................................................7
4.3 Open science................................................................................................................................7
H5. Identificeren van goede metingen...................................................................................................8
5.1 Operationaliseren.........................................................................................................................8
5.2 Betrouwbaarheid en validiteit......................................................................................................9
5.3 Construct validiteit.......................................................................................................................9
H6. Surveys en observaties: beschrijvingen van gedragingen van mensen..........................................10
6.1 Soorten onderzoek.....................................................................................................................10
6.2 Betrouwbare en valide observaties............................................................................................11
H7. steekproeven: het schatten van de frequentie van gedragingen en overtuigingen.......................12
H8. Bivariaat correlationeel onderzoek................................................................................................13
8.1 Statistische significantie..............................................................................................................13
8.2 Statistisch significant..................................................................................................................13
8.3 Interne validiteit.........................................................................................................................14
8.4 Externe validiteit.........................................................................................................................14
H10. introductie van de eenvoudige experimenten.............................................................................15
10.1 Experimentele variabelen.........................................................................................................15
10.2 waarom experimenten causale claims supporten....................................................................15
10.3 Interne validiteit verhogen.......................................................................................................15
H11. Confounding en obscuring effects................................................................................................17
11.1 Confounds.................................................................................................................................17
H12. Factoriële designs.........................................................................................................................19
12.1 Waarom factoriële designs?.....................................................................................................19
2
, Methodenleer
12.2 Factoriële designs.....................................................................................................................19
H13. Quasi-experimenten en Small-N-design.......................................................................................20
13.1 experimenten zonder random assignement.............................................................................20
13.2 Regressie...................................................................................................................................21
13.3 Small-N-design..........................................................................................................................22
13.4 Het individu vs. het gemiddelde...............................................................................................22
H14. Replicatie en generalisatie...........................................................................................................22
14.1 Replicaties en generaliseerbaarheid.........................................................................................22
14.2 Replicaties interpreteren..........................................................................................................24
H1. Psychologie is een manier van denken
1.1 De empirische cyclus
Empiristen baseren hun conclusies niet op intuïtie of op iets wat anderen zeggen. Zij maken gebruik
van de bewijzen van de zintuigen of hulpmiddelen hiervoor. Zoals thermometers, timers, gewicht etc.
Empiristen proberen systematisch, rigoureus en verifieerbaar te werken.
Wees bereid je observaties tegenover je ideeën te toetsen, en respecteer deze observatie ook al zijn
ze tegenstrijdig met je ideeën. Dit doe je d.m.v. de empirische cyclus. Vanuit een observatie
(=verzamelen en groeperen van empirische feiten) vorm je een theorie (dit wordt inductie
genoemd). Vanuit deze theorie vorm je een voorspelling/hypothese (deductie). Deze voorspelling ga
je toetsen en vanuit deze resultaten stel je een evaluatie samen. Wat betekenen deze
onderzoeksuitkomsten nou (de nieuwe observaties) voor de theorie? Dit vormt zich in een cyclus.
1.2 Falsificeerbaarheid
Om tot wetenschappelijke inzichten te komen moet je de empirische cyclus volgen. Sommige
theorieën onttrekken zich aan de toetsing en nemen in principe een shortcut in de cyclus. Dit kan als
theorieën in overeenstemming zijn met alle mogelijke observaties. Falsificeerbaar betekent dat iets
weerlegbaar moet zijn, als iets niet falsificeerbaar is, is het dus onweerlegbaar. Je krijgt zo in principe
een theorie die ‘’altijd klopt’’. Een onfalsificeerbare theorie is eigenlijk de definitie van een niet
wetenschappelijke theorie. Zo kan je niet bepalen welk van meerdere theorieën de juiste is, maar
ook komen we hierdoor niet dichter bij de verklaring van een fenomeen. Maar een theorie kan ook
falsificeerbaar zijn zonder dat er ooit een observatie is gedaan tegen de theorie, de observatie zou
mogelijk moeten zijn (zwaartekracht).
In plaats van te denken of de theorie is goedgekeurd of afgekeurd door enkele studies, evalueren
wetenschappers de zwaarte van het bewijs voor en tegen (weight of the evidence).
Een goede theorie moet niet alleen falsificeerbaar zijn, maar moeten ook simpel zijn (parsimony). Als
twee data de theorie even goed uitleggen, kiezen wetenschappers meestal voor de simpelere
theorie. De meest spaarzame theorie (qua tijd).
1.3 Groeiende kennis
Wat als mijn voorspelling uitkomt?
Een theorie is een breder begrip, waar een voorspelling zich op specificeert. Deze voorspelling moet
specifiek genoeg zijn om deze te kunnen toetsen. Als deze voorspelling uitkomt, betekend dat niet
dat de theorie direct bewezen is maar dat de theorie niet weerlegd is. Het is namelijk vrijwel
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yarabos15. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.