Vakconcept
Hoofdstuk 1: Situering
De variabelen in het onderwijs
Didactisch handelen is het voorbereiden of plannen, het uitvoeren en het evalueren van
onderwijsleerprocessen.
Er zijn 3 verschillende onderwijskundige structuren:
De macrostructuur – organisatie van het schoolwezen in verschillende
onderwijsniveaus en schooltypes
De mesostructuur – de interne organisatie van de school of scholengemeenschap
De microstructuur – de organisatie van de concrete onderwijsleerprocessen in de
klas of leergroep.
Vakdidactiek behandelt de relatie tussen het leren (van de leerlingen) en het onderwijzen
(van de leraar) aan de hand van de wat-, hoe- en waarom-vraag.
Wat = vakinhoud (atletiek, meerkamp, havo 4)
Hoe = situatie (onderlinge instructie, lvb, leerlinggestuurd)
Waarom = doelstelling (lesdoelen vanuit de sleutels: bewegen verbeteren, regelen,
beleven en gezond bewegen)
Beroepsprofielen en basiscompetenties
Beroepsprofiel: de leraar moet kritisch zijn, reflecteren over zijn beroepsuitoefening en
gefundeerde beslissingen kunnen nemen.
Beroepshoudingen: beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid,
leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin,
flexibiliteit.
Een bekwaamheidsbewijs bestaat uit een basisdiploma, eventueel aangevuld met een bewijs
van pedagogische bekwaamheid en/of nuttige ervaring.
De taken van de leraar LO
Micro in de klas:
Voorbereiden – preactief
Uitvoeren – interactief
Terugkijken – reflectief
Deze samen vormen het pedagogisch-didactisch referentiekader. Het gaat voortdurend om
plannen, uitvoeren, evalueren en herplannen.
De competentie: plannen
Competent planningsgedrag wordt gekenmerkt door het aanbieden van nieuwe
leerervaringen die aansluiten op vroegere ervaringen of op het bereikte
ontwikkelingsstadium.
, Vakconcept
De competentie: uitvoering
Succesvol lesgeven houdt in dat de leerlingen de kans krijgen om te leren in een positief
leerklimaat. Het gaat hier dus om: leren en klimaat. Het instructieaspect legt de nadruk op
het leerproces en het interpersoonlijk aspect heeft aandacht voor de omgang met de
leerlingen.
Instructiecompetenties:
De instructiebekwaamheden hebben als doel het leren bij de leerlingen te bevorderen en te
stimuleren. Deze primaire taak kan onderverdeeld worden in 3 gedragingen:
Management – het scheppen van een leeromgeving
Presentatie – het aanbieden van de leerstof
Evaluatie – het evalueren van het geleerde
Interpersoonlijke competenties:
In de relatie met de leerlingen vertoont de leraar bepaalde karaktereigenschappen zoals:
warmte, empathie, enthousiasme, verdraagzaamheid en flexibiliteit. Deze kenmerken dragen
bij tot een positief leerklimaat waar leerlingen willen leren.
De competentie: reflectie
Reflectie vindt zowel tijdens als na het lesgeven plaats.
Meso op je school:
Hoe profileert de vakdocent/ vaksectie zich binnen de school. Het gaat hierbij ook om de
relatie tussen de leraar LO en ouders, leerlingen, vakgroep LO, collega’s, schoolleiding, enz.
Macro in de samenleving:
‘de jeugd wordt dikker’
‘steeds meer vrijwilligers in de sport’
Onkundige trainers
Tekort aan bewegingsprikkels
Agressie in de samenleving
Weinig kennis van voeding
Het aantal taken van een leraar op het macroniveau is beperkt. De leraar zal de nodige
deskundigheid ontwikkelen om het extern beleid te helpen voorbereiden, uitvoeren en
evalueren.
De lesgeefcompetenties van de leraar op het microniveau:
Management
Instructie
Evaluatie
Interpersoonlijke vaardigheden
Reflectie
Planning
Relatievelden van de leraar LO op het mesovlak:
Leerlingen
Vakgroep LO
Collega’s
Schoolleiding
Schoolpersoneel
Buitenschoolse personen en organisaties
Pedagogische begeleiding
, Vakconcept
Ouders
Hoofdstuk 2: Het ontwerpen van leerinhouden
Niveaus van planning: van macro tot micro
Entiteit curriculum Eindtermen
Netten Leerplan
Scholen Schoolwerkplan
Vakgroep Deelschoolwerkplan
Leraar Jaarplan periodeplan lesplan
Plannen van het LO-onderwijs
Eindtermen
Eindtermen zijn minimumdoelen die door alle leerlingen bereikt moeten worden, bepaald
door de overheid. Ontwikkelingsdoelen zijn vaardigheden die een school moet nastreven
maar niet noodzakelijk bereiken. Eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden in een leerplan
verwerkt.
Vakgebonden doelstellingen – Eindtermen
Om de kwaliteit van het vak LO te bepalen, te controleren, te onderhouden en te garanderen
is een referentiekader nodig. LO is een motorische basisvorming gericht op het ontwikkelen
van:
Bewegingsdoelen:
Motorische competenties
Een gezonde, fitte en veilige levensstijl
Persoonsdoelen:
Het zelfbeeld
Het sociaal functioneren
Er wordt gestreefd naar integratie van cognitieve, dynamische, affectieve en
vaardigheidscomponenten.
Vakoverschrijdende eindtermen
Vakoverschrijdende eindtermen zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een
vakgebied, maar onder meer door middel van meerdere vakken of onderwijsprojecten
worden nagestreefd. De zeven contexten met ‘leren leren’ als speciale eindterm:
1. Lichamelijke gezondheid en veiligheid
2. Mentale gezondheid
3. Sociorelationele ontwikkeling
4. Omgeving en duurzame ontwikkeling
5. Politiek-juridische samenleving
6. Socio-economische samenleving
7. Socioculturele samenleving
Leerplan of curriculum
Een leerplan is een gesystematiseerde inventaris van de doelstellingen en inhouden die de
LO-sectie met haar leerlingen wenst te bereiken. Hierbij wordt uitgegaan van het eigen
opvoedingsproject in het algemeen en de eigen visie op het vak in het bijzonder. Een
leerplan omvat onder meer doelstellingen, leerinhouden en pedagogisch-didactische
aanwijzingen:
Er zijn basisdoelstellingen (eindtermen) en uitbreidingsdoelstellingen (niet verplicht,
maar worden in het deelschoolwerkplan opgenomen).
De leerinhouden zijn de middelen om de doelstellingen van het vak te bereiken, maar
vormen zeker geen doel op zich.