WEEK 1: INLEIDING IN HET THEMA ONCOLOGIE
Overzicht
HC 1: begrippenschema en kanker
HC 2: de geschiedenis van de oncologie
HC 3: algemene klinische introductie van kanker
PD 1: acute leukemie
HC 4: bloedproliferatie, differentiatie & verstoring bij kanker
HC 6: epidemiologie – breder dan etiologie
HC 7: van gewone cel tot kankercel
HC 8: introductiecollege PKV
ZO’s
ZO 1: voorkennis moleculaire genetica
ZO 2: voorkennis anatomie-histo-micro anatomie
ZO 3: histopathologie – long/mamma
ZO 4: inleiding pathologische begrippen
ZO 5: hemopoiese en leukemische opsporing
VO’s
VO 1: histopathologie – introductie epitheliale tumoren
VO 2: histopathologie – beenmerg en leukemie
1
,HC. 1 Begrippenschema en kanker
Epidemiologie van de koude grond
• Life-time risico: 1 op 3.
• 70% overlijdt aan gemetastaseerde ziekte.
• De incidentie en prevalentie is gestegen.
• Een carcinoom (zoals een basaalcelcarcinoom op de huid) hoeft geen invloed te
hebben op kwalitatief of kwantiteit van het leven.
• Huidkanker is de meest voorkomende soort kanker.
• Meest voorkomende soort:
• Mannen: prostaatkanker
• Vrouwen: borstkanker (mammacarcinoom)
Vier tumortypes:
Coloncarcinoom - Diagnostiek, erfelijkheid, systemische behandelingen
• Chemo, moleculaire inzichten → toegespitste behandelingen
Mammacarcinoom - Diagnostiek, erfelijkheid, systemische behandelingen
• Chemo, hormonale, celcyclus remmers, DNA mismatch repair
Niet kleincellig longcarcinoom - Diagnostiek, GEEN erfelijkheid, systemische behandeling
• Chemo, moleculaire behandeling, immunotherapie
Leukemie en lymfomen
NOTE: Er is veel multidisciplinair overleg bij kanker. Van iedere patiënt zal een
casusbehandeling zijn.
Coloncarcinoom
• Dit is een verzamelnaam voor alle carcinomen vanaf het caecum tot en met het
rectum.
• Incidentie colorectaalcarcinoom lijkt te stabiliseren rond 2015. Echter is de incidentie
sinds 1990 bijna verdubbeld.
• De grootste sterfte komt door een coloncarcinoom. Daarna rectumcarcinoom en ten
slotte rectosigmoid carcinoom. De sterfte op macroniveau is ongeveer hetzelfde
gebleven. Dat komt doordat ze langer leven.
• Coloncarcinoom;
• Etiologische factoren:
- ‘’domme pech’’
- familiair
- erfelijk:
o Syndroom van Lynch
o familiaire adenomateuze Polyposis (FAP)
- Nurture; voeding? vezels?
We screenen sinds 2015 in een geselecteerde populatie
• Pathogenese en pathofysiologie
- benigne, premaligne, maligne
2
, Klachten en hulpvraag bij een colorectaalcarcinoom
• En colorectaalcarcinoom ontstaat niet zomaar. Zo’n tumor ontstaat namelijk uit een
groepje zieke cellen, die zich verder delen tot een steeds groter wordende poliep.
Hieruit ontstaat kanker, waarna er metastasen kunnen optreden.
• In het begin kan het zijn dat de patiënt amper symptomen ondervindt, maar naarmate
de ziekte zich in een verder stadium bevindt kan de patiënt klachten zoals
abdominale pijn, anemie, anale bloedverlies en flatulentie (toegenomen hoeveelheid
gas in het maag-darm kanaal) ervaren.
• De presentatie van klachten hangt af van de lokalisatie van de tumor.
o Linker hemicolon: obstipatie en/of diarree, koliekachtige buikpijn,
misselijkheid en braken.
o Rechter hemicolon: vage buikpijn, anemie, zwakte en gewichtsverlies.
o Rectum: afwijkend defeacatie patroon, (loze) ledigingsdrang, rectaal
bloedverlies, tenesmus (heftige buikpijn of kramp tijdens de ontlasting) en pijn
in de pelvisregio.
Na diagnose stelling wordt er een multidisciplinair beleid met behandeling van bijv. chirurgie,
radiotherapie en systemische (aanpak hele lichaam zoals hormonale therapie) therapie.
Mammacarcinoom (borstkanker)
• De incidentie is de afgelopen 20 jaar toegenomen.
• Een invasief mammacarcinoom wordt vaker vastgesteld dan een niet-invasief
mammacarcinoom (DCIS = Ductus Carcinoom In Situ).
• Stadia (ontwikkeling van een mammacarcinoom):
- Ergens ontstaat ductushyperplasie
- Overschakeling op atypische hyperplasie
- Gevolg: ontstaan van DCIS (niet-invasief)
- Een DCIS kan verder uitgroeien tot een invasief ductuscarcinoom
• De sterfte lijkt stabiel te zijn bij een toegenomen incidentie.
• Screening doen we al heel lang in geselecteerde populaties.
• Etiologische factoren: omgeving, erfelijkheid (BRCA1/2).
• Diagnose: Palperen, fotograferen, puncteren.
3