Je kent de verschillende rechtsbronnen
Recht: opgesteld om duidelijke regels te hebben waar we ons aan moeten houden. We vinden het
recht in rechtsbronnen. Deze spreken we af, ze zijn vastgelegd.
Voorbeelden van rechtsbronnen: verdragen en wetten.
Er zijn afspraken gemaakt met hoe wij als landen met elkaar om gaan. Een rechtsbron die wereldwijd
geldt:
Verdragen: rechten van de mens.
Soevereiniteit: jij als land mag zeggen wat er moet gebeuren op zijn grondgebied, behalve als
zij daar bepaalde gedragen voor aangaan en zeggen dat ze het oke vinden dat andere landen
ook mee beslissen.
Verklaringen: zijn minder bindend als een verdrag. Je vindt het belangrijk, maar gaan het
misschien niet uitvoeren. Bijvoorbeeld rechten van een kind. Elk land wil onderwijs voor alle
kinderen, maar niet elk land kan dit waar maken.
Rechtsbronnen:
De wet: codificatie van regels, er zijn wel 6 wetboeken
Jurisprudentie: verzameling uitspraken van de rechter
Gewoonterecht: niet gecodificeerd, gedragslijn, rechtsplicht. Dat is veel losser. Dat zijn regels
die je maakt bij verenigingen en dergelijke.
Je kent de rangorde tussen verschillende wetten
Europese Unie
Primair gemeenschaprecht: verdragen (hoogste trap).
Secundair gemeenschaprecht: verordeningen en richtlijnen (trapje lager). Verordening is na
het verdrag het meest dwingende recht wat gemaakt kan worden. Toepassen en je moet het
omzetten naar een nationale recht, het is ook moeilijker om zo‟n verordening te maken. Je
moet een bepaalde meerderheid hebben en kost veel meer tijd.
Richtlijnen zit er weer onder, is wat losser. Het is makkelijker om een richtlijn te maken, je
moet je eraan houden. Er is een bepaald minimum en maximum…
Oefenvraag: hieronder staan rechtsbronnen. Welk rechtsbron gaat voor op de andere? (van hoog naar laag):
Vedrag - verordening – richtlijn - gewoonterecht.
Je kent het verschil tussen publiek en privaatrecht
Publiekrecht: (Staat-Burger)
Staatrecht: valt bijvoorbeeld het kiesrecht onder.
Bestuursrecht: de Nederlandse staat maakt wetten, maar hij moet deze ook uitvoeren. Heeft
betrekking op de: staat, provincie, gemeente en waterschappen.
Strafrecht: stel jij wordt aangereden hoef jij geen rechtszaak aan te spannen, dat doet de
staat. Een boete van fietsen zonder licht valt ook onder strafrecht.
, Privaatrecht: (Burgers onderling)
Vermogensrecht: jij wilt je spullen bescherming. Bijvoorbeeld als er iets met je telefoon
gebeurt.
Intellectuele Eigendom: hoe heb je nou precies recht op de creaties van je geest?
Trias Politica
Teveel macht bij een persoon werkt niet. In democratie hebben we een scheiding van machten.
Tegenovergestelde van democratie is een dictatuur.
Al deze machten zijn gegroepeerd bij verschillende instanties of organen. Ze moeten zo min mogelijk
met elkaar te maken hebben.
Je weet hoe wetgeving en jurisprudentie tot stand komen
Totstandkoming wetgeving
De regering en statengeneraal maken samen de wetgeving.
Statengeneraal bestaat uit de eerste en tweede kamer.
Gemeente mag niet in strijd zijn met provincie en provincie niet in strijd met gemeente.
Totstandkoming jurisprudentie: Verzameling van verschillende uitspraken van rechters.
Je weet de volgorde van rechtsgang
1. Je gaat als eerste naar de Rechtbank (1 rechter): eerste aanleg.
2. Daarna ga je naar het Gerechtshof (3 rechters): in hoger beroep.
3. Kom je er nog niet uit dan ga je naar de Hoge Raad: cassatie. Die kijkt alleen naar de vorm.
Klopt het allemaal wat er is gebeurd.
Als de Hoge Raad een bepaalde uitspraak heeft over een zaak dan zul je zien dat andere instanties
de Hoge Raad hierin volgen. Het is technisch gezien geen wet, maar jurisprudentie kan het wel
aanvullen. Het is geschreven en vrij algemeen. Dat bevorderd ook de rechtseenheid. Er moet een
duidelijke lijn zijn.
Je weet wat de invloed van internationaal op nationaal recht is
Je weet hoe de rechter interpreteert
Interpretatie
De wet is statisch. Het is traag om de wet te veranderen. Gaat heel veel tijd overheen, wordt
besproken in de kamer, heel veel wet voorstellen. Voorbeeld de langstudeerboete. Is nog steeds niet
duidelijk of die nou gaat komen. Als de wet er eenmaal is dan moet de rechter dit gaan toepassen op
verschillende gevallen. De rechter mag zelf interpreteren hoe een wet bedoeld was. Dit staat niet in
het wetboek. Wetten worden vaak expres wat vaag gehouden zodat ze meerdere jaren mee kunnen
gaan.
In een rechtszaal kun je een aantal interpretatie methode die een rechter kan gebruiken:
Grammaticaal: Juridsch vs normaal spraakgebruik. De rechter moet kijken wat er in de wet
staat, wat wordt daar nou mee bedoeld.
Historische interpretatie:
Wethistorisch: is lijdend. De rechter kan ook kijken naar hoe de wet behandeld is in de
kamer.
Rechthistorisch: er wordt gekeken naar de maatschappelijke ontwikkeling waarin het
recht heeft plaatsgevonden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper BoBorkus. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.