GRONDRECHTEN
Thema 1 – Introductie / Grondrechtenbescherming en de nationale rechtsorde
1.1 Introductie/Grondrechtenbescherming en de nationale rechtsorde
Elementen van grondrechten:
“A” heeft / een aanspraak (recht) op “X” / jegens “B” / berustend op “Y” / af te dwingen voor “C”.
Y - Je grondrecht moet op een juridische bron berusten, bijv. een wet in formele zin, een grondwet,
een verdrag. Als B jouw aanspraak niet respecteert, kun je naar de rechter stappen om jouw
grondrecht af te dwingen, dus af te dwingen voor C.
Aanspraak (recht) op…
Wie komen die grondrechten toe? Niet alle grondrechten komen altijd iedereen toe. Art 1 Gw: “Allen
die zich in NL bevinden”; art. 3 GW: “alle Nederlanders”; art. 12 EVRM: “mannen en vrouwen van
huwbare leeftijd”. Meer voorbeelden uit IVBPR.
Het individu is in beginsel een drager van grondrechten; maar, niet ieder individu. Bepaalde
categorieën personen zijn uitgezonderd. Soms is bijv. het ook een vereniging, groep of bedrijf i.p.v.
een individu. Een dier heeft geen grondrechten zoals een mens, maar ze zijn meer dan zaken.
De drager van een grondrecht heeft recht op iets, kan aanspraak maken op iets.
In deze cursus is grondrechten een verzamelterm; het omvat zowel rechten in de grondwet als
mensenrechten en fundamentele rechten.
Je kunt drager zijn van drie generaties grondrechten:
1. Klassieke rechten – de oudste grondrechten
2. Sociale rechten – de socio-economische grondrechten
3. ‘Solidarity rights’
Klassieke rechten (ook wel vrijheidsrechten, afweerrechten, burgerrechten): typisch in te roepen
tegen de overheid; negatieve verplichting. Vanaf ong. 1800s, de opkomst van de klassieke
rechtsstaat. Bijv.: art 11 lid 1 EVRM: eenieder heeft het recht op vrijheid van vreedzame vergadering
en op vrijheid van vereniging – de overheid moet je hier met rust laten. Je kunt deze rechten verder
vinden in het EVRM, IVBPR, vooral art. 1-18 Grondwet.
Sociale rechten: tweede oudste soort grondrechten (vanaf WWII). Overheidsoptreden/prestatie
verlangd, opdracht aan overheid, positieve verplichting. Bijv. art. 20 Grondwet: 1. de
bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2.
De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. … Je kunt de rechten verder
vinden in het ESH, IVESCR, vooral art. 19-23 Grondwet.
‘Solidarity rights’: jongste soort grondrechten. Gericht op groepen en op de toekomst. Voorbeelden:
zelfbeschikkingsrecht volkeren, recht op ontwikkeling, recht op identiteit (inheemse) volkeren. Art.
20 lid 1 en art. 24 African Charter on Human and Peoples Rights: “All peoples shall have the right to
existence. Theys hall have the unquestionable and inalienable right to self-determination.’ ‘All
peoples shall have the right to a general satisfcatory environment favourable to their development’.
In deze cursus ligt de nadruk op klassieke en sociale rechten. Verschillen tussen klassieke en sociale
rechten – nuancering:
- Overheidsoptreden ook bij klassieke grondrechten, niet alleen onthouding (bijv. optreden
tegen intimidatie bij verkiezingen)
, - Overheidsonthouding ook bij sociale grondrechten, niet alleen optreden
Bij het onderscheid negatieve/positieve verplichtingen gaat het erom wat grondrechten van de
overheid verlangen om rechten en vrijheden te realiseren. Art. 23 Grondwet is een voorbeeld van
zowel positief als negatief grondrecht.
Overzicht van waar grondrechten/aanspraken historisch vandaan komen.
• Oude Grieken (vrijheid voor sommigen/rol van de stadstaat)
• Feodale middeleeuwen (scheiding van kerk/staat; gebrek aan gelijkheid, (9e-15e eeuw))
• Kerkhervorming (tolerantie van verschillende godsdiensten, 16e/17e eeuw)
• Verlichting (nadruk op reden, individu, 17e/18e eeuw)
• Vestiging van de natiestaat (centralisering van de macht in de 19e/20e eeuw)
• Opkomst van de burgerij (nadruk op eigendomsrecht, kiesrecht in de 19e/20e eeuw)
• Democratische rechtsstaat (omvattende bescherming van grondrechten, 20ste eeuw)
• Internationalisering van grondrechten (post-WWII)
Grondslagen van grondrechten?
• Menswaardigheid (aangeboren/inherent?)
• Democratie en menswaardigheid vullen elkaar aan
• Democratie (politieke meerderheid) kan de grondrechten ook schaden
• Minderheid legt zich neer bij meerderheid, meerderheid beschermt minderheid
Universaliteit van grondrechten?
• Weinig echt universele rechten (ius cogens = folterverbod)
• Geleidelijk hoger eisen stellen aan grondrechtenbescherming (socio-economisch?)
• Grondrechten positiveren (vastleggen/garanderen/afdwingen)
• Moeten rechten universeel zijn (overal echt helemaal hetzelfde)? Hoeft waarschijnlijk
niet echt. Gelijkstelling van (niet-)confessioneel onderwijs?
Werkingssfeer van grondrechten
- Verticaal: traditionele functie; ‘ten opzichte van de overheid’.
- Horizontaal: moderne functie; ‘ten opzichte van derden’ (‘derdenwerking’, burger tegen
burger)
Waar berusten grondrechten op?
- Nationale juridische bronnen
o De Grondwet, hoofdstuk 1 (en artikel 114?)
o Nadere uitwerking van grondrechten in wetgeving, bijv. Algemene wet gelijke
behandeling
- Europese Unie juridische bronnen
o Het handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000, verbindend 2009)
(EU-Handvest)/ algemene beginselen van EU recht
- Internationale juridische bronnen
o Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (1950) (EVRM)
o Het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (1966)
(IVBPR)
o Het internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966)
(IVESCR) (VN)
, o Andere verdragen, waaronder die inzake de uitbanning van alle vormen van
discriminatie, de bescherming van de rechten van het kind resp. van gehandicapten en
tegen foltering
Rechtsbescherming van grondrechten
Welke instanties kunnen mijn grondrechten afdwingen/beschermen?
- Veelal de rechter. Deze vormt de spil van rechtsbescherming binnen de rechtsstaat.
Rechterlijke controle – van de uitvoerende macht/bestuur en de wetgevende macht – is een
kernbeginsel van de democratische rechtsstaat.
Uit inleiding constitutioneel recht – vijf beginselen van de democratische rechtsstaat:
- Democratie
- Het legaliteitsbeginsel
- Machtenscheiding
- Grondrechten
- Rechterlijke controle
In welke gevallen kan de rechter een grondrecht beschermen?
- Vraag naar de interpretatie van de reikwijdte van een grondrecht
- Vraag of er een inmenging (beperking) was (door de staat) met de reikwijdte in een bepaald
geval
- Opgelet: een beperking is niet vanzelf een inbreuk op/schending van een grondrecht
- Sommige grondrechten laten een inmenging toe onder bepaalde omstandigheden (bijv. art. 8
EVRM – hoorcollege 4)
- Andere grondrechten laten nooit een inmenging met de reikwijdte toe (“)
Voorbeeld: HR Zusters van St. Walburga – niet alles wat zich godsdienst noemt is een godsdienst in
de zin van art. 6 Grondwet. Dit ging over de interpretatie van de reikwijdte. Raad van State
Pastafarisme: zelfde soort uitspraak. RvS zei nee.
Welke rechters kunnen grondrechten beschermen met bindende uitspraken?
- De nationale Nederlandse rechter:
o Nationaal recht: Gronwet, wetgeving (maar: let op art. 120 Grondwet)
o Internationaal recht: bijv. het EVRM en het IVBPR (let op art. 94 Grondwet)
o EU-recht: nationale rechter die het HvJEU een prejudiciële uitspraak kan/moet
vragen, art. 267 Werkingsverdrag EU (art. 94 niet van toepassing hier)
- De internationale rechter:
o Voornamelijk het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op grond van
artikel 34 en 35 EVRM
o EHRM past het EVRM toe
- De EU-rechter:
o Het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) past EU-grondrechten toe
Niet-rechterlijke instanties die grondrechten kunnen beschermen (opgelet: niet-bindende
uitspraken!):
- Nationale beklagmogelijkheden:
o College voor de Rechten van de Mens – ‘het college beschermt, bewaakt, belicht en
bevordert de mensenrechten in Nederland door onderzoek, advies, voorlichting en het
individueel oordelen in het geval van discriminatie.’
, - Internationale beklagmogelijkheden:
o Bijv. het Europees Comité voor Sociale Rechten m.b.t. het ESH (een verdrag van de
Raad van Europa, niet een EU-verdrag)
o Zie ESCR 27 oktober 2009 (DCI/Nederland)
Grondrechten zijn als volg van aard:
- Principieel: fundamentele kenmerken van de hele rechtsorde
- Constitutioneel: condities voor rechtmatige uitoefening van publiek gezag
- Normatief: subjectieve rechten jegens de overheid (soms andere burgers), instructienormen
voor de overheid en rechtsbeginselen die doorwerken in de uitleg en toepassing van andere
rechtsnormen
Omschrijving van grondrechten voor onze doeleinden: fundamentele normen die de strekking
hebben het individu persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan te verzekeren en die met name
de handelingsvrijheid van de overheid beperken.
In deze cursus wordt het perspectief van de burger ingenomen. Bij schending van een grondrecht
worden de vragen gesteld:
- Op welke rechter kan de burger een beroep doen?
- Welke rechtsbronnen kan de rechter in het geschil van de burger toepassen?
1.2 Grondrechtenbescherming en de nationale/Nederlandse rechtsorde
De nationale rechter vormt de spil van de grondrechtenbescherming in de gelaagde rechtsorde:
- Strafrechter
- Bestuursrechter
- Civiele rechter
Welke nationale rechtsbronnen zijn er?
- Statuut
- Grondwet
- Fundamentele rechtsbeginselen (ongeschreven)
- Wet- en regelgeving (bijv. Algemene wet gelijke behandeling)
HR Harmonisatiewet-arrest:
- Wat is de rol van de rechter in het Nederlandse staatsbestel m.b.t. nationale grondrechten?
- ‘Studenten zitten in hun maag met een wet in formele zin (een rechtsregel gemaakt door de
regering en de Staten-Generaal gezamenlijk gebaseerd op art. 81 van de Grondwet). De wet
tastte de rechtspositie van de studenten terugwerkend aan. Ontevreden, want normaal is men
kritisch over negatief terugwerkende wetten.
- Beroep op Grondwet mag niet slagen: ‘Art. 120 van de Grondwet: ‘De rechter treedt niet in
de beoordeling van de grondwettigheid van wetten [lees wetten in formele zin] (…).’
Dit staat haaks op art. 94 Grondwet, m.b.t. internationale grondrechten. Dan moet de rechter
het wettelijk voorschrift toetsen aan internationaal recht. Bij 120 – strikte machtenscheiding.
Bij 94 – relatieve machtenscheiding.
Nederlandse grondrechten zijn terug te voeren op een aantal bronnen, zoals de grondwet, maar ook
het Statuut. Art. 43 lid 1 Statuut: ‘Elk der landen draagt zorg voor de verwezenlijking van de
fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het
bestuur.’
Fundamentele rechtsbeginselen (ongeschreven): verbod op willekeur, proportionaliteit.
Vraag in het arrest: mag de wet in formele zin worden getoetst aan het Statuut en de fundamentele
rechtsbeginselen? Een dergelijke toetsing betreft toch niet de grondwet?