Pathologie hoorcollege 5 Besmettelijke aandoeningen & eetstoornissen
Bij dit college het boek doornemen zegt ze?!
Infectie is de belangrijkste oorzaak van morbiditeit en mortaliteit bij de mens (vaak spelen er ook
andere factoren mee). Je lichaam moet vaak lang herstellen en vermoeidheid speelt dus een grote
rol. Infecties worden verminderd door immunisatie of antibiotica. (actief of passief). Veel virussen en
bacteriën kunnen dus steeds beter tegen de antibiotica, de resistentie tegen antibiotica stijgt dus.
Verder komen er ook steeds nieuwe behandelmethoden, bijvoorbeeld voor ebola en HIV is dit zo.
Zo’n besmetting verspreid zich over de hele wereld, door reizen en transport over de hele wereld.
Vaak zien we ook dat oude ziektes opnieuw terug komen, vaak bij slechte omstandigheden
(vluchtelingenkamp). Door tekort aan geld of politieke belangen gaat het terugdringen minder snel of
helemaal niet. Als er een gezamenlijk belang (hele wereld) is dan kan het wel: corona vaccin.
Verschil tussen ontsteking, besmetting en infectie:
Ontsteking: fysiologische reactie van het lichaam op weefselbeschadiging (blessure, ruptuur,
verbranding, micro- organismen), het is een doelgericht proces, en vaak dus erg lokaal. Het verschil
tussen een ontsteking en infectie, bij een infectie is altijd besmetting met ontsteking, een ontsteking
is niet altijd met besmetting. Verschijnselen: calor, dolor, rubor, tumor, funtiolaesie (roodheid,
warmte, pijn, zwelling en functieverlies).
Roodheid en warmte wordt veroorzaakt door ontstekingsstoffen die vasodilatatie veroozaken in
lokale vaten, hierdoor versterkte doorbloeding en dus ook warmte (bloed = warm).
Zwelling komt doordat capillaire permeabiliteit, plasma treedt uit en ontstaat zwelling, functie
hiervan is afweer en stolling
Pijn: uitgetreden plasma drukt tegen zenuwuiteinden, en ontstekingstoffen zorgen voor versterkte
prikkeling van de zenuwuiteinden. Pijn en zwelling kunnen zorgen voor verlies van functie!! Pijn kan
ook beschermde functie hebben.
Besmetting
Pathogene micro organismen dringen het lichaam binnen via: oraal, inademing, injectie,
oppervlaktewater. Dit kunnen virussen, bacteriën en eukaryoten zijn. De laatste kan verdeeld
worden in: schimmels (eencellig), parasieten.
Voorwaarden voor besmetting:
- Besmettingsdruk = aantal
- Virulentie = krachtigheid (hoeveel is er nodig om een besmetting nodig, hoge krachtigheid
snel besmetting)
- Besmettingsroute = plaats
- Immuunstatus gastheercel = geheugen
- Ontvankelijkheid slachtoffer = weerstand
Besmettingsroutes:
- Endogeen: darmbacterie gaat naar ergens ander in het lichaam. Binnen het lichaam dus een
infectie. Dit kan ook een immuunsysteem defect zijn
- Verspreiding door de lucht
- Feco-oraal verspreiding: bijv. bij niet handen wassen na toilet (feco=poep)
- Vector gedragen verspreiding: iets verspreid het virus, bijvoorbeeld muggen bij malaria.
- Persoon – persoon verspreiding: huid, bloed, seksueel
- Directe verspreiding: bijvoorbeeld naalden bij meerdere gebruiken.
Kruisbesmettingen zijn verplaatsingen van pathogene micro-organismen van de ene patiënt naar de
andere. Preventie van hygiëne:
- Hygiëne
- Water opslag en gebruik
- Bloedtransfer
- Isoleren besmetting
- Immunisatie, vaccineren
, Wat kunnen wij doen? vooral de hygiëne. Door adequaat ingrijpen in een van de schakels van de
kettingreactie, door direct contact te vermijden met:
- Speeksel, bloed, en andere lichaamsvochten
- Een beschadigde huid
- Slijmvliezen
Infectie
Besmetting + ontseking.
Virussen: kleinste ziektekiemen, geen kern, eiwitomhulsel met erfelijk materiaal. Gastheercel nodig
om te vermenigvuldigen. DNA kan veranderen bij deling en zo heb je heletijd nieuw soort virus.
Bacteriën: een cel groot, geen celkern, bolletjes/staafjes/spiraaltjes, snelle deling, antibiotica
waaronder penicilline. Soms worden ze ook gebruikt als antibiotica voor andere.
Eukaryoten: bevatten celorganellen en DNA, eencelligen (schimmels), meercellige (parasieten).
- Schimmels: een of meerdere cellen, allemaal een celkern, organellen, geslachtelijke of
ongeslachtelijke voortplanting
Besmettelijke aandoeningen:
- Ziekte van Pfeiffer
= mononucleosis infectiosa. Het eppsteinbar virus (EBV), het gaat in de keelholte zitten en
hier ontstaat de infectie. Het wordt ook wel de kissing disease genoemd. Kan over gedragen
worden via speeksel. Virus vermenigvuldigt zich in leukocyten (witte bloedcellen), vaak gaat
deze ziekte vanzelf over door rust houden. Heb je de ziekte eenmaal doorgemaakt kan dit
niet nogmaals. Symptomen: opgezwollen lymfeklieren, keelpijn, koorts, huiduitslag,
algemene malaise, vermoeid, hoofdpijn.
- Waterpokken
Varicella zoster virus. Zelfde virus als gordelroos. Vaak bij jonge kinderen en daarbij ontstaan
er blaasjes over het gehele lichaam. Bultjes blaasjes korstjes. Het vocht wat uit de
blaasjes komt is erg besmettelijk. Besmetting gaat via de lucht en blaasjesvocht. Die bultjes
jeuken heel erg en vocht aan hun handen. Vaak dus direct niet naar kinderopvang dus. Je
bent al besmettelijk van ongeveer 48 uur van voor ontstaan van huidafwijkingen tot
ongeveer een week erna. De waterpokken kunnen ook ontstaan in slijmvliezen van mond en
keel. Zeer besmettelijk dus! Symptomen: koorts, malaise, hoofdpijn, buikpijn. Jeukende
bultjes blaasjes ulceraties korsten. Deze bultjes komen ook voor op het behaarde
hoofd.
- Gordelroos
Varicella zoster virus. Ook blaasjes die jeuken en vocht vrij komt. Blaasjes zitten maar over
een deel van het lichaam, de dermatomen van het lichaam. Bepaalde lijn in het lichaam
(gordel). Andere (m.n. kinderen) besmetten via blaasjesvocht en lucht (aerosolen). Het komt
vooral voor bij oudere mensen omdat je als kind waterpokken hebt gehad kan dit virus later
weer actief worden bij lage weerstand. Je weerstand is dan laag. Een secundaire infectie
kunnen ook de zenuwknopen worden geinfecteerd. Symptomen: hevige pijn bij gordel en
verhoogde gevoeligheid.
- Herpes simplexvirus
= koortslip = HSV. HSV1 oraal. HSV2 genitaal. Virus blijft levenslang aanwezig in
zenuwknopen. Bij lage weerstand zul je dus snel een koortslip krijgen en vaak ook op
dezelfde plek. Besmetting via lichamelijk contact (mond, genitaliën, handen). Voorwerpen
buiten het lichaam heet het virus een korte levensduur, dus drinkt iemand uit een flesje met
koortslip dan kun je het wel doorgeven maar wel kleinere kans.
- Griep (de echte)
Influenza virus elk jaar, maar die veranderd telkens een beetje. Griepprik wordt gegeven aan
kwetsbare mensen en mensen in de zorg. Veroozakend virus verandert dus snel elke paar
jaar epidemie (5-20% ziek). Het wordt verspreid via de lucht, aerogene verspreiding.
Symptomen: Malaise, koorts, hoofdpijn, spierpijn, keelpijn( of ontsteking). Verder zie je dat