Week 2 Long en huid
Maandag 11/11 HC Longcarcinoom
Incidentie
5602 vrouwen en 7156 mannen. Mannen hebben vaker meer blootstelling gehad aan nicotine. Meer
dan 12.000 nieuwe diagnosen per jaar, waarvan er 11.600 overlijden. Meeste pt zijn >60 jr.
Risicofactoren: roken, meeroken, luchtvervuiling, ioniserende straling (radon), schadelijke stoffen
(asbest), genetische factoren, andere longziekten (COPD, longfibrose).
Het heeft geen zin om mensen die gerookt hebben te screenen met een thoraxfoto. Dit is onvoldoende
sensitief voor het opsporen van kanker. Je kan wel een CT-scan maken, hierdoor kan je 25%
sterftereductie hebben. CT is op dit moment nog geen standaard onderzoek.
Indeling histologie
Niet-kleincellige longkanker – 73,1%
o Plaveiselcelcarcinoom – 20%
o Adenocarcinoom – 41%
o Grootcellig (ongedifferentieerd) carcinoom – 11% (restgroep)
o Overig – 1%
Kleincellig longkanker – 13,2%
o Kleincellig carcinoom
o Gecombineerd kleincellig carcinoom
Overige soorten – 13,7%
Symptomen – persisterend hoesten (>6 wk), dyspnoe d’effort, hemoptoë, thoracodynie (pijn in de
borstkas, kan ontstaan door ingroeien van de tumor in de pleura), stridor, pneumonie (recidiverend),
gewichtsverlies, algehele malaise, koorts, gegeneraliseerde zwakte, heesheid (aftakking van de n.vagus
wordt afgedrukt = n.laryngeus recurrens).
Diagnose van het longcarcinoom
We willen een weefseldiagnose en de stadiëring weten.
1. Weefseldiagnose (histologie of cytologie)
a. Bronchoscopie, biopt of punctie vanuit de luchtwegen
i. Endobronchiaal
ii. Bronchiale brush en spoeling
b. Echo- of CT geleid biopt van tumor of metastase
i. Long, lever, bot, lymfoom
2. Stadiëring: hoe uitgebreid is het ziekteproces
a. Beeldvorming
i. PET-CT-scan (en op indicatie MRI-hersenen)
b. Lymfeklierdiagnostiek van het mediastinum
i. Via bronchoscopie met echografie en punctie (EBUS-FNA). Via
slokdarmechografie met punctie (EUS-FNA). Cervicale mediastinoscopie.
1. EBUS: endobronchiale ultra-sound met FNA
, 2. EUS: endoscopic ultrasound met FNA
3. Cervicale mediastinoscopie: incisie boven het sternum en dan met een
scoop naar binnen. Er kunnen hapjes genomen worden van de
lymfeklieren.
*Een van de voorkeurslokaties voor metastasen van een longcarcinoom zijn de hersenen. Verder de
bijnieren, lever, botten, pleura, pericard, lymfeklieren.
*In het centrum van het longcarcinoom zie je vaak necrose.
NSCLS – stadium bij presentatie
Behandeling NLSCS (niet-kleincellig longcarcinoom)
Curatieve intentie:
Stadium I: chirurgie of stereotactische RT
Stadium II: chirurgie (en adjuvante chemotherapie)
Stadium III: gecombineerde therapie: chemotherapie + immuuntherapie / chemoradiatie +
chirurgie
Palliatieve intentie:
Stadium IV: palliatieve systeemtherapie (chemotherapie, targeted therapy, immuuntherapie),
palliatieve radiotherapie (alleen als er specifiek op 1 plek een probleem is)
Behandeling
Chirurgie - thoracotomie vs VATS. Lobectomie vs pneumectomie. De meest verrichte resectie is
lobectomie. Als de tumor heel centraal gelegen is, is pneumectomie noodzakelijk. Als er al metastasen
zijn, kan je de tumor wel weghalen, maar dan leeft de pt alsnog geen dag langer.
Conventionele radiotherapie – stadium III icm chemotherapie
Stereotactische radiotherapie – hele hoge dosis met een hele hoge precisie op een klein deel, alleen bij
vroegstadium longcarcinoom
Chemotherapie – geeft een verbetering van de mediane overleving van 10 naar 13 maanden.
Doelgericht behandelen met immuuntherapie of targeted therapie: let op het voorkomen van
drivermutaties. Voorbeelden zijn EGFR-mutaties (10%, er komt continu signaal vanuit de groeireceptor)
en ALK-translocatie (5%, translocatie van chromosomen). Mediane overleving gaat van 10 naar 36
maanden.
Immuuntherapie: checkpoint blokkade (anti-PD-(L)1 therapie).
Immuun checkpoints bieden bescherming tegen overdreven immuunrespons (= auto-
immuniteit):voorbeelden zijn CTLA-4 (cytotoxic T-lymphocyte antigen 4) en PD1 (programmed
death receptor 1)
, Tumorcellen brengen deze checkpoints tot expressie op hun oppervlak. T-cellen vallen ze
daardoor niet aan. Door deze checkpoints te blokkeren krijg je een effectievere en agressievere
immuunreactie tegen tumorcellen.
*Je haalt de rem van je immuunsysteem af, je immuunsysteem kan dan ook je eigen lichaam gaan
aanvallen. Ernstige bijwerkingen komen niet heel veel voor. Je kan deze behandelen met steroïden.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Pancoast syndroom
Oorzaak: niet-kleincellig longcarcinoom in sulcus superior (groeit in plexus brachialis en sympatische
grensstreng). Symptomen: syndroom van Horner (ptosis, miosis, anhydrosis), schouder en arm pijn,
zwakte en atrofie van de handspieren.
Vena cava superior syndroom
Oorzaak: compressie van de tumor op de vena cava superior, hierdoor krijg je stuwing.
Symptomen: oedeem van gelaat en/of armen, gestuwde aders in de hals of op de thoraxwand.
Longkanker paraneoplastische syndromen
Endocrien: hypercalciemie, syndroom van Cushing, SIADH, carcinoïd syndroom
Neurologisch: encephalopathie, perifere neuropathie, Lambert-Eaton syndroom
Hematologisch: anemie, trombocytose, trombocytopenie
Algemeen: anorexie of cachexie
Kleincellig longcarcinoom (SCLC)
Snelgroeiend, agressief. Deze is bij diagnose bijna altijd gemetastaseerd, dus stadium IV.
Symptomen:
Primaire tumor: hoesten, dyspnoe, hemoptoe, thoracale pijn, postobstructie pneumonie
Loco-regionale metastasen: v.cava superior syndroom, heesheid, dysfagie
Metastasen op afstand: botpijn, hoofdpijn, dubbelzien, motorische uitval
Stadiëring en behandeling:
Stadium I-III (M0): ziekte beperkt zich tot 1 hemithorax en de loco-regionale lymfeklieren ->
behandeling met gecombineerd chemotherapie en radiotherapie. Bij respons gevolg door
profylactische hersenbestraling.
Stadium IV (M1): aanwezigheid van metastasen op afstand -> behandeling met palliatieve
chemotherapie. Bij respons gevolgd door profylactische hersenbestraling.
Behandeling bestaat altijd uit een vorm van chemotherapie. Vaak combineer je dat met bestraling (ook
profylactisch op de hersenen, omdat veel pt metastasen naar de hersenen krijgen).
HC Huidkanker
Epidermis is meerlagig verhoornd plaveiselepitheel die is opgebouwd uit keratinocyten, deze groeien
vanuit het stratum basale. Het duurt ongeveer 1 maand voor ze hun weg naar boven vinden. Onderweg
verliezen ze hun kernen. Melanocyten liggen in de basale laag van de epidermis en produceren melanine
voor je huidskleur. Melanine wordt door cellen boven hun kernen gelegd om deze te beschermen tegen
de zon. Keratinocyten = plaveiselcellen. Stratum basale = basale cellen.