Woordjes LES 2
deus=god veniunt=zij komen
est=hij zij het is venire=komen
esse=zijn umbra=schim, schaduw
olympus=de olympus huc=hierheen
habitat=hij zij woont hic=hier
habitare=wonen dea=godin
rex, reges=koning soror, sorores=zuster
et=en uxor, uxores=vrouw, echtgenote
sunt=zij zijn quoque=ook
frater, fratres=broer mater, matres=moeder
non=niet pater, patres=vader
semper=altijd filia=dochter
saepe=vaak, dikwijls insula=eiland
ibi=daar ubi=waar
tartarus=de tartarus silva=bos
vivit=hij zij leeft florent=zij bloeien
vivere=leven florere=bloeien
terra=aarde flos, flores=bloem
locus=plaats puella=meisje
obscurus=donker ludit=hij zij speelt
nox, noctes=nacht ludere=spelen
Woordjes LES 3A
per (plus acc.) =over,door...heen amare=verliefd zijn (op+acc), beminnen
errare=(rond)zwerven,dwalen fugere/io=vluchten
explorare=onderzoeken,inspecterentemptare=proberen (+inf)
quattuor(onverbuigbaar)=vier sed=maar
equus=paard in(+acc)=in, naar (binnen)
trahere=trekken ex-clamare=uit-roepen
ecce(onverbuigbaar)=kijk servare=redden
amica=vriendin rapere/io=roven
appropinquare=naderen audere=durven
intrare=binnengaan, binnenkomen enim=want, immers
legere=verzamelen timere=vrezen, bang zijn voor
ridere=lachen deinde=vervolgens
audire=horen aperire=openen
videre=zien sub(+acc)=onder(in)
statim=meteen
, Woordjes LES 3B
Iupiter,Iovem(acc)=Jupiter nec...nec=noch...noch,niet...en ook niet
Pluto,Plutonem(acc)=Pluto laedere=kwesten,beledigen
nunc=nu cupere/io=begeren,verlangen,willen
regina=koningin consilium=besluit,plan
sedere=zitten capere/io=nemen
inter+acc=tussen,temidden van annus=jaar
gaudere=zich verheugen, blij zijndividere=verdelen
dolere=verdrietig zijn sex(onverbuigbaar)=zes
iuvare=helpen tum=toen,dan
reddere=teruggeven curare=zorgen(voor+acc)
cogitare=(na)denken
Woordjes LES 4
4A 4B
mille = duizend praemium = beloning
adire = gaan dare=geven
petere = zoeken, vragen quid =wat
autem = echter optare =wensen
claudere = sluiten diu =lang
recipere = ontvangen, opnemen divitiae (mv) =rijkdom
tandem = eindelijk sacerdos, sacerdotes=priester
senex, senes = oude man simul =tegelijk
dicere = zeggen vita =het leven
nusquam = nergens finire =beeïndigen
dormire = slapen evenire =uitkomen
respondére = antwoorden colere=1 verzorgen 2 vereren
quis = wie dum =terwijl
ante + acc =voor
templum =tempel
stare =staan
corpus, corpora=lichaam
subito =plotseling
arbor, arbores=boom
mutare (in +acc)=veranderen
tangere =aanraken
cum =wanneer
ventus =wind
movére =bewegen
et =1 en 2 ook
vale =vaarwel