Medische ethiek
Ethiek: systematische reflectie op verantwoord handelen:
- Systematisch: body of knowledge, zowel qua methode als inhoud
- Reflectie: als het gaat om denken, argumenteren (vereist enige afstand)
- Verantwoord: wat is juist? Wat is goed?
- Handelen: uiteindelijk gaat het om wat we doen
Eigenschappen ethische uitspraken:
- Normatief: gaat over morele juistheid
- Prescriptief: bevat een voorschrift
- Universaliseerbaar: van toepassing in alle vergelijkbare gevallen (ceteris paribus) - geen
uitzondering voor jezelf. Ethiek is een onpersoonlijk vlak.
Normen: handelingsvoorschriften die aangeven wat we in bepaalde situaties moeten doen (principes)
Waarden: nastrevenswaardige ervaringen, situaties of eigenschappen van mensen (deugden)
Redeneren: goede redenen voor handelen te formuleren, dmv een gesprek met redelijke anderen.
Houding: anti-dogmatisch (niet gelijk roepen dat iets mag), argumentatief, al-partijdig (meerdere
perspectieven). Resultaat: provisional fixed points. Provisional: want altijd weer te veranderingen ogv
betere argumenten. Fixed: want onderbouwd door argumenten en dus niet zomaar opgeefbaar.
Doelgroep: redelijke andere mensen.
Status uitspraken: geen waarheidsbegrip zoals in B-vakken, wel 'goede redenen'. Geen subjectivisme,
intersubjectivisme. Gebaseerd op houdbaarheid van standpunten tegenover redelijke anderen
(Scanlon). Universaliseerbaarheid gaat (cultuur-) relativisme tegen.
Stappenplan voor ethische reflectie:
I. Verkenning: welke eerste reacties?
II. Explicitering: wat is de morele vraag? Welke handelingsmogelijkheden? Welke info nodig?
III. Analyse: wie zijn betrokken? Welke argumenten?
IV. Afweging: gewicht van de argumenten? Welke handelingsmogelijkheid heeft de voorkeur?
V. Aanpak: concrete stappen
Het stappenplan beschouwd: pluralistisch: diverse soorten normatieve argumenten kunnen worden
ingebracht. Argumenten bepalen de normatieve kracht. Intersubjectief (NB: ethisch gezichtspunt).
Inhoud komt uit theorieën over normen en waarden (consequentialisme, deontologie, deugdethiek) en
verschillende perspectieven.
Consequentialisme: morele juistheid wordt bepaald door gevolgen (stelling van de gevolgen), behoefte
aan idee van het goede (bv hedonistische stelling: het gaat om geluk), calculus (stelling van de
vergelijkbaarheid). Onduidelijk welke theorie van het goede moet worden aangehangen. Waarom alles
te herleiden tot geluk? Onduidelijk hoe vergelijking werkelijk mogelijk is.
Deontologie: heterogene categorie, niet slechts 1 criterium voor moreel juist handelen. Verbindende
elementen: het gaat niet alleen om gevolgen, aard van de handeling wordt als direct verplichtend
beschouwd. Onduidelijk wat basis is voor verplichtende aard van de handeling (rationaliteit van de actor
(Kant)? Intuïties van de actor (Ross)?. Hoe te handelen bij meerdere verplichtingen?
Deugdethiek: legt de nadruk op eigenschappen van de mens. Indien deze eigenschappen in voldoende
mate worden bezeten, zal het juiste gedrag vanzelf volgen. Tot op zekere hoogte complementair aan
regelethiek. Deugdethiek geeft onvoldoende sturing aan het handelen. Niet helder welke deugden
nagestreefd moeten worden. Onduidelijk hoe conflicten moeten worden opgelost.
,Dus verschillende theorieën over hoe principes gefundeerd moeten worden. Desondanks grote
overeenstemming over inhoud van belangrijkste (mid-level) principes: respect voor autonomie vd pt,
weldoen, niet schaden, rechtvaardigheid.
HC Inleiding gezondheidsrecht en WMO
Recht en ethiek
> Ethische normen zijn niet identiek aan juridische normen. Juridisch is ahw vastgelegde ethiek (wet).
Recht is afdwingbaar. Recht is ook een sociaal construct. We spreken af ons aan wetten te houden.
> Recht gaat over een juridische ontoelaatbaarheid en een moreel verwerpelijke daad (moord, diefstal,
mishandeling, brandstichting). Normstelling essentieel voor het functioneren van de samenleving.
Normatieve doelstelling. Vaak wordt dit vastgesteld in wetten)
> Juridische ontoelaatbaarheid is een stukje ordening en regulering, maar niet altijd moreel relevant
(links of rechts rijden). Ordening en regulering samenleving, instrumentale functie recht.
Democratische rechtstaat
Montesquieu bedacht een scheiding van machten. De trias politica. Wetgevende macht; parlement,
gemeente en provinciale staten. Uitvoerende macht; lokaal bestuur, politie, openbaar ministerie.
Rechterlijke macht; rechtspraak en hoge raad. Regering zit tussen wetgevende en uitvoerende macht. Ze
maken wetten, laten hierover stemmen in de kamer en dan vormen ze op basis daarvan beleid.
Rechtsbronnen: Positief recht; het geheel van hier en nu geldende rechtsregels. Wenselijk recht; wetten
waarvan wij vinden dat ze van toepassing moeten zijn, maar wat (nog) niet het geval is.
Rechtsbronnen (op volgorde van belangrijkheid):
- Internationale verdragen; mensenrechten (Europese verdragen o.a.)(eenieder verbindende)
- Wetgeving; grondwet - gewone rechten. Specifiekere weten gaan voor op algemene weten.
- Rechtspraak; kan een rechtsbron zijn
- Richtlijnen en gedragsregels; in zorg vooral belangrijk, maar ook juridisch tuchtrecht. KNMG.
Rechtsbronnen:
- Verdrag: Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), (2) recht op eerbiedig leven,
(5) recht op vrijheid, 98) recht op bescherming van privé- en familieleden (autonomie).
- Grondwet: (10) recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (privacy), (11) recht op
onaantastbaarheid van het lichaam, (22) recht op gezondheidszorg
- Wet: wetboek van strafrecht, burgerlijk wetboek, zorgverzekeringswet, etc
Rechter: toepassen van de wet. Afweging belangen, interpretatie wet, rechtsvorming. Rechtspraak:
rechter meer dan alleen de mond van de wet. Vormt recht door interpretatie, bv bij nieuwe technische
ontwikkelingen, bij open rechtsnormen bv bij 'goed hulpverlenerschap’
Kernbeginselen rechtspraak
- Toegang tot rechter moet gewaarborgd zijn. Rechter moet recht spreken.
- Beginselen van behoorlijke rechtspraak: Onafhankelijke rechter; Onpartijdige rechter; hier kan je
iets tegen doen via verschoning en wraking; Openbare zitting; Openbare uitspraak; Hoor &
wederhoor; Beroepsmogelijkheid (1x hoger beroep, 1x cassatie)
, Gezondheidsrecht
Gezondheidsrecht is al het recht dat te
maken heeft met het verlenen van
gezondheidszorg op meerdere niveaus.
Het is een horizontaal specialisme. Dit
bestaat uit:
Wet op de geneeskunde behandelingsovereenkomst (WGBO): Privaatrecht; overeenkomst tussen
individuen. Beschermt rechten van de patiënt en plichten van de arts.
Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondsheidszorg (wet BIG): Publiekrecht; kwaliteit van de
beroepsuitvoering van individuele gezondheidszorg. Het beschermt titels.
WMO: publiekrecht.
Burgerlijk recht (burgerlijk wetboek): Wanprestatie, onrechtmatige daad, -> schadevergoeding
Publiekrechtelijk: strafrecht + tuchtrecht
Strafrecht:
Doel: Preventieve werking; Bescherming van de maatschappij; Heropvoeding; rehabilitatie; Vergelding;
Openbaar ministerie is belast met: Opsporing; Vervolging; Toezicht op de uitvoering van strafvonnissen
Strafrechter: Is het feit wettig en overtuigend bewezen? Is het feit strafbaar? Is de dader strafbaar?
Celstraf, boete. Een feit kan strafbaar zijn zonder dat de persoon strafbaar is. Je bent niet strafbaar als je
handelt uit noodweer of niet toerekeningsvatbaar bent.
Tuchtrecht (wet BIG):
Doel: Kwaliteit van het handelen van de individueel beroepsbeoefenaar te bewaken van te bevorderen
Status aparte: Lekenrechtspraak; zitten mensen tussen die niet tot rechter zijn opgeleid; Alleen BIG-
geregistreerde beroepsbeoefenaar. Maatregelen; Van waarschuwing tot doorhaling titel BIG-register.
Voornaamste consequentie berisping is dat het publiek bekend wordt gemaakt. In regionale krant en
BIG-register. Waarschuwing; fout, maar niet verwijtbaar. Berisping; fout, en verwijtbaar.
Toetssteen: de norm van 'redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener’
Tuchtrecht is geen strafrecht daarom kun je voor beide worden gedaagd. Tuchtrecht valt zowel onder
privaat als publiekrecht. Als je in de BIG staat val je onder publiek recht.
Privaatrecht:
Het regelt verhoudingen burgers onderling; natuurlijke, of rechtspersonen. Doel: aansprakelijkheids-
recht: herstel of compensatie van geleden schade. Maatregelen: vordering tot schadevergoeding, inzage
medisch dossier. Maar in 3% in privaatrechtelijke strijdt wordt een uitspraak gedaan door een rechter.
Wet medische wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO)
Voor WOII: Duitsland was best goed in onderzoek met mensen. Eerste normering MWO was in DL.
Na WOII: code van Neurenberg, afgeleid van vonnis van Neurenberg tribunaal. Op basis hiervan zijn de
10 beginselen van bescherming proefpersonen gevormd.
1950: Europees verdrag voor rechten van de Mens (ERVM). Geen onmenselijkheden. 1964: verdrag van Helsinki
(DoH). Richtlijn. 1978: Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo Verdrag).
Specificeert wetenschappelijke experimenten, noodzaak tot consent. Geen wreed, marteling.