Samenvatting Diversiteit
Hoofdstuk 1:
1.1
De meest gebruikte definitie van cultuur, Herskovits: The man-made part of the
environment. Volgens die definitie bevat cultuur materiele en immateriële zaken:
- Materiele zaken: Ook wel objectief aspect van de cultuur genoemd,
observeerbare producten (Moskeeën, bordelen).
- Immateriële zaken, sociale producten: Ook wel subjectief aspect van de cultuur
genoemd, verwijst naar waarden, normen en opvattingen (schoolregels,
huwelijksrituelen).
Cultuur (definitie van Oudenhoven):
Een door de gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen, ideeën,
attitudes, gedragingen, communicatiemiddelen en de producten ervan, die van
generatie op generatie worden overgedragen.
Cultuur (definitie van de cultureel antropoloog Geertz):
Cultuur is een historisch overdraagbaar patroon van betekenissen in de vorm van
symbolen, een systeem van geërfde opvattingen die tot uitdrukking komen in
symbolische vormen waardoor men hun kennis en houding t.o.v. het leven
communiceert, voortzet en ontwikkelt.
Gemeenschappen: stammen, naties, organisatie.
Producten: instituties, gebouwen, wetten, woordenboeken, e-mail.
1.2
6 belangrijke aspecten cultuur:
1. Cultuur wordt niet door iedereen in een gemeenschap in gelijke mate
gedeeld. Tightness versus Looseness:
- Tightness: Eenvoudige samenlevingen met geringe
beroependifferentiatie zijn doorgaans hecht, en de identificatie
met de eigen cultuur is doorgaans groot.
- Looseness: Complexere samenlevingen met uitgebreide
beroependifferentiatie zijn doorgaans losser, de leden van de
samenleving hebben iets grotere vrijheid om elementen van de
dominante cultuur naast zich neer te leggen.
2. Cultuur beïnvloedt het gedrag van de leden van een gemeenschap, maar
omgekeerd hebben ook individuen invloed op de cultuur. Bijv. Nelson
Mandela, Wilders.
3. Cultuur is niet statisch, maar adaptief en richt zich naar ecologische en
economische omstandigheden. Bijv. Rol van de vrouw in de samenleving.
4. Overdracht van cultuur vind plaats door enculturatie en socialisering.
- Enculturatie: Het leren van cultuurelementen (hoe uiten wij
ongenoegen) in de ruimste zin, zowel naar formele als naar
informele processen. Voor een groot deel door imitatie. Bijv.
Jongetje met zijn opgeheven vinger heeft gebaar niet zelf
bedacht = informeel. Belangrijkste product van enculturatie is
, daarom ook taalverwerving (het overnemen van taal). Formeel =
door regels en wetten.
- Socialisering: Een gerichte, normatieve vorm van enculturatie,
bijv. Koranonderwijs, Thoraonderwijs en catechasatie (introductie
in de religieuze gemeenschap).
5. Cultuur en ras zijn geheel verschillende zaken:
Ras: Verwijst, al dan niet gefundeerd, naar fysieke kenmerken:
Biologisch, genetisch. Is tegenwoordig, met een steeds frequenter
voorkomende vermenging van bevolkingsgroepen, niet langer zinvol
als onderscheidend kenmerk. (niet zwarten, blanken, maar op
cultuur: Afrikaans.
Cultuur en etniciteit zijn lijken meer op elkaar. Cultuur kan als basis
dienen voor de bepaling van wat een etnische groep is. De etnische
identiteit (etniciteit) heeft betrekking op een gevoel van eenheid en
verbondenheid op grond van gemeenschappelijke afstamming,
cultuur of geschiedenis, ongeacht of dit feitelijk zo is.
Etniciteit: Dit is een culturele identiteit, die een bepaalde groep
mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt. Het concept
etniciteit is geworteld in het idee dat elke bevolkingsgroep
gemeenschappelijke factoren heeft zoals nationaliteit, herkomst,
familieverbintenis, religie, taal, cultuurgoed en geschiedenis.
6. Cultuur is niet hetzelfde als nationaliteit: In de literatuur worden vaak 2
nationaliteiten vergeleken om zo culturele verschillen te laten zien.
1.3
Crossculturele psychologie: Bestudeert het gedrag van het individu in
wisselwerking met de culturele omgeving. Met aandacht voor, het groeiende
belang van de culturele context m.b.t. die wisselwerking. De psychologie die
zowel de universele processen als de cultuurgebonden processen bestudeert.
3 belangrijke factoren die hebben geleid tot meer bekendheid van de
crossculturele psychologie zijn: • universele wetten: er zijn theorieën over de
wetmatigheden van de westerse cultuur.
• migratie en immigratie: 20% heeft een ouder uit het buitenland of is daar
geboren.
• internationalisering: toerisme, internet, televisie en werken in het buitenland
3 factoren die hebben geleidt tot een groeiende belangstelling voor cultuur:
-Toerisme, internationalisering van het bedrijfsleven, televisie en internet hebben
de modale mens dichterbij de vreemde volken gebracht.
-Er is meer dan ooit sprake van migratie.
-De Westerse psychologie is dominant, dat wil zeggen dat de psychologische
theorieën vooral gebaseerd zijn op de westerse cultuur.
Etnocentrisme:
Eigen cultuur, eigen omgeving, eigen volk, wordt als maatstaf gebruikt (norm),
om de rest van de wereld te beoordelen. Bijv. Beschaafd vs. Primitief.
Cultureel-relativistisch standpunt: De ene cultuur is niet minderwaardig ten
opzichte van de andere.
, 1.4
Cultuur is vaak een adaptieve reactie van mensen op de ecologische omgeving
(Nederlandse landschap ontstaan door klimaat = cultuur).
Het ecoculturele model (Triandius): Ecologie – cultuur – enculturatie – individuele
eigenschappen – gedrag.
1.5
De crossculturele psychologie voegt specifiek een culturele dimensie toe aan
onderzoeken. Er is niet specifiek een onderwerp van de crossculturele
psychologie.
Hoofdstuk 2:
2.1
Psychologie is cultuurgebonden. Wetenschappers maken zelf ook deel uit van een
cultuur, hierdoor zijn de onderzoeken ook gerichter. Bestudering van
verschijnselen in verschillende culture vraagt om aparte methodologische
procedures. Er zijn methodes om de problemen op te lossen van onderzoek en in
de crossculturele psychologie. Een daarvan is backtranslation. Dit is het letterlijke
woord -voor-woord vertalen van een onderzoek in een ander land.
2.2
2 soorten benaderingen onderzoeken rol van cultuur in het menselijk gedrag:
- Relativisme: De cultuurpsychologische benadering, waarbij de psycholoog als
het ware in de cultuur kruipt, bijv. Nederlandse gezelligheid – verjaardagen.
Overeenkomsten in de culturen zijn niet het belangrijkst. Relativisten zijn geneigd
verschillen tussen gemeenschappen toe te schrijven aan culturele factoren.
- Absolutisme: De algemene psychologische benadering, ziet culturele factoren
als ballast en is zoveel mogelijk op contextvrije metingen gericht. Absolutisten
zoeken naar niet-culturele, vooral biologische factoren.
Ergens tussenin bevind de crossculture psychologie.
In alle samenlevingen en in alle tijden zijn er 8 universele gedragingen (Lonner,
1980):
1. Fysiologische behoeften bevredigen: eten, drinken, slapen, beschutting
zoeken, seks.
2. Spelen: atletisch, kansspelen.
3. Feesten, humor
4. Geschenken geven, begroeten, gastvrij zijn
5. Hofmakerij, dansen
6. Verwanten benoemen (tante, kleinkind)
7. Begrafenisrituelen
8. Bezoeken afleggen
Cultuur wordt binnen de crossculturele psychologie als onafhankelijke variabele
gezien. Dit is een factor die invloed uitoefent op het denken en gedrag binnen
een cultuur. De crossculturele psychologie lijkt het meest op de sociale
psychologie. De crossculturele psychologie gaat na wat cultuur gebonden
(interviews) en universele processen (experimenten, observatie) zijn. Tussen
haakjes zijn de meetinstrumenten.