Biopsychosociaal model: Dit is een model dat te 1. Psychologie: Een palet vol theorieën 3 benaderingen in de (wetenschappelijke)
maken heeft met de systeemtheorie en wordt in kenniswerving:
Wetenschap waarbij zowel het gedrag als gevoelens van
verschillende wetenschappen gebruikt. Er wordt benadrukt 1. Verklarende benadering: Kennis
mensen wordt bestudeerd.
dat de menselijke werkelijkheid in verschillende niveaus is verzamelen, gedrag verklaren door het in
op te doelen: De organistische opvattingen zijn bij een aantal stromingen meetbare stukjes te hakken en omzetten
- Biologische niveau (lichaam en erfelijkheid) terug te vinden. Bij de theorie over het gezinsinteractiesysteem in wetten. Deze benadering wordt de
- Psychische niveau (gedrag en cognitie) en de omgevingspsychologie maar ook uit de cognitieve en de harde kant van de psychologie genoemd.
- Sociaal niveau (de materiële en sociale omgeving biologische psychologie gebruiken die mensbeeld. Vooral binnen het behaviorisme wordt
waarin mensen functioneren) Het organistische mensbeeld heeft 4 implicaties. met de verklarende benadering gewerkt
1. Er worden ook vergelijkingen getrokken tussen mensen een ook het bewijzen van effectiviteit
De 3 niveaus van het menselijke gedrag (Mensbeelden: en dieren. Beiden zijn organismen die in wisselwerking van hulpverlenings- en opvoedings -
geven aan hoe mensen behoren te zijn en geven een beschrijving van de staan met hun omgeving. Er wordt wel uitgegaan van methoden (evidence based) past hierin.
kenmerkende eigenschappen. Worden bepaald door historie en cultuur.): één verschil: mensen hebben een sociale of culturele 2. Verstehende (begrijpende) benadering:
Het mechanistisch mensbeeld: omgeving, die bij dieren ontbreekt. De mens is meer dan optelsom van
- De mens wordt vergeleken met een machine, 2. Het verklaringsmodel dat wordt gebruikt is circulair onderdeeltjes. Het is de zachte kant van
samengesteld uit afzonderlijke delen met hun causaal. Dit betekent dat er niet van uit wordt gegaan wetenschap. In de huid kruipen om
eigen eigenschappen. Mensen worden door dat er eenduidige relaties zijn tussen een oorzaak en complex gedrag te begrijpen. Wat
externe krachten voortbewogen. een gevolg. Er is juist sprake van een wisselwerking. A motiveert iemand?
- De mens kan zelfstandig (los van de omgeving) veroorzaak mede B en B veroorzaak mede A. Bijv. een 3. Hermeneutische benadering:
bestudeerd worden, geen onderscheid tussen kind is ongehoorzaam waardoor ouders strenger Interpreteren van kennis. Welke
mensen en dieren (de mens is alleen worden daardoor wordt het kind nog ongehoorzamer betekenis heeft dit voor mensen? Wat
ingewikkelder). en worden de ouders nog strenger enzovoorts. doet het met iemand? Niet verklaren
- Verklaringsmodel dat wordt gebruikt is lineair 3. Er wordt uitgegaan van de stelling dat het geheel meer maar begrijpen.
(rechtlijnig) causaal dat zijn verbanden tussen is dan de som der delen. Een organisme is principieel
oorzaak en gevolg. meer dan een optelsom van zijn spieren, zenuwbanen, Algemene systeemtheorie (AST):
- Het geheel is gelijk aan de som der delen. organen, enzovoorts. - Overkoepelend kader waarbinnen alle
Een voorbeeld uit de psychologie dat in deze traditie past is 4. Mensen zijn niet los van hun omgeving te bestuderen. stromingen passen om complexe
het behaviorisme. Ook onderdelen uit de biologische en En delen van mensen zijn niet los van het geheel te werkelijkheid weer te geven.
cognitieve psychologie passen in dit mensenbeeld. bestuderen. - ALLESOMVATTEND
Het organistische mensbeeld: - Bestaat uit hiërachische niveaus/lagen,
Het personalistische mensbeeld:
In het organistische mensbeeld worden mensen opgevat hoe hoger hoe complexer.
- Mensen als uniek gezien
als groeiende organismen, als één geheel. Er vindt geen - Elk niveau is een open systeem,
- Mensen zijn anders dan dieren (:kennen geen
opdeling plaats. Het organisme kent een: dynamisch denken.
culltureel leven).
- Interne dynamiek: De onderdelen beïnvloeden elkaar en - Vereenvoudigd: Biopsychosociaal model:
- De mens is een geheel.
zijn niet los van elkaar te zien. Het is geen machine maar Gedrag verklaren vanuit drie factoren
- Mensen leiden niet alleen een biologisch, maar ook
een levend groeisel. Als het organisme groeit, dan (biologisch, psychologisch en sociaal)
een cultureel leven. Zij worden niet alleen beïnvloed
verandert het kwalitatief: Het verkrijgt nieuwe vermogens. Vb. mannen huilen minder vaak dan vrouwen. Is
door de cultuur, maar scheppen zelf cultuur. Dit
- Externe dynamiek: Het organisme staat in wisselwerking dit genetisch? Hebben mannen hun gevoelens
mensbeeld is terug te vinden in sommige vormen van
met zijn omgeving. Het organisme wordt beïnvloed door de beter onder controle vanuit bv. de evolutie? Of is
de psychoanalyse, maar vooral in het humanistisch
omgeving en beïnvloedt zelf de omgeving. het cultureel bepaald dat mannen niet ogen
denken.
huilen?
,Basisuitgangspunten psychoanalyse: Ontwikkelingen na Freud
1. Gaat uit van de subjectieve ervaringen. Het gedrag
2. Psychoanalyse Hechtingstheorie Bowlby
wordt veroorzaakt door biologische aanleg en Het mensbeeld dat hoort bij de psychoanalyse: Volgens Bowlby is er maar 1 aangeboren iets en
levensgeschiedenis. - Mechanistisch en personalistisch mensbeeld dat is hechting.
2. Gedrag wordt niet altijd bewust aangestuurd. (Dualistische benadering) 0-2 hechtingsfase
3. Mensen hebben een onbewuste d.w.z. dat het - Biopsychosicaal model: Nadruk op psycho maar wel 2-8 beginnende gehechtheid
bestaat uit wensen waarvan we soms niet wisten dat te combineren. 8 feitelijk gehechtheid
we ze hadden of dat je ze hebt weggestopt. Het Psychische structuur Separatieangst: angst om gescheiden te worden.
onbewuste blijft gedrag beïnvloeden. - ID (es) Bevrediging driften – 0 tot 1 jaar.
4. Conflictmodel: De compromis tussen een wens (zelf Onbewuste wensen staan gelijk aan wat je nu ziet. BV. Een Objectrelatietheorie.
opgelegd) en een verbod. baby heeft honger en gaat huilen, want die wil nu eten. Theorie over de relatie die je hebt met anderen.
Bv. Ik wist dat het niet mocht, maar ik deed het toch. Conflict: ik wil eten, maar ik moet wachten op mijn moeder. Nadruk op de relatie tussen moeder en kind.
5. Al het gedrag heeft een betekenis. Vergissingen of - EGO (ich) Rede, gezond verstand – 1 tot 3 jaar. - symbiose fase: tot 5 maanden, een intense
ongelukjes bestaan niet, het heeft allemaal een De wensen uit het onbewuste kunnen afgewogen worden betrokkenheid tussen moeder en kind.
verborgen betekenis. De taak van de naar de realiteit. BV. Als ik honger heb en ik hoor mijn - Separatie-individualisatie fase: tot 3 jaar,
psychoanalytische therapeut is om verborgen moeder, dat weet ik dat mijn eten er zo aan komt. loslaten/het krijgen van een eigen ik.
betekenissen te verhelderen. -SUPEREGO (úberich) Geweten - Objectconstantie, vanaf 3 jaar, hij maakt 1 beeld
6. Ervaringen uit de eerste levensjaren zijn belangrijk om Het ontstaan van het geweten. Wie mag ik zijn, wie kan ik van zijn moeder en 1 beeld van zichzelf.
de persoonlijkheid van de volwassene te bepalen. zijn, wie wil ik zijn.
Oedipusconflict: Het conflict wat je moet doormaken om het Verklaring van gedrag
Sigmund Freud (1856-1939) →‘uitvinder’ van de Psychische stoornissen worden opgevat als
superego te ontwikkelen. Het houdt in dat je emoties voor de
psychoanalyse en heeft zowel de theorievorming als de uitingen van onbewuste conflicten en bij het
moeder en van vijandschap en jaloezie ten opzichte van de
hulpverleningspraktijk gestimuleerd. ontstaat ervan spelen vroegkinderlijke ervaringen
vader, gaat verwerken waardoor je, je gaat identificeren.
Hoofdzaken: een grote rol. Vooral in het verklaren van de
Fixatie: dat het kind blijft steken in de fase hij weet het
Onbewuste processen zogenaamde neurotische stoornissen zoals bijv.
conflict niet voldoende op te lossen. Krijgt hij later last van.
1. Bewuste: Alles wat zich onder mijn aandacht afspeelt. stemmings- en angstproblemen.
Regressie: Vervalt weer terug in een oudere fase die hij al
2. Voorbewuste: De kennis die nu niet onder je aandacht is,
doorlopen heeft.
maar die je wel op kan roepen. Verdedigingsmechanisme: Mechanismen om je te
Psychoseksuele ontwikkeling
3. Onbewuste: Daar weet je niks van, vaak zitten er kinderlijke beschermen tegen de pijn van het onbewuste.
Fase 1: Orale fase (mond) 0-1 jaar.
wensen en herinneringen die teveel angst opwekken om ID, Onafhankelijkheidsconflict. VB. verplaatsing, verdringing, vermijding.
bewust te zijn. Fase 2: Anale fase (Anus) 1-3 jaar
- Dynamisch proces: EGO, autonomie/zelfcontrole Overdracht: Het overdragen van gevoelens.
o primair, onbewuste: Wil graag dat mijn Fase 3: Fallische fase (Fallus) 3-6 jaar Gevoelens van de cliënt die worden verplaatst
onbewuste wens realiteit wordt. SUPEREGO, rivaliteit/identiteit/oedipusconflict naar de hulpverlener. De oorsprong van de
o Secundair, bewust of voorbewust: Deze
- Fase 4: Latentie fase (geen, rust) 6-12 jaar. gevoelens liggen in het verleden.
wens kan in de realiteit waargemaakt
worden. - Fase 5: Genitale fase (genitaliën) 12+ jaar
Drifttheorie: De leeftijd waarop je relaties met andere aan durft te gaan. Tegen overdracht: Gevoelens van de hulpverlener
Mits je de andere conflicten goed hebt doorlopen.
- Levensdrift: lust en zelfbehoud. Alles eruit halen wat die overgedragen worden naar de cliënt.
er in zit.
- Doodsdrift: agressie en vernietiging. Deze driften
sturen ons gedrag.
, Basisuitgangspunten behaviorisme: Het behaviorisme hield zich bezig met
1. Bestuderen alleen maar het waarneembare gedrag
3. Behaviorisme
angststoornissen en depressie.
(objectief) en blijven in het hier en nu. Het mensbeeld dat hoort bij het behaviorisme:
- Depressie: is een stemmingsstoornis waarbij
2. Mens en dier zijn vergelijkbaar. - Mechanistisch (skinner ook organistisch)
prettig consequenties afwezig zijn en
3. Gedrag is aangeleerd - Biopsychosicaal model: Nadruk op psycho maar wel
normaal gedrag uitdooft.
- Periferalisme: Factoren buiten een organisme of te combineren.
- Angst (tweefactoren model):De fobie
individu worden gebruikt om het ontstaan van gedrag De 4 leerprocessen binnen het behaviorisme: ontstaat door klassieke conditionering en
te verklaren. 1. Habituatie (gewenningsleren): Laagste niveau, direct na blijft het in stand door Operant
- Centralisme: Factoren binnen een individu, zoals geboorte mogelijk. GEWENNING. VB. Je komt een his binnen conditionering.
motivatie en geheugen worden niet onderzocht. en ruikt koffie, na een tijdje ruik je die niet meer, je bent er
4. Tabula rasa: Mensen zijn blanco als ze geboren aangewend. Praktische toepassingen:
worden, al het gedrag is aangeleerd. Sensitisatie: tegenovergestelde. Vb. Vliegtuigramp tijdens Geragsanalyse: Het verkeerde gedrag wordt
5. Mag opgeknipt worden in kleine delen om te BBQ komen gedachtes terug omdat ze het weer ‘ruiken’. vastgesteld en onderzocht.
bestuderen. 2. Klassiek conditioneren (associatie leren): Direct na de Beloningsystemen: Dingen verdienen met
6. Kind en volwassen zijn gelijk. geboorte mogelijk, komt voort uit voortgebouwde reflex. goed gedrag vertonden.
Sd discriminatie: Witte muis bang, bruine muis niet. - Token Economy systeem:
Ontstaan behaviorisme Generalisatie: Nu ook bang voor witte konijnen (kleur) Hulpverleningsmethode om het gedrag in
John Watson (VS) 1878-1958: Continuïteit: De twee stimulus moet gelijktijdig komen anders stand te houden door de consequenties.
- Gedrag is respons (R) op Simulius (S) wordt er geen verband tussen gelegd. Sociale vaardighiedstraining: leren dat
- Mechanistisch mensbeeld 3. Operant conditioneren (straffen en belonen): gedrag blijft bepaalde gedragingen ook beloond worden.
- Gedrag wordt aan geleerd volgens een S → R koppeling voortbestaan of wordt afgeleerd. - Goldstein training (voor laag opgeleiden):is
Ivan Pavlov (rus) 1849-1936: Positieve beloning: Er komt iets in de situatie. Iemand doet een mix van Operant conditionering en
- Net als Watson: S → R iets en krijgt er wat prettigs voor terug. model- leren. Mensen met gebrekkige sociale
- Klassieke conditionering (ontstaan): Een vorm van leren via Positieve straf: Er komt iets in de situatie gevolg niet leuk. vaardigheden, zwakbegaafde, kinderen en
prikkels en reflexen. Als een neutrale prikkel samengaat met Bv. Kind voetbalt op straat , de bal kan in de tuin van de psychiatrische patiënten hebben vaak een
een prikkel die altijd een bepaalde reflex oproept. Kan de buurman terechtkomen. Als de buurman direct het mes in de gedragstekort dat ze compenseren met een
neutrale prikkel het zelfde op gaan roepen. Gedrag kan dus bal zet (straf), dan zal het kind wel uitkijken in het vervolg. teveel aan gedrag.
reflexmatig worden aangeleerd. Negatieve straf: Er wordt iets uit de situatie gehaald. Leren in de trainingen om hun negatieve
Burrhus Skinner (VS) (1904-1990): Bv. Kind willen afleren om op zijn duim te zuigen tv uitzetten gedrag om te zetten in sociaal competent
Besteed aandacht aan een ander leerprincipe: als het kind duim zuigt. gedrag dat wordt beloond.
Klassieke conditionering (voortbestaan): Vorm van leren via Negatieve beloining: Het stoppen van een onprettige situatie
straf en beloning. Geleerd wordt dat er een relatie bestaat en het effect is prettig. Vermijdingsgerag word bij. Negatief
tussen een bepaald gedrag en een beloning of straf als beloond. VB. Kind dat sociaal angstig is, kan zich ziek melden
consequentie van dat gerag. als het op school een spreekbeurt moet houden.
- Gedrag kan afgeleerd of versterkt worden. Ritssluitingseffect: Gedrag blijft kort bestaan.
- (S) - R → C (consequentie van het gedrag bepaalt of gedrag VB. hond zeurt om koekje, je geeft hem een koekje dan ben
toe of afneemt. je van het gezeur af en dan is hij ook blij.
- Mensen zijn iets los te zien van hun omgeving dus denk niet 4. Model- leren (observatie leren): Neemt een persoon een
alleen mechanistisch maar ook organistisch. ander waar en leert hij van zijn gedrag. Vb. kinderen die hun