Thema 3 Psychiatrie
Vrijdag 14/2 HC Persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheid = hoe je bent, hoe je je normaal gedraagt, wat je gewoontes zijn, hoe anderen je
kennen, je identiteit. Je hebt een aangeboren kant (temperament, intro/extrovert) en een verworven
kant (karakter).
Persoonlijkheidsstoornis = scheefgroei in de persoonlijkheid waar je fors last van hebt (significant
disfunctioneren, ‘zo kan het niet langer’). Er is meestal wel een vorm van aanleg. Gelinkt aan
temperament en karakter. 10% heeft een persoonlijkheidsstoornis. Waar mensen functioneren (onze
collegezaal), is de kans kleiner op een persoonlijkheidsstoornis, dan in de algehele populatie.
Je kan persoonlijkheidsstoornissen herkennen aan sociaal disfunctioneren. 10 stoornissen.
Cluster A: vreemd/bizar gedrag
o Schizoïde (‘gespleten’) stoornis - contactstoornis, contactbreuk met de werkelijkheid.
Vaak niet zichtbaar voor anderen in het begin. Schizofrenie is de ergste vorm.
o Schizotypisch stoornis – zichtbaar voor anderen, gedragen zich vreemd, rare ideeën,
vreemd uiterlijk. Gekke mensen.
o Paranoïde stoornis - pathologisch achterdochtig, denken dat anderen het slechte met ze
voorhebben
Cluster B: lastig zijn, problemen veroorzaken
o Theatrale stoornis (histrionische stoornis) - hysterisch, overdrijven, pathologische
behoefte aan aandacht, bodemloos vat, willen dat anderen ze zien, niet bevredigbaar.
Hebben vaak ‘total body pain’
o Narcistische stoornis – willen opgemerkt worden en horen dat ze goed zijn,
pathologisch, niet bevredigbaar, opscheppen, anderen kleineren
o Antisociale stoornis – 2 dingen die mentaal niet goed functioneren (onderkant
voorkwab) waardoor ze zich niet kunnen inleven in gevoelens van anderen (empathie)
en niet kunnen leren van negatieve feedback. Schade en misbruik van anderen. Ze
hebben geen rem, dit maakt ze gevaarlijk (overval). Zitten vaak op hoge posities (oa
CEO) waar ze kunnen schaden.
Antisociale stoornis kan samengaan met narcistische stoornis.
Sadisme is een ernstige complicatie. Beleven lust aan schaden van anderen.
o Borderline stoornis – wordt gekenmerkt door instabiliteit op alle belangrijke gebieden
(gedachten, emoties, contacten). Stemming kan snel omslaan. Kunnen zichzelf wat
aandoen. Ze kunnen niet alleen zijn (leeg gevoel) en ze kunnen niet samenzijn
(benauwd). Ze hebben meestal geen stabiele relaties. Het kan komen door instabiliteit
gedurende de jeugd of misbruik. Deze groep wordt op oudere leeftijd milder (>50,
energiegebrek)
Cluster C: chronisch onzeker of angstig
o Vermijdende/ontwijkende stoornis – vermijden ieder contact dat op voorhand niet
bevestigend is. Terugtrekken, geïsoleerd leven. Deze mensen lijden eronder, ze zouden
wel graag contact willen hebben (in tegenstelling tot cluster A), maar durven het niet.
Cognitieve gedragstherapie.
, o Dwangmatige stoornis – willen alles onder controle hebben, om zo niks onverwachts
tegen te komen. Hun aanpassingsvermogen is gering. Cognitieve gedragstherapie.
o Afhankelijke stoornis - hulp vragen van anderen of angst uitstralen om hulp te krijgen.
‘Ja maar’. Als ze geholpen zijn, dan zijn ze helemaal niet blij, ze willen dat iemand zich
permanent om hun bekommert. Niet-oplosbare hulpbehoevendheid. Cognitieve
gedragstherapie.
*In de puberteit heeft eigenlijk iedereen een persoonlijkheidsstoornis, daar groei je overheen. Na de
puberteit kan je pas zien of iemand dus een echte structurele stoornis heeft.
*Als iemand een relatie heeft, vrienden heeft, heeft iemand geen schizoïde stoornis.
*Autisme is er in principe vanaf je geboorte, hebben naast een contactstoornis ook een bepaalde focus
op bepaalde dingen.
*Heel cluster A neemt de medicijnen niet, zeker de paranoïden niet ('je gaat me vergiftigen')
*Cluster B dringt zich in jouw bestaan in.
Maandag 17/2 HC Kinder- & Jeugdpsychiatrie
Psychische ziekten <20e jaar; na einde puberteit: hoe ouder hoe minder kans op ziekte;
ontwikkelingsstoornissen vanaf jonge leeftijd; ‘grote aandoeningen’ begin in puberteit; continue
ontwikkeling van de hersenen; vaak zijn er mengbeelden (meer regel dan uitzondering).
5% van de kinderen heeft een psychiatrische stoornis, 3% in beeld bij GGZ.
Bij kinderen vertalen problemen zich vaak in gedragsklachten.
Hoe stel je het vast:
Kennis van normale ontwikkeling en normale variatie
Onderzoek naar afwijkende ontwikkeling van: lichamelijke functies, regulatie van stemming,
emoties, driften, hechting, sociale interactie, cognitieve functies, taal, communicatie
Ontwikkelingsanamnese = hoeksteen diagnostiek bij kinderen (zwangerschap, baby, peuter;
patroon van klachten ontdekken)
Informatie inwinnen bij verschillende bronnen: ouders, school
Psychiatrisch onderzoek
Wanneer stel je het vast, als:
Patroon van persisterende symptomen – gedrag, emoties, sociale interactie, cognitief
Niet passend bij ontwikkelingsfase
Gepaard gaan met impairment
o Significante problemen in functioneren
o Lijdensdruk bij kind en/of zijn omgeving
o (Dreigende) stagnatie of terugval in de ontwikkeling
Ontwikkelingsstoornissen
Autisme spectrumstoornissen (ASS)
o Problemen met sociale communicatie en interactie - sociaal-emotionele
wederkerigheid, niet-verbale communicatie, ontwikkeling/onderhouden en begrijpen
van relaties