Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek
Onderzoekers hebben een drietal kenmerken, eigenschappen waarop zij zich van niet-onderzoekers
onderscheiden.
Deze kenmerken zijn:
1. Houding
2. Kennis
3. Vaardigheden
Houding: Een onderzoeker onderscheidt zich door zijn of haar houding. Deze moet onafhankelijk zijn.
Dat wil zeggen dat de persoonlijke voorkeuren geen rol spelen in het onderzoek. Maar dat is nog niet
alles. Als onderzoeker streef je naar openheid van je onderzoek, je bent ontvankelijk voor
commentaar van je collega`s. Je legt verantwoording af over je resultaten. Als jouw resultaten door
een ander onderzoek worden tegengesproken, dan is het onderzoek niet van minder kwaliteit maar
dan is het weerlegd. Daarmee kan het onderzoek het eerste zijn in een reeks van gedegen
wetenschappelijke analyses. Er ontstaat een onderzoeksontwikkeling. Deze wetenschappelijke
houding is van belang omdat de onderzoeksresultaten hiermee veel sterker komen te staan.
Kennis: Natuurlijk kun je een onderzoeksmethode niet toepassen zonder eerst kennis daarvan te
hebben verkregen. Kennis van methoden is en blijft een belangrijk onderdeel van het verrichten van
onderzoek. Behalve kennis van methoden moet je ook kennis hebben over het onderwerp van je
onderzoek. Dit echter kennis die je per keer kunt opdoen of opfrissen. Je kunt informatie zoeken over
het onderwerp. Kennis van methoden van onderzoek is echter constant, je moet altijd weten welke
onderzoeksmethoden er zijn, welke criteria deze hebben en wat de voor en nadelen van het
toepassen van bepaalde methoden zijn.
Vaardigheid: Naast het opdoen van kennis over de opzet en inrichting van een onderzoek krijg je
vaardigheid in het doen van onderzoek door er actief mee bezig te zijn.
Soms is het bij het verrichten van onderzoek van belang dat je een aantal trucjes aanleert.
Voorbeelden hiervan zijn: het selecteren van de onderzoeksgroep, het invoeren van gegevens in een
softwarepakket, het aanmaken van een toets, het interpreteren van analyseresultaten, of het maken
van een diagram.
Uitgangspunten van onderzoek
Onderzoek doe je niet vanuit het niets. Eerst maak je een onderzoeksplan; je formuleert een
probleemstelling; je kijkt of andere mensen al eerder onderzoek naar jouw probleem hebben gedaan
en wat hun conclusie was; je bepaalt de deadline en bekijkt hoeveel budget er nodig is voor het
uitvoeren van het onderzoek; je overlegt met je begeleider, je opdrachtgever en je
medeonderzoekers. Dit zijn praktische aandachtspunten voor onderzoek. Behalve deze praktische
zaken bestaan er ook diepgaandere uitgangspunten.
Met deze uitgangspunten kun je onderzoek op vele manieren typeren. Zo kun je onderscheid maken
tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek, tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek,
tussen inductie of deductie. Ook kun je onderzoek binnen een bepaalde stroming, ook wel paradigma
genoemd. Hieronder zullen de verschillende uitgangspunten besproken worden.
Fundamenteel of praktijkgericht
In de eerste plaats kan onderscheid worden gemaakt tussen twee hoofdtypen van onderzoek, te
weten fundamenteel onderzoek en praktijkgericht onderzoek . Het belangrijkste onderscheid tussen
deze twee uitgangspunten is het type problemen dat wordt opgelost. Bij fundamenteel onderzoek
,zul je meestal vragen beantwoorden die niet primair gericht zijn op toepassing in de praktijk; we
noemen dit een kennisvraag. Bij praktijkgericht onderzoek houd je je meestal wel bezig met het
oplossen van problemen uit de praktijk; een praktijkvraag.
Een kennisvraag is een vraag over een wetenschappelijke theorie die met behulp van fundamenteel
onderzoek wordt beantwoord. Een praktijkvraag is afkomstig uit de dagelijkse praktijk, uit de
samenleving. Praktijkgericht onderzoek heeft daardoor vaak een hogere maatschappelijke relevantie.
Fundamenteel onderzoek is vaak wetenschappelijk relevant.
Het kan zo zijn dat in fundamenteel onderzoek een theorie wordt getoetst waarmee ook een
maatschappelijk probleem kan worden opgelost. Het onderscheid is niet heel zuiver: in
praktijkgericht onderzoek kunnen kennisvragen worden beantwoord en in fundamenteel onderzoek
worden ook praktijkvragen onderzocht.
Kwalitatief of kwantitatief
Een ander veel gemaakt onderscheid is dat tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Dit
onderscheid wordt belangrijk als er gekozen moet worden voor een methode van onderzoek. Het
spreekt vanzelf dat deze keuze afhankelijk is van de probleemstelling van het onderzoek.
Bij kwantitatieve methoden wordt gebruikgemaakt van cijfermatige informatie, gegevens in cijfers
over objecten, organisaties en personen. Vervolgens worden statistische technieken gebruikt om
verwachtingen over de resultaten te toetsen. Statistische technieken zijn instrumenten van
kwantitatieve methoden. De onderzoeker neemt afstand van kenmerken van objecten of eenheden
van onderzoek door deze kenmerken een nummer toe te kennen en ze zo in een bepaalde volgorde
te zetten.
Bij kwalitatieve methoden voert de onderzoeker onderzoek uit in het veld. Hij is geïnteresseerd in de
betekenis die onderzochte personen zelf aan situaties geven. Zo worden onderzoekseenheden in de
omgeving als geheel onderzocht. Dit wordt ook wel holisme genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat
een ervaring als onderdeel van het geheel van de belevingswereld van personen moet worden
gezien, niet als een opzichzelfstaand feit. Bij kwalitatief onderzoek is het verzamelen van gegevens
open en flexibel; er kan worden ingesprongen op onverwachte situaties. De gegevens worden niet
numeriek opgemaakt maar in alledaagse taal verwerkt.
Kwalitatieve onderzoekers worden door sommige onderzoekers als minder betrouwbaar gezien.
Echter wordt ook beweerd dat cijfers niet voldoende diepgang bieden, omdat numerieke gegevens
niet het verhaal achter de cijfers vertellen.
Triangulatie: De nadruk bij kwalitatief onderzoek op betekenisverlening en context, terwijl deze bij
kwantitatief onderzoek meer ligt bij het meetbaar maken van verschijnselen en bij generalisatie. Ze
zijn echter niet elkaars tegenpool, maar ze kunnen elkaar heel goed aanvullen om een compleet
antwoord op de probleemstelling te krijgen. Tegenwoordig worden verschillende kwalitatieve en
kwantitatieve dataverzamelingsmethoden gecombineerd om een probleemstelling te beantwoorden,
dit wordt ook wel triangulatie genoemd.
Inductief of deductief
Als er inductief onderzoek wordt gedaan dan zijn de thema`s of theorieën van tevoren niet bekend.
Het doel van de onderzoeker is dan ook om gaandeweg deze theorie te ontwikkelen. Formeel gezegd
is de onderzoeker op zoek naar alle empirische regelmatigheden.
Onderzoekers die inductieve methoden gebruiken, verrichten vaak kwalitatief onderzoek waarbij ze
werken vanuit het bijzondere naar het algemene. Inductief onderzoek is zo theorievormend. Iteratie
,is daarbij een leidend principe, want het leidt tot een hogere kwaliteit van resultaten. Daarbij gaat de
onderzoeker als volgt te werk, hij verzamelt en analyseert de gegevens en trekt zijn eerste conclusies.
Dan komt vast te staan welk type aanvullende informatie nodig is. Vervolgens verzamelt en
analyseert hij nieuwe gegevens om zo een iteratief proces te volgen. Telkens worden de resultaten
gekoppeld aan eerder verkregen resultaten en zo ontstaat een theorie.
Bij deductief onderzoek formuleert de onderzoeker verwachtingen aan de hand van theorieën en
modellen. Hij verzamelt en analyseert gegevens om zo na te gaan of deze theorieën standhouden. In
gewoon Nederlands betekent dit dat je toetst of het model geldig is voor de verzamelde gegevens.
Dit uitgangspunt wordt vaak bij kwantitatief onderzoek gebruikt, waarbij gewerkt wordt van
algemeen naar bijzonder. Deductief is dus theorie toetsend.
Inductie en deductie vullen elkaar ook wel aan. Er wordt een theorie ontwikkeld op een inductieve
wijze, om vervolgens met behulp van deductie na te gaan of d theorie waar is.
Een kanttekening wordt geplaatst. De indruk bestaat dat bij inductief onderzoek geen verwachtingen
bestaan. Dit is natuurlijk niet zo. Op basis van kennis en expertise hebben onderzoekers bepaalde
verwachtingen over de uitkomsten van hun onderzoek, maar die is niet op een model of theorie
gebaseerd. Tijmsma en Boeije noemen dit een exploratieve hypothese. Deze hypothesen worden op
kwalitatieve wijze getoetst.
Stromingen in onderzoek
Drie verschillende stromingen van onderzoek worden behandeld. Bij elke onderzoeksmethode hoort
een bepaalde methode van dataverzameling. Dat wil zeggen dat binnen elke stroming bepaalde
onderzoek typen de voorkeur hebben en dat onderzoekers van die groep eenzelfde kijk hebben op
de uitgangspunten van wetenschappelijk onderzoek.
Empirisch-analytisch: Een eerste stroming neemt afstand tot de onderzoekseenheden, net als in de
onafhankelijke onderzoek houding. Met eenheden worden alle elementen bedoeld waarop het
onderzoek betrekking heeft. Empirisch wil zeggen dat een onderzoek verricht wordt door met behulp
van een bepaalde systematiek waar te nemen wat zich in de omgeving afspeelt. Empirie betekent
ervaring als bron van kennis. Deze stroming is analytisch omdat ze kritisch en rationeel naar haar
eigen resultaten kijkt. Onderzoeksresultaten blijven geldig tot het tegendeel wordt aangetoond.
Daarmee zijn resultaten van eerder onderzoek niet slechter van kwaliteit. Er zijn nieuwe gegevens
beschikbaar die tot andere resultaten leiden. Dit wordt voortgang van de wetenschap genoemd.
De onderzoekers binnen deze stroming willen graag objectief onderzoek verrichten en de
onderzoekssituatie zo veel mogelijk beheersen. Ze laten hierbij niks aan het toeval over, ze
ontwerpen een onderzoek dat herhaalbaar en controleerbaar is. Daarmee wordt bedoeld dat een
onderzoek, als het nog een keer uitgevoerd wordt met dezelfde opzet, tot vergelijkbare resultaten
zal leiden. Zij bekijken alle processen in hun onderzoek rationeel, ofwel, logisch doordacht.
Van tevoren wordt er al een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvragen op grond van
theorieën. Vervolgens wordt er getoetst of deze antwoorden overeenkomen of deze overeenkomen
met hun eigen gegevens. Dat doen zij door de werkelijkheid te bekijken.
Binnen deze stroming wordt veel fundamenteel onderzoek verricht, praktijkonderzoek vindt in deze
stroming niet veel plaats. Favoriete methoden van dataverzameling zijn onder andere het
experiment en de enquête; kwantitatief dus en deductief.
Interpretatief: Het woord zegt het al, interpretatief betekent dat men op zoek is naar de
interpretatie, de uitleg die personen aan een situatie geven en niet slechts naar de kale cijfers. Het
, onderzoek is over het algemeen kwalitatief en inductief van aard. De casestudy, de gefundeerde
theoriebenadering, onderwerp van kwalitatieve analyse kunnen in de interpretatieve stroming
geplaatst worden.
Interpretatief onderzoek is erg populair onder antropologen. Zij gaan bijvoorbeeld een tijd bij een
stam wonen en observeren hun gedrag. Ook in Nederland vinden onderzoeken binnen de
interpretatieve stroming plaats. Zo deed onderzoeker Godfried Engbersen samen met zijn collega`s in
de jaren tachtig en daarna onderzoek naar de leefomstandigheden van bepaalde werkelozen. Een
voorbeeld van meer empirisch onderzoek dat het Huygens instituut verricht, dit instituut analyseert
literatuur vanaf de middeleeuwen tot heden met als doel deze werken voor een breed publiek
toegankelijk te maken.
Kritisch-emancipatorisch: De derde onderzoek stroming, kritisch onderzoek, is niet uitgesproken
kwantitatief of kwalitatief. Elke dataverzamelingsmethode kan worden gebruikt, behalve het
experiment. Het woord kritisch geeft het uitgangspunt van deze stroming aan, betrokkenheid bij de
samenleving, praktijkgericht dus. In kritisch onderzoek wil men niet alleen maar kritisch naar de
maatschappij kijken, maar ook naar de eigen onderzoeksresultaten. De onderzoekers in deze
stroming willen bijdragen aan processen in de samenleving die de emancipatie van groepen
bevorderen. Vandaar de toevoeging emancipatorisch.
Hoewel deze stroming niet veel aanhangers kent, worden nog steeds elementen ervan in het
dagelijks onderzoek toegepast. Zo ligt de nadruk in onderzoek op observeren en ingrijpen. Een
onderzoeker zet zich samen met zijn opdrachtgevers in om een veranderingsproces op gang te
brengen. Dit wordt ook wel actie of handelingsonderzoek genoemd en vindt meestal plaats in de
vorm van een casestudy. De onderzoeker en de organisatie trekken samen op om een bepaalde
verandering in te zetten, te evalueren en waar nodig bij te stellen.
Kwaliteitscriteria van onderzoek
Er is een aantal criteria in wetenschappelijk onderzoek waaraan iedere onderzoeker zich houdt. Het
zijn de criteria die het wetenschappelijk kwaliteitsgehalte van onderzoek bepalen. Deze criteria
gelden ook in praktijkgericht onderzoek. Ook daarbij houdt de onderzoeker een aantal algemene
regels voor ogen. Sommige criteria zijn meer van toepassing op kwantitatief onderzoek, terwijl
andere criteria weer worden toegepast in kwalitatief onderzoek.
Onafhankelijkheid: Onderzoek is allereerst afhankelijk. Onafhankelijk van voorkeuren en meningen
van betrokken. Het kan zijn dat het management in een organisatie erbij gebaat is dat de interventies
een bepaalde richting aangeven, dat de organisatie wordt afgeleid van de werkelijke problemen. Dat
hoeft helemaal niet bewust te gebeuren, vaak hebben organisaties niet door waar de werkelijke
oorzaken van hun problemen liggen. Een onafhankelijk onderzoek kan deze oorzaken aan het licht
brengen, ervoor zorgen dat er een goede oplossing wordt bedacht en dat deze oplossing ook effect
heeft.
Objectiviteit kan niet altijd bereikt worden. Met name in kwalitatief onderzoek kan dit een probleem
zijn, omdat een kwalitatief onderzoeker vaak betrokken is bij de mensen of groepen die hij
onderzoekt. Daarom wordt vaak als criterium gebruikt dat intersubjectief moet zijn, onderzoekers
zijn het dan eens over de resultaten. Dat betekent dat onderzoek op dezelfde wijze opnieuw
uitgevoerd door een andere onderzoeker, tot vergelijkbare resultaten lijkt. Het is daarmee in de
eerste plaats herhaalbaar, verder bestaat er overeenstemming tussen de onderzoekers over de
resultaten.
Toetsbaarheid van uitspraken: Dit criterium is met name van toepassing op kwantitatief onderzoek.
Een doel van onderzoek is resultaten te krijgen over zaken die waarneembaar zijn in de