Vragenlijsten
NRS (numeric rating scale) → meetschaal van 0-10. 0 geen enkele pijn en 10 is de meest
denkbare pijn. Patiënt omcirkelt het getal wat bij de pijn van afgelopen week past.
PSK (patiënt specifieke klachten) → Bepalen functionele status van de patiënt. Hiermee
kan ook de hulpvraag van de patiënt achterhaald worden.
QBPDS (Quebec back pain disability scale) → Meet de mate waarin mensen met lage
rugklachten moeite hebben met ADL. Totaalscore is de som van alle items van 0 (geen
beperking) tot 100 (volledig beperkt)
SBST (STarT back screening tool) → Voor patiënten met aspecifieke lage rugklachten in
de eerste lijn. Aan de hand van 9 vragen wordt een inschatting gemaakt van het
psychosociale aspect van de klachten.
4DKL (vierdimensionale klachtenlijst) → vragenlijst met 50 items gericht op psychosociale
klachten. Maakt onderscheid in aspecifieke distress-klachten, depressie, angst en somatisch.
Hoe hoger een patiënt scoort des te meer psychosociale klachten.
Normaal beloop van lage rugpijn
Wanneer de activiteiten en participatie in de tijd gradueel toeneemt. Vaak zal ook de pijn
verminderen. Houd niet in dat de lage rugpijn helemaal verdwijnt maar dat de lage rugpijn
het uitvoeren van activiteiten en participatie niet meer in de weg staat.
Afwijkend beloop van lage rugpijn
Wanneer de beperkingen en participatieproblemen in de tijd niet afnemen, maar gelijk blijven
of toenemen. We spreken van een afwijkend beloop en een vertraagd herstel als er
gedurende 3 weken geen duidelijke toename in activiteit en afname in participatieproblemen
is geweest.
Functional movement screen
Met deze test krijg je een duidelijk beeld van de zwakke schakels in je lichaam op het gebied
van stabiliteit, kracht en lenigheid. De testbatterij bestaat uit 7 onderdelen waarop gescoord
kan worden. De totaalscore kan gebruikt worden ter evaluatie of als diagnose van een
zwakkere schakel in het lichaam.
Specifieke rode vlaggen lage rug
Begin van lage rugpijn na het 50e levensjaar, continue pijn onafhankelijk van houding
of beweging, nachtelijke pijn, algehele malaise (niet lekker), maligniteit in de
voorgeschiedenis, onverklaard gewichtsverlies, verhoogde bloedbezinkingssnelheid
(BSE) → Maligniteit?
Recent fractuur (< 2 jaar geleden), eerdere wervelfracturen, leeftijd boven de 60 jaar,
laag lichaamsgewicht, ouder met heupfractuur, langdurig corticosteroïden gebruik,
lokale klop-, druk-, en asdrukpijn van de wervelkolom, opvallende
lengtevermindering, versterkte thoracale kyfose → Osteoporotisch
wervelfractuur?
Begin van lage rugpijn voor het 20e levensjaar, man, iridocylitis
(regenboogvliesontsteking → ontsteking aan de iris), onverklaarbare perifere artritis
of inflammatoire darmaandoening in de voorgeschiedenis, vooral nachtelijke pijn,
ochtendstijfheid > 1 uur, minder pijn bij liggen/bewegen/oefenen, goede reactie op
NSAID’S, verhoogde BSE → Spondylitis ankylopoetica (Bechterew)?
Ernstige lage rugpijn aansluitend aan een trauma → Wervelfractuur?
, Begin van lage rugpijn voor het 20e levensjaar, palpabel trapje in het verloop van de
processi spinosi ter hoogte van L4-L5 → ernstige vorm van spondylolisthesis
(verschuiving van de wervel ten opzichte van de onderliggende wervel)?
Triage van waddell → Vaststellen of er sprake is van Aspecifieke lage rugpijn (90%), niet
ernstige specifieke lage rugpijn (9%) en wel ernstige specifieke lage rugpijn (1%)
Profielindeling lage rugpijn
Profiel 1
Aspecifieke lage rugpijn met een normaal beloop van het herstel
Profiel 2
Aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop zonder dominante aanwezigheid van
psychosociale herstelbelemmerende factoren.
Profiel 3
Aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop met dominante aanwezigheid van
psychosociale herstelbelemmerende factoren.
Houding
Als je verwacht dat er een MC probleem is start je een actief onderzoek (abberant
movements) bekijk het lokale en het globale systeem. Vaak is bij MC het lokale systeem
vertraagd en het globale systeem verzwakt. Wanneer je verwacht dat het eerder een
artrogene structuur is doe je een passief onderzoek (vaak unilaterale klachten). Structuur
hoef je niet specifiek te benoemen maar wel over nadenken.
O, sullivan (extensiepatroon) → bovenste en onderste kruis syndroom
Stand Analyse → afkappunten → je kan een stok tegen de rug aanzetten met 3
contactpunten. Stand van de bekken , luchtfiguren,
Wanneer in zit en wanneer in stand → ADL en wanneer is er een provocatie
moment.
,Gewrichten van de ribben
Costosternaal → Tussen de ribben en het sternum
Costovertebraal → Het gewricht tussen de ribben en de wervels zorgt voor een soort
rollende beweging.
Costotransversaal
Klachten en verschijnselen bij aangedane ribgewrichten.
Pijn aan de achterzijde van de (boven)rug
De pijn kan over de ribben uitstralen naar voren of opzij
Meestal zitten de klachten aan een zijde van de rug, tensij de ribgewrichten aan
beide zijden aangedaan zijn.
Pijn bij het flexie en lateroflexie
Pijn bij het rotatie
Pijn bij PA druk
, Je kan geen onderscheiding maken in vertebraal en transversaal je gebruikt een PA druk op
de ribben en je kan kijken of ze spreiden of bewegen en of dit pijnlijk is.
mobiliteit van de ribben controleren → patiënt in zit, armen voor de borst kruisen, inzakken
naar voren duwen met de hand op de rib (breng wat flexie en rotatie thoracaal in) verende
beweging provocatief. in welke beweging provoceert de pijn?
Flexie is een grote beweging thoracaal dit komt door de stand van de spinosi. Hierdoor wordt
extensie tegengehouden.
Gekoppelde bewegingen → bewegingen die bij een facetgewricht gebeuren. welke
bewegingen er plaats vinden.
Lateroflexie en rotatie zijn een gekoppelde beweging (homoniem) dus er gebeurt met rotatie
precies hetzelfde als bij lateroflexie.
Heteronieme koppeling gebeurd er precies het tegenovergestelde in de beweging. → Sluit
aan de tegenovergestelde kant.
Homoniem gekoppelde bewegingen → Sluit of opent aan dezelfde kant
Wanneer sluit of opent het facetgewricht en wanneer is een beweging provocerend?
er is geen wervelkolom die recht is dus bij de thoracale wervelkolom kan het zowel
heteroniem als homonieme koppeling zijn. Afhankelijk van de houding als je iets schuin hoog
pakt kan je dit weten.
Thoracolumbale overgang is veel rotatie mogelijk
T12 is fysiologisch gezien de overgangswervel van thoracaal (veel rotatie mogelijk) naar
lumbaal (bijna geen rotatie mogelijk). Dit komt door de stand van de intervertebrale
gewrichten. Thoracaal staan deze relatief frontaal gericht en lumbaal meer sagittaal.
Bij een vergrote lordose is er sprake van minder flexie thoracaal.