MTH theorie (periode 2.1)
Onderwerpen
Oogheelkunde
Bloedonderzoek
Scopieën
Afronding theorie toets week 41 (online kennistoetsenbank) wel op school (woensdagochtend)
Planning bekijken en zelf voorbereiden voor de volgende les
Theorie aantekeningen
Visustest oogtest
Hoe goed zijn de ogen van een patiënt
Vraag eerst: heeft u een bril of lenzen, zo ja, houd deze gewoon op/in!
Vraag: is er een oog waar u minder mee ziet/slecht oog?
Worden twee kaarten voor gebruikt (sta 5 meter afstand van de kaart, de kaart hangt op ooghoogte)
voor kinderen (3/4 jr(, tenzij een achterstand/beperking/etc.) plaatjes (auto, kat, hond) = Amsterdamse
plaatjes kaart (APK kaart)
Landolt c (oog)kaart (vanaf 4 jaar) aan welke kant zit de opening van de ring/C
Let op! Elke kaart is ander anders weten sommige mensen de kaart uit hun hoofd
Begin altijd met het rechter oog dat is het beste oog, daar zie je het meeste mee (tenzij je weet dat rechts het
slechtste oog is, dan begin je met links)
Waarom begin je niet met het slechte oog? dat geeft de patiënt een goed gevoel, raakt niet
gedemotiveerd.
Het andere oog afdekken met een gebolde hand, niet de platte hand want dat drukt tegen het oog en kan
dan dus de volgende meting beïnvloeden. Je kan ook een Leidse afdekbril gebruiken.
Let op! Patiënten kunnen ook manipuleren door eerst linkerhand voor het rechteroog te houden en daarna
de rechterhand voor het rechteroog houden. Wordt vaak gedaan bij rijbewijstest.
Wat is dan de uitslag?
De laatste rij die de patiënt helemaal goed heeft (of 1 foutje heeft)
Naast die rij staat een decimaal 0,1 of 0,3 etc.
Hoe noteer je dit (voor de Landolt C oogkaart)
VOD (visus oculi dextri) rechteroog
o VOD = 0,6
VOS (visus oculi sinistri) linkeroog
o VOS = 0,8
Noteer ook of de patiënt een bril of lenzen had.
o CC = cum correctione met correctie (met bril/lenzen)
VOD = 0,6 CC
o SC = sum/sine correctione zonder correctie (zonder bril/lenzen)
VOD = 0,6 SC
Hoe noteer je dit (voor de kinderkaart APK kaart)
d/D d = distance (afstand tussen pt en kaart)
D = regel die pt als laatste goed heeft kunnen zien
voorbeeld
o Re = 5/15 (5 meter en 15 van de laatste rij)
o Li = 5/15
Glucose, insuline & glucagon
, Glucose = bloedsuiker, hoeveel suiker zit er in het bloed
Hoe meer koolhydraten je eet, hoe meer suiker er in je bloed zit
Glucose is je brandstof, zonder glucose kan je niet leven.
Insuline zorgt dat de glucose daalt, glucose word omgezet in glucogeen en dan zakt de bloedsuiker dus.
Glucagon zet glycogeen weer om in glucose en dan stijgt de bloedsuiker
0,1 is goede bloedsuikerspiegel, hoe meer koolhydraten je eet, hoe hoger deze waarde word.
Om dit stabiel te houden heb je glucagon en insuline
Boven 0,1 Insuline haalt glucose uit het bloed en slaat dit op, de opgeslagen glucose noem je glycogeen
Onder 0,1 Glucagon haalt de glucose (glycogeen) uit de opslag en zet dit weer om in glucose
Als je diabetes hebt, kan je geen insuline aanmaken. Hierdoor kan de glucosespiegel dus niet verlaagd worden,
hiervoor kun je meten hoeveel glucose je in je bloed hebt en spuiten mensen zelf insuline in om deze te verlagen.
Als je te weinig insuline aanmaakt, stijgt de bloedsuiker hyperglycemie (Hyper)
o Heel moe, dorst en futloos
Bij een te lage suiker hypoglycemie (Hypo)
Als je niks aan een Hyper/Hypo doet, kan je in coma raken!
Eilandjes van langerhans maken de insuline en glucagon, deze liggen op de alvleesklier
Bij vertering van koolhydraten komen suikers vrij, deze gaan via de lever naar je bloed
Referentiewaarde
Nuchter (niet eten, drinken, roken vanaf 00.00) = 3,5 – 6,1 mmol/L
Niet nuchter = onder de 7,8 mmol/L
HBA1c = glycohemoglobine (Suiker aan de rode bloedcel)
Gemiddelde glucosewaarde (van de afgelopen 3 maanden)
Rode bloedcellen leven 80 tot 120 dagen)
Is veel betrouwbaarder
Versuikerde hemoglobine
Veneuze bloedtest
Referentiewaarde afhankelijk van leeftijd, hoe lang DB, bijkomende aandoeningen en wensen w.b.t. de
haalbaarheid (wat wil/kan de pt. zelf, is het haalbaar bij iemand die al 30 jaar DB heeft, of andere dingen
heeft waardoor hij/zij niet kan afvallen o.i.d.)
o <70 jaar: <53 mmol/l
POC-Analyzers
POC = Point-of-Care
Relatief eenvoudig apparatuur
Wat word er getest?
Urine (zwangerschapstest)
Ontlasting
Bloed (kom je het meest tegen)
D-dimeer
Bloedtest/vingerprik
Word gedaan bij verdenking trombusvorming (bloedstolsol in bloedvaten)
Aandoeningen die je kan achterhalen: infarcten, longembolie, diep veneuze trombose (trombosebeen)
Uitslag: positief (heb je wel trombusvorming) of negatief (geen trombusvorming)
BNP (stofje die je hart aanmaakt bij veel inspanning)
Als je hart niet goed werkt, word de BNP heel hoog