Handboek systeemtherapie
Redactionele introductie
In de systeemtherapie gaat het altijd over interacties en relaties. Het uitgangspunt is dat het
functioneren van mensen betekenis krijgt, en begrepen kan worden, door wat zich tussen mensen
afspeelt. En wat zich tussen mensen afspeelt, krijgt slechts betekenis in een context. Waarbij vele
contexten mee resoneren in iedere interactie: de tijdsgeest, sekse, cultuur, maar ook hun
familiegeschiedenis, hun huidige leefsituatie, hun temperament. En wat voor relatie het is, hoe zij die
relatie zien en beleven.
Bij iedere systemische therapie is het uitgangspunt het complexe en tijdgebonden web van
interacties, verhoudingen, perspectievenuitwisselingen tussen mensen in tal van systemen en in
verschillende contexten.
Systeemtherapeuten richten zich op een metaniveau van denken en interpreteren, dat wil zeggen
dat zij denken over denken, praten over al dan niet spreken en denken over wat zij observeerden in
families, gezinnen en relaties.
Tijd is altijd een belangrijk thema geweest in de systeemtherapie. Individuen veranderen, worden
groter, maken dingen mee, gaan anders over dingen denken. Datzelfde geldt voor de
familienetwerken waarin individuen verbonden zijn, of de grotere verbanden waarin zij leven. De
gedachte is altijd geweest dat individuen zich ontwikkelen, families en gezinnen groter en kleiner
worden, veranderen van samenstelling, wat allemaal invloed heeft op hun onderlinge relaties.
Uit procesonderzoek blijken steeds dezelfde algemene therapiefactoren belangrijk: de
therapeutische alliantie, de persoonlijkheid van de therapeut, het gevoel van cliënten dat ze zich
geaccepteerd voelen, motivatie en betrokkenheid van de cliënt, het creëren van hoop en verandering
van betekenisgeving. Daarnaast zijn er drie ‘algemene therapiefactoren’ die belangrijk blijken en
specifiek gelden voor systeemtherapie: het conceptualiseren van problemen in het kader van
relatiepatronen; het actief betrekken van de familie en het sociale netwerk van de ‘cliënt’ in
therapie; het vormen van een therapeutische alliantie, niet alleen met een individuele cliënt maar
ook met familieleden en andere relevante betrokkenen uit hun sociale netwerk.
Wat moet een systeemtherapeut kunnen? Een therapeutisch relatie aangaan, een veilig
therapeutisch kader creëren waarin knelpunten en moeilijke zaken besproken kunnen worden,
samen met cliënten hypothesen maken over wat er aan de hand is en wat verandering teweeg kan
brengen en die hypothesen waar nodig kunnen bijstellen. Therapeuten moeten zowel met cliënten
een proces kunnen aangaan als kunnen afsluiten, kunnen reflecteren over het proces en waar gepast
methodieken inzetten, zichzelf.
De aanname is altijd dat individuele problemen verbonden zijn met relaties en contexten. Dat
betekent dat een systeemtherapeut altijd probeert om problemen niet te individualiseren en
moeilijkheden, ziektes of pathologie te plaatsen in contexten en relaties. Systeemtherapie gaat over
circulaire processen, recursieve interactiepatronen, betekenisgeving in contexten, meerstemmigheid,
verhalen die mensen verbinden, verbinding met het velden of over wensen in de toekomst.
Spreken met meerdere mensen tegelijkertijd betekent sturing kunnen geven en tegelijkertijd kunnen
volgen: leading from one stop behind. De positie is altijd van ‘meervoudige partijdigheid’. Alle
aanwezigen in het gesprek het gevoel geven dat de therapeut aan hun kant staat, dat ze meetellen.
Om een positie van meervoudige partijdigheid te bereiken en te behouden moet een therapeut zich
ook bewust zijn van de diverse contexten die meespelen, of mee kunnen spelen in het therapeutisch
gesprek. Boeckhorst noemt dit contextuele reflectie waarbij hij altijd zal moeten reflecteren of er ook
,andere contexten dan het gezin of de familie in het leven van cliënten een belangrijke rol spelen. Ook
dat een therapeut reflecteert over de eigen contextgebonden gevoeligheden en opvattingen die
gevormd worden door opleiding, werk, biografie en grotere sociale omgeving.
Systeemtherapeut in een gezinsontwikkelingskader: focus op hoe problemen in het heden, vroegere
ervaringen en intergenerationele dynamieken een rol spelen.
Systeemtherapeut in structureel kader: gezinsorganisatie in het hier en nu, in het kader van de
grootfamilie,
Systeemtherapeut in narratief kader: luisteren naar verhalen van cliënten en hoe die langzamerhand
versmald zijn onder invloed van dominante narratieven. Proberen die te verhelderen en met cliënten
te zoeken naar andere, rijkere verhalen over hun eigen identiteit, verhalen waar zij zich beter bij
voelen.
Hoofdstuk 1 Ontwikkelingen in theorie en praktijk
Cybernetica: de wetenschap die zich bezighoudt met informatieverwerking en besturing van
systemen.
Cybernetische processen zijn gebaseerd op het principe van terugkoppeling (feedback).
Terugkoppeling maakt beheersing mogelijk doordat het systeem zich aanpast aan verandering door
middel van het terugkoppelen van informatie in en naar het systeem. Zelfregulatie garandeert de
stabiliteit van een systeem, doordat informatie van de huidige toestand wordt vergeleken met een
gewenste of optimale situatie. Op elke afwijking van de gewenste of optimale situatie volgt een
automatische correctie. Dit vermogen om stabiliteit te bewaren, wordt homeostase genoemd. Zoals
dat de temperatuur stabiel kan blijven doordat de meting van de buitenlucht het systeem
voortdurend informeert en doordat de terugkoppeling leidt tot aanpassing in het systeem aan de
buitenlucht.
Von Bertakanffy definieerde complexe systemen als ‘open systemen’, permanent in interactie met
hun omgeving. Hij legde daarbij de nadruk op de relatie tussen enerzijds het organisme of het
systeem en anderzijds zijn omgeving, die weer op haar beurt uit andere organismen of systemen
bestaat. Deze relaties zijn complex en kunnen niet gekend worden door een analyse van de
samenstellende doelen. Systemen reageren niet enkel op stimuli, ze zijn voortdurend actief en in
ontwikkeling.
Een belangrijk kenmerk van de systeemtheorie is ‘equifinaliteit’, het vermogen om een bepaald doel
of eindpunt op vele wijzen te bereiken.
Wanneer een gezinssysteem uit evenwicht dreigt te raken, zullen alle inspanningen erop gericht zijn
om het evenwicht oftewel de homeostase weer te herstellen. Vreemde of bizarre gedragingen van
een of meerdere gezinsleden kunnen dan ook begrepen worden als functie van dit homeostatische
principe: ze ontstaan om het systeemevenwicht te herstellen en/of te handhaven.
Het gezin en de gezinsinteracties waren de oorzaak van symptoomgedrag van een van de leden: een
lineaire oorzakelijkheid werd opnieuw geïntroduceerd.
Family systems therapy: een therapie die vertrekt van de aanname dat er een balans moet zijn
tussen individualiteit en samenzijn in een gezin.
Selvini Palazzoli stelt dat gezinnen waarvan een of meer leden een gedrag vertonen dat traditioneel
als ‘’pathologisch’’ wordt gediagnosticeerd, zich regelen op basis van.. regels, die eigen zijn aan dat
soort pathologie, en dat de communicatiegedragingen en de reactiegedragingen kenmerken zullen
vertonen die de regels en dus de pathologische transacties in stand houden’.
, Het is de taak van een therapeut om symptomen te beïnvloeden en dit kan uitsluitend bewerkstelligd
worden door de regels te veranderen.
De cybernetica inspireerde de systeemtherapeuten. Het gaf systeemtherapeuten gereedschap om
naar gezinsprocessen en relaties te kijken zonder te verzanden in een optelsom van individuele
handelingen en lineaire actie-reactieketens ‘het geheel is meer dan de som der delen’.
Het begrip homeostase veronderstelt eveneens dat het de omgeving is die een verandering in het
systeem veroorzaakt. Het systeem zelf is daar niet op uit. Een systeem biedt weerstand tegen
verandering. Volgens Dell is de omgeving echter nooit in staat om een systeem iets te laten doen
waar het in of uit zichzelf al niet toe in staat was.
Verandering in een gezinssysteem komt niet simpelweg ‘van buiten’, maar wordt beïnvloed door een
fit tussen de omgeving, waaronder de therapeut en de gezinsleden.
Taal creëert realiteiten, is contextgebonden en niet eenduidig. Construeren van realiteit door middel
van taal betekent eveneens dat men nooit een buitenstaander kan zijn. Men construeert altijd mee.
Deze opvatting is verbonden met het gedachtegoed van narratieve therapieën.
Het sociaal constructivisme werd geformuleerd. Hierbij betekent sociaal dat iedere constructie, ieder
idee, iedere uiting of actie niet als ding op zichzelf beschouwd wordt, maar ingebed is in een sociale
context.
Hoofdstuk 3 Maatschappelijke ontwikkelingen
De variatie in de samenstelling en structuur van gezinnen is sterk toegenomen en de
omgangsvormen tussen gezinsleden is losser geworden. De opvattingen van hoe gezinnen eruit
moeten zien, wat de taken van de verschillende gezinsleden zijn en hoe zij zich dienen te gedragen
zijn veel gevarieerder geworden.
Veranderingen in de structuur van het gezin
o De verruiming van de financiële mogelijkheden en de grotere materiële zekerheid maakten
de aantrekkingskracht van het huwelijk minder groot. De leeftijd waarop partners hun eerste
huwelijk sluiten in de laatste decennia is sterk verhoogd.
o Het aantal kinderen dat buiten een huwelijk wordt geboren, is ook aanzienlijk toegenomen,
doordat het krijgen van kinderen geen dwingende reden meer is om te trouwen.
o De kans op een echtscheiding is sinds de jaren ’60 explosief gegroeid. De toename van het
aantal echtscheidingen kan onder meer verklaard worden uit het feit dat de economische
noodzaak van het huwelijk is verminderd en de affectieve functie belangrijk is geworden.
Vrouwen zijn minder economisch afhankelijk van hun echtgenoot en kan er een beroep op
de verzorgingsstaat gedaan worden.
o Waar echtscheiding aanvankelijk nog werd afgekeurd als er (jonge) kinderen in het gezin
waren, wordt de aanwezigheid van kinderen de laatste decennia nauwelijks meer gezien als
belemmering. Dit heeft ertoe geleid dat veel echtscheiding gepaard gaan met het ontstaan
van eenoudergezinnen.
o Een factor voor de afname van het standaardgezin (vader, moeder en thuiswonende
kinderen) is de daling van het aantal kinderen per gezin.
o Hoger opgeleiden krijgen nu vaker drie kinderen, terwijl de lager opgeleiden vaker slecht één
kind hebben.
o Veel niet-westerse immigrantengroepen hadden aanvankelijk veel grotere gezinnen dan de
autochtone bevolking, maar ook hun kindertal neemt af.