Hoorcollege 1 – 29/10/2019
Financial management:
Financial markets is waar het
geld vandaan komt (aandelen,
banken, etc.).
Waardecreatie: alleen
investeren in projecten die meer
waard zijn dan ze kosten.
Hoe creëer je waarde? (voorbeeld; rechts)
1) Bij uitgeven van aandelen (N (aantal aandelen = 350)*P (prijs = 10) = 3500) → EV =
3.500; Kas = 3.500.
2) Bij investeren → Waarde project = 4.375; Kas = 0; Prijs per
aandeel wordt 12,50; EV = 4.375. Waardecreatie van 2,50
per aandeel.
Voorbeeld Hyundai:
- Kas: 20 → 10 mld.
- Grond 30 → 33,3 mld.
- EV daalt met het verschil (6,7 mld.)
Vraagstukken die binnen Finance centraal staan: (1, 4 & 5 in finance 1)
- Investeringsvraagstuk (capital investment, capital budgeting decision).
- Het financieringsvraagstuk / vermogensstructuurvraagstuk (financing decision). (Hoe
financier je een overname?)
- het vraagstuk dat de samenhang tussen het investerings-en financieringsvraagstuk
betreft (financiële risico’s). (Hoe financier je aankoop van een huis? Wat is de
looptijd?)
- Het beleggingsvraagstuk (financial investment theory, portfoliotheory).
(aandelen/obligaties kopen.)
- Het prijsvormingsvraagstuk (asset pricing). (hoe weet je of de prijs voor een aandeel
de juiste prijs is?)
Koerswinstverhouding: koers van een aandeel delen door de winst per aandeel.
,Model van Hirshleifer:
1. Model van Hirshleifer zonder financiële markt en zonder reële markt.
2. Model van Hirshleifer met financiële markt maar zonder reële markt.
3. Model van Hirshleifer met zowel financiële markt als reële markt.
4. Separatietheorema van Fisher.
Financieel-economisch basisvraagstuk van een individu betreft de keuze tussen de
alternatieve aanwendingsmogelijkheden van het voor huidige consumptie beschikbare
inkomen.
Individu kan:
- Inkomen geheel of gedeeltelijk consumeren.
- Deel van het inkomen beleggen of aanwenden voor investeringen in de reële markt.
Model van Hirshleifer
Veronderstellingen:
- V1: Er wordt uitgegaan van een zekere wereld: het individu kent alle
beslissingsalternatievenen de daarbij behorende uitkomsten.
- V2: Er is sprake van een één-periode model waarin slechts twee tijdstippen van
belang zijn: het begin van de periode (nu, t=0) en het einde van de periode (straks,
later, t=1).
- V2: Het individu beschikt over een huidig inkomen CF0 en een toekomstig inkomen
CF1.
1.: Model van Hirshleifer zonder financiële markt en zonder reële markt
Op t=0 ontvang je CF0 en op t=1 CF1
Wat doe je?
- Op t=0 kan je CF0geheel, gedeeltelijk of niet consumeren.
- Houd je geld over dan stop je dat onder je matras en consumeer je dat samen met
CF1op t=1.
CF0 kan ook minder zijn → dan is CF1 ergens tussen 1.100 en 2.100.
,2.: Model van Hirshleifer met financiële markt maar zonder reële markt
V14: Elke participant kan onbeperkt bij- en uitlenen tegen de geldende risicovrije rentevoet
rf.
- CF0 = 1.000
- CF1 = 1.100
- r = 10%
Je kan 1.000 lenen (t1 1.100 aflossen en rente), maximaal consumeren t0 = 2.000
Max. consumptie t1 = 2.200 → 1.000 * 1+rf (1,1) + 1.100
Max. consumptie t1 = max. consumptie t0 * 1+rf.
- CF0 = 1.000
- CF1 = 2.100
- r = 5%
Max. consumptie t0 = 3.000 → 2.100/1,05 + 1.000
Max. consumptie t1 = 3.150 → 1.000*1,05 + 2.100
Of t0*1+rf → 3.000*1,05
Indien we veronderstellen dat het individu zijn voorkeuren voor de
verschillende consumptiecombinaties (C0,C1) consequent kan
ordenen en deze via zijn nutsfunctie kan waarderen, dan kunnen
we indifferentiecurven afleiden.
Een indifferentiecurve geeft consumptie-combinaties weer die voor een bepaald individu
evenveel nut hebben.
a1: als een individu nóg minder wil consumeren op t0, moet
deze om t1 veel meer consumeren.
Helling noemen we marginale substitutieverhouding tussen
huidige en toekomstige consumptie.
, - CF0 = 1.000 C0 max = 3.000
- CF1 = 2.100 C1 max = 3.150
- r = 5% (zie vragen hierboven)
- C0 = 1.500
Max. consumptie t1 = 1.575 → 2.100 – 500*1,05
Hoorcollege 2 – 30/10/2019
3.: Hirshleifer-model met financiële en reële markt
Marginale opbrengst per geïnvesteerde
euro wordt steeds kleiner.
Als rendement op een investering groter
is dan de rente van het geleende geld,
blijven investeren. Hierna stoppen, anders
maak je verlies op een project. Optimale
punt om te stoppen is als rendement van
een investering gelijk is aan de te betalen
rente.
(groene lijn is optimale investeringsuitgave (i), rood is opbrengst.)
Rf= 5%
i0=500
Opbrengst t1 = 630
Lenen t0 = 500
Terugbetalen t1 = 500*1,05 = 525
Over op t1 = 630-525 = 105
630/1,05 = 600 (contante waarde)
Leen 600; investeer 500 (630 terugbetalen); 100 nu consumeren
100 is NCW (netto contante waarde)
NCW = -i + opbrengst t1/1+rf = -500 + 630/1,05 = 100
vraag
CF0 = 1.000 zonder reële markt gold:
CF1 = 2.100 C0 max = 3000
Rf = 5% C1 max = 3150
Investering t0 = 500
Opbrengst t1 = 630
Maximale consumptie t0 = 3.100
Op t0 investeer je 500. Consumptie t0 is maximaal als je niet consumeert op t1.
t0 maximaal lenen.
- Opbrengst is 630 (630/1,05 =) 600 lenen.
- CF1 is 2.100. Leen nog een (2.100/1,05=) 2.000
- 2.600 lenen op t0
Totaal op t0 is 1.000 (CF0) + 2.600 (lenen) – 500 (investering) = 3.100
OF: C0 max – CF0 + CF1/1,05 + NCW = 1.000 + 2.100/1,05 + 100 = 3.100
Maximale consumptie op t1 = 3.100 * 1,05 = 3.255
, OF: op t0 investeer je 500. Consumptie op t1 is max als je niet consumeert op t0. Houdt 500
over of uit te lenen (1.000 – 500).
Uitgeleende bedrag + rente = 525
CF1 = 2.100
Opbrengst van de investering = 630
Totaal = 3.255 (t1 maximale consumptie).
EA investeer je (500)
EF is opbrengst (630)
NCW is AG (100); BH is 105
Nieuwe indifferentiecurve is HG
Separatie theorema van Fisher
Stap 1: Eerst kiest individu het optimale investeringsniveau.
Marginaal rendement = rentevoet (opportunity cost of capital).
Stap 2: Daarna kiest men de optimale consumptiecombinatie.
Concepten:
1. Tijdsaspect
2. Risico-aspect
3. Law of one price & Arbitrage
Tijdsaspect:
Persoon A biedt aan om over een jaar €55 te betalen. → accepteren.
A wil nu geld voor zijn aanbod → maximaal bereid te betalen is 55/1+rf (1,1) = €50.
Bij een rente van 10% is 55 over een jaar nu 50 waard → contante waarde.