Samenvatting Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht
Rechtsgeleerdheid UU Jaar 2020 -2021
WEEK 1 – GOEDEREN EN RECHT OP GOEDEREN
Goederen (artikel 3:1 BW)
zijn alle zaken en alle vermogensrechten.
• Intellectueel eigendomsrecht valt hierbuiten.
Zaken (artikel 3:2 BW)
zijn voor menselijke beheersing vatbare en stoffelijke objecten.
• Stoffelijk
- Kan elektriciteit stoffelijk zijn? Ja, dat is bepaald in het Elektriciteitsarrest.
• Vatbaar voor beheersing
- Individualiteit (specialiteitsbeginsel): van andere objecten af te grenzen.
Je bent geen eigenaar van één laptop, maar van deze laptop. Het moet voldoende
bepaald zijn.
• Maar: de zaak vormt ook een eenheid, het eenheidsbeginsel (artikel 5:3 jo 3:4 BW).
Het zadel is een bestanddeel van de fiets. Het toetsenbord is een bestanddeel van de laptop.
- Volgens verkeersopvatting (lid 1).
- Gevolg: de eigenaar van het zadel verliest zijn eigendomsrecht op het zadel, omdat
deze nu deel uitmaakt van de fiets (lid 2).
• Onroerende zaken (artikel 3:3 lid 1 BW), roerende zaken (artikel 3:3 lid 2 BW), waaronder
ook registergoederen (artikel 3:10 BW).
• Dieren zijn geen zaken (artikel 3:2a lid 1 BW).
(On)roerende zaken (artikel 3:3 BW)
• Lid 1: Grond of goederen die “duurzaam met de grond zijn verenigd” zijn roerend.
- HR Portacabin
• Lid 2: alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerende goederen.
Registergoederen (artikel 3:10 BW)
Sommige goederen zijn registergoederen.
• Registergoederen moeten zijn ingeschreven waaruit gerechtigheid tot die goederen blijkt.
- Bijvoorbeeld overdracht van onroerende zaken (artikel 3:89 lid 1 BW),
teboekstaande zeeschepen (artikel 8:199 lid 1 BW), binnenschepen (artikel 8:790
BW) en luchtvaartuigen (artikel 8:1306 BW).
- Hoeven niet per se onroerende goederen te zijn.
• Beperkte rechten op registergoederen zijn zelf registergoederen via de schakelbepaling van
artikel 3:98 BW (met vestiging via artikel 3:10 jo. 3:89 jo. 3:98 BW).
• De vereisten voor registergoederen:
1. Er is een openbaar register met betrekking tot deze goederen. In artikel 3:16 lid 1
BW is bepaald dat in deze registers (louter) feiten worden ingeschreven die voor de
rechtstoestand van registergoederen van belang zijn.
2. Dit register is bestemd om daarin (mede) de vestiging en overdracht van deze
goederen te publiceren.
3. De vestiging of de overdracht van deze goederen komt pas door de inschrijving in de
openbare registers tot stand. Het is een eis waaraan voldaan moet zijn voordat de
rechtshandeling tot stand kan komen.
1
,Vermogensrechten (artikel 3:6 BW) zijn subjectieve rechten die:
• ofwel overdraagbaar zijn;
• ofwel ertoe strekken de rechthebbende een stoffelijk voordeel te verschaffen;
• ofwel verkregen zijn in ruil voor of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
- Je hebt geen vermogensrechten, maar ze behoren je toe. Je bent rechthebbende.
- Relatieve vermogensrechten (artikel 3:296 BW): werken tegenover één persoon; je kan het
recht tegenover één iemand inroepen; recht op prestatie.
- Absolute vermogensrechten: werken tegenover iedereen; je kan het recht tegenover
iedereen inroepen; rechten op goederen. Er is een zaaksgevolg (zie revindiceren).
Te onderscheiden in:
a. volledige rechten
Eigendom (louter bij zaken, een zakelijk recht; artikel 5:1 BW) en toebehoren
b. beperkte rechten (artikel 3:8 BW)
Een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard. Het oudere beperkte recht gaat vóór het jongere beperkte recht.
Bijvoorbeeld: wanneer je geld leent om een huis te kopen, is het vermogensrecht op
het huis het meer omvattende recht en is de hypotheek die bezit wordt door de bank
het beperkte recht. Een beperkt recht op een registergoed is tevens een registergoed.
Te onderscheiden in:
o Zakelijke beperkte rechten
Berusten alleen op een zaak – niet op een vermogensrecht.
o Niet zakelijke beperkte rechten
Kunnen op een zaak berusten, maar ook op een vermogensrecht.
o Belangrijke beperkte beschikkingsrechten zijn:
- Pand/hypotheek (artikel 3:227 BW)
Zekerheidsrechten die de verkrijger van dit recht bevoegdheden
geven wanneer er niet wordt voldaan aan een vordering.
o Hypotheek wordt gebruikt bij registergoederen.
o Pand wordt gebruikt bij niet-registergoederen.
o Belangrijke beperkte genotsrechten zijn:
- Vruchtgebruik (artikel 3:201 BW)
Het recht om goederen van een ander te gebruiken en de vruchten
daarvan te genieten.
o Bijvoorbeeld de rente van een lening.
- Erfpacht (artikel 5:85 BW)
Een genotsrecht waarvan de verkrijger van dit recht de onroerende
zaak van een ander mag houden en gebruiken.
o Bijvoorbeeld het uitgeven van huizen in erfpacht.
o Altijd zakelijk!
- Erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW)
Het dulden van bepaald gedragingen die plaatsvinden op jouw eigen
onroerende zaak.
o Bijvoorbeeld als je iemand over jouw land laat lopen.
o Altijd zakelijk!
- Opstal (artikel 5:101 BW)
Het recht om op de onroerende zaak van een ander iets te bouwen
of te planten, zonder dat de ander daarover het eigendom krijgt.
o Altijd zakelijk!
2
,Zakenrecht
gaat niet over “de regels betreffende de zaken”, maar “de regels betreffende de zakelijke rechten”.
Absolute vermogensrechten tegenover Relatieve vermogensrechten
•Goederenrechtelijke rechten •Vorderingsrechten jegens
en intellectuele eigendomsrechten een persoon (personal
(property rights) rights; artikel 6:1 BW)
•Subjectieve rechten •Subjectieve rechten
•Gesloten stelsel van rechten op •Open stelsel; partij-
en verkrijging van goederen autonomie (artikel 6:1 BW)
•Uitoefening tegen eenieder; •Uitoefening tegenover een
absolute werking persoon
•Publiciteit/kenbaarheid van •Geen publiciteit, niemand
goederenrechtelijke verhoudingen ermee te maken
•Goederenrecht is dwingend; het •Verbintenissenrecht is
moet voorspelbaar zijn voor derden regelend recht
•Goederen dienen bepaald en •Overeenkomsten moeten
specifiek te zijn; ook voor derden alleen duidelijk zijn voor
moet het duidelijk zijn de partijen.
•Recht op een zaak •Recht tot een prestatie, die
op zijn beurt over een zaak
kan gaan
Beginselen van recht op goederen
• De wet kent een gesloten stelsel (numerus clauses) van goederenrechtelijke rechten.
- Er zijn niet meer rechten op goederen dan dat de wetgeving ons aanreikt.
- Partijen kunnen niet zelf een wijze van verkrijging of verlies van goederen in het
leven roepen.
- Dit volgt uit artikel 3:80 lid 2 jo. lid 3 BW voor verkrijging van goederen.
o Lid 2 geeft een limitatieve opsomming van verkrijgingen onder algemene
titel.
o Lid 3 beperkt de verkrijgingen onder bijzondere titel tot de overige in de wet
voor iedere soort aangegeven wijzen van verkrijgen.
- Dit volgt uit artikel 3:80 lid 4 BW voor verlies van goederen.
o Voor juridisch verlies moet een wettelijke grondslag bestaan.
o Absoluut verlies is wanneer het goed tenietgaat: je huis stort in.
o Relatief verlies is wanneer een ander rechthebbende op het goed wordt:
je verkoopt je huis.
• Gesloten stelsel van verkrijging goederen
- Je wil weten wie gerechtigd is tot welk goed.
• Absolute werking
- Uitoefening tegen eenieder.
• Publiciteit of kenbaarheid van goederenrechtelijke verhoudingen.
• Specialiteitsbeginsel en eenheidsbeginsel
• Dwingend recht
- Als men van het goederenrecht af zou kunnen wijken, zou het voor derden niet
meer voorspelbaar zijn wie gerechtigd is tot welk goed. Het goederenrecht is
immers, in tegenstelling tot het verbintenissenrecht, tegen een ieder afdwingbaar.
3
,Eigendom (dominium) en eigendomsrecht (artikel 5:1 BW)
• Kernmerken van eigendomsrecht
- Absolute werking; het werkt tegenover eenieder.
- Exclusief/subjectief; het is alleen voor de rechthebbende.
o Artikel 5:1 lid 2 BW: gebruik “met uitsluiting van eenieder”.
- Het meest omvattende recht dat een persoon kan hebben op een zaak kan hebben
(artikel 5:1 BW)
o Het omvat alle denkbare bevoegdheden. Je kan het zo gek niet bedenken, of
de eigenaar mag het doen. Hij hoeft zich tegen niemand te verantwoorden.
o Vermogensrechten behoren je toe, je bent er geen eigenaar van.
- Eeuwigdurend (tot het einde der tijden)
- Overdraagbaar
• Bevoegdheden van eigendom (eigenaar of gerechtigde in geval beperkt recht)
- Gebruiken (artikel 5:1 lid 2 BW)
- Opbrengst genieten (meer omvangrijk, gebruik is niet nodig; artikel 5:1 lid 3 BW)
- Beschikken
o Dat is: houden of machtsuitoefening (artikel 3:107 e.v. BW)
• Van een zaak – heeft altijd een zaak als object
- Zaak: specifiek, het moet voldoende bepaald zijn.
- Geïndividualiseerd
o Zaakeenheid (artikel 5:3 BW)
Een geheel aan onderdelen vormt een eenheid. Bestanddelen afzonderlijk
zijn geen zaken. Als het zo is dat bestanddelen geen zaak zijn, zijn er ook
geen rechten op bestanddelen.
Bevoegdheden van eigendom zijn:
• Gebruik, usus
• Opbrengst (vruchten), fructus
• Beschikken (overdragen, vernietigen, bezwaren met beperkt recht), abusus
• Te kwalificeren als:
- Machtsuitoefening
- Houden/bezitten (artikel 3:107 e.v. BW)
Begrenzingen van bevoegdheden
• Eigendom (en andere goederenrechtelijke rechten)
Bevoegdheden niet uitoefenen in strijd met:
- rechten van anderen
- grenzen van wet
- grenzen van ongeschreven recht
• Constitutionele grenzen (EVRM, e.d.)
• Hinder (artikel 5:37 BW)
• Onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)
• Overeenkomst (artikel 6:217 BW)
• Verkrijging van beschikkingsonbevoegde (artikel 3:86 BW)
- Ik verkoop een geleend boek. Ik ben beschikkingsonbevoegd om het te verkopen.
4
,Revindiceren (artikel 5:2 BW)
is een bevoegdheid die de eigenaar van een zaak toekomt om de zaak van eenieder die haar zonder
recht houdt op te eisen.
• Door middel van een deurwaarder
• Het recht volgt de zaak. Ook al raakt de zaak uit de macht van de eigenaar, komt dit recht
hem nog steeds toe.
- Bekend als “zaaksgevolg” of “droit de suite”.
• Als een failliete persoon een zaak houdt die eigendom is van een ander, kan de eigenaar deze
“separeren” (revindiceren). Deze zaak wordt dan eruit gelicht als ware er geen faillissement.
- Ook als de zaak meegenomen is door een schuldeiser van de failliete persoon, kan de
oorspronkelijke eigenaar het eigendom separeren.
- Bekend als “separatist in faillissement” of “droit de préférence”.
Misbruik van bevoegdheden (artikel 3:13 BW)
“Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.”
• Misbruik van een recht kan tegenover de benadeelde een onrechtmatige daad as bedoeld in
artikel 6:162 BW opleveren.
- Maar: dat hoeft bij misbruik van een recht niet per se!
• Óók eigendomsrechten (HR (Berg en Dalse) Watertoren II)
• Lid 2:
- “Met geen ander doel dan een ander te schaden”
o HR (Berg en Dalse) Watertoren II
- “Met een ander doel dan waarvoor zij is verleend”
- “Ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de
uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot
die uitoefening had kunnen komen”
o Een ander lijdt disproportioneel nadeel.
o HR Grensoverschrijdende garage
Hinder (artikel 5:37 BW)
vindt plaats wanneer de één de ander zodanig in de uitoefening van diens subjectieve recht
belemmert, dat die ander dat niet hoeft te accepteren.
• Bijvoorbeeld: buren. Een zekere overlast door gedragingen van de buren moet de eigenaar
dulden, zolang die binnen maatschappelijk normaal geachte grenzen blijft.
• Artikel 5:37 BW noemt een erf, maar onrechtmatige hinder kan bijvoorbeeld ook
plaatsvinden bij het gebruik van brommers.
• HR Kraaien en roeken: Lekkerkerker hoefde de hinder van Vermeulen niet te dulden,
waardoor dit handelen “als een onrechtmatige daad moest worden beschouwd.”
• Hinder neemt artikel 6:162 BW als maatstaaf, waardoor hinder altijd een onrechtmatige
daad oplevert.
5
,Zakelijke rechten en persoonlijke rechten
• Zakelijke rechten zijn gevestigd op een zaak.
• Persoonlijke rechten zijn gevestigd op een persoon.
• In sommige situaties kan een recht in beide vormen ontstaan.
- Jet en Jos zijn buren met ieder een stuk land. Jet wil graag via het land van Jos
toegang tot de openbare weg. Dit kunnen zij bewerkstelligen door het vastleggen
van erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW), maar ook d.m.v. een simpele overeenkomst.
o Dit heeft geen invloed op de gehoudenheid aan de verplichting.
o Ook na verkrijging onder algemene titel (zoals erfenis) heeft dit geen invloed
op de gehoudenheid aan de verplichting.
• Dit onderscheid kan leiden tot verschil in een aantal situaties.
- Voorbeeld:
Persoonlijk recht: B verkoopt een paard aan A, maar heeft nog niet geleverd.
Zakelijk recht: A heeft een recht van vruchtgebruik op een paard van B.
Kan A zijn recht inroepen Persoonlijk recht Zakelijk recht
tegenover C? (bijvoorbeeld vorderingsrecht) (bijvoorbeeld vruchtgebruik op zaken)
B heeft het paard al Nee, alleen tegenover B Ja
eerder verkocht aan C.
B overlijdt en laat C achter Ja Ja
als enig erfgenaam.
Kan C zijn recht inroepen Persoonlijk recht Zakelijk recht
tegenover B? (bijvoorbeeld vorderingsrecht) (bijvoorbeeld vruchtgebruik op zaken)
A verkoopt het paard vóór Nee, alleen tegenover A Ja
levering door aan C.
A overlijdt en laat C als Ja Bij een vruchtgebruik niet (artikel
enig erfgenaam achter. 3:203 lid 2 BW), bij ieder ander
zakelijk recht wel
• Bij overgang van een zaak onder bijzondere titel, moet er een afhankelijk recht (artikel 3:7
BW) ten behoeve van die zaak zijn gevestigd als deze ook verkregen wil worden.
“Een afhankelijk recht is een recht dat aan een ander recht zodanig verbonden is, dat het niet
zonder dat andere recht kan bestaan.”
- Bijvoorbeeld: A heeft een “recht van overpad” en verkoopt zijn erf aan X.
X verkrijgt ook het “recht van overpad”.
- Een afhankelijk recht gaat krachtens artikel 3:82 BW automatisch mee over het recht
waaraan het is verbonden.
o Een afhankelijk recht is dan ook niet overdraagbaar.
- Erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW) is een voorbeeld van een afhankelijk recht: dit is
onlosmakelijk verbonden aan een onroerend goed.
o Als erfdienstbaarheid in een persoonlijk recht vormgegeven is (als een “recht
van overpad”), dan wordt deze ook overgedragen bij overdracht van het erf
van de rechthebbende. Dat komt doordat dit zodanig bepaald is voor “recht
van overpad” in artikel 6:251 BW.
- Erfpacht (artikel 5:85 BW) is bijvoorbeeld géén afhankelijk recht: dit is een zakelijk
recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders zaak te houden en te
gebruiken. Er is hier geen afhankelijkheidsrelatie tussen het erf van de ander en het
erfpachtrecht, waardoor dit een zelfstandig recht is. Bij overdracht van het erf, wordt
het erfpachtrecht niet overgedragen.
6
, • Dit verschilt bij overgang van een zaak, waar een recht ten laste van is gevestigd.
- Bijvoorbeeld: A heeft een “recht van overpad” op het erf van B, maar B verkoopt zijn
erf aan X. Heeft A nog “recht van overpad”? Dat hangt af van de vorm van het recht.
- Als er sprake is van een beperkt recht, blijft de zaak na overdracht belast met dat
beperkte recht.
o Zaaksgevolg, droit de suite
- Als er sprake is van een persoonlijk vorderingsrecht, dan is het erf niet belast, maar
B. In HR Blaauboer/Berlips is bepaald dat een door een rechtsvoorganger met
betrekking tot dat goed aangegane persoonlijke verplichting, niet met dat goed mee
overgaat op ene verkrijger onder bijzondere titel. Dan kan A het “recht van overpad”
niet inroepen tegenover X.
Verkrijging van goederen (artikel 3:80 BW)
• Lid 1: verkrijging van goederen kan onder algemene en onder bijzondere titel.
- Verkrijging onder algemene titel gaat over al het vermogen, al dan evenredig
verdeeld. Verkrijging onder bijzondere titel gaat over een specifiek goed.
- Onder algemene titel: opvolging in een vermogen
o Wat een verkrijging onder algemeen titel is, staat niet in de wet, maar lid 2
merkt een vijftal verkrijgingen aan als verkrijging onder algemene titel zoals
erfopvolging.
o Bij verkrijging van goederen onder algemene titel, wordt in één keer een
geheel, of evenredig verdeeld deel, verkregen. In beginsel vallen schulden
daar ook onder.
- Bij verkrijging onder algemene titel krijg je de rechten én de plichten.
- Zo’n verkrijging komt tot stand krachtens een wettelijk voorschrift.
o Alle goederen verkregen onder algemene titel zijn derivatieve verkrijgingen.
o Artikel 3:116 BW: hij die een ander onder algemene titel opvolgt, volgt die
ander op in diens bezit en houderschap, met alle hoedanigheden en
gebreken daarvan.
- Artikel 4:182 lid 1 BW sluit zich hierop aan: met het overlijden van de
erflater, volgen zijn erfgenamen van rechtswege in zijn voor
overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap.
- Onder bijzondere titel: verwerving van een bepaald goed
o Iedere verkrijging die niet onder algemene titel plaatsvindt, is een verkrijging
onder bijzondere titel (lid 3).
o Een bijzondere titel gaat dus niet over opvolging van een geheel of evenredig
deel van een vermogen, maar de verwerving van een bepaald goed.
o In lid 3 staan de voorbeelden overdracht, verjaring en onteigening.
- Ook staat in lid 3 een verwijzing naar “voorts op de overige in de wet
voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging.”
Daarbij kan je denken aan bijvoorbeeld natrekking (artikel 5:20 lid 1
BW) en zaaksvorming (artikel 5:16 BW).
• Lid 3: in de wet moet een wijze van verkrijging aangeduid kunnen worden; anders kan je niet
verkrijgen.
- Dit is het gesloten stelsel van het goederenrecht; numerus clausus.
7